ECLI:NL:RBAMS:2023:3309

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 maart 2023
Publicatiedatum
25 mei 2023
Zaaknummer
13/153424-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling met zwaar lichamelijk letsel door het gooien van een glas

Op 16 maart 2023 vond de terechtzitting plaats in de Rechtbank Amsterdam, waar de verdachte werd aangeklaagd voor mishandeling van de benadeelde partij, [persoon 1], op 12 maart 2022 in een nachtclub in Amsterdam. De verdachte, die zich in een angstige situatie bevond, gooide een glas in de richting van de benadeelde partij, wat resulteerde in een blijvend litteken op haar gezicht. De politierechter, A.A. Spoel, behandelde de zaak en hoorde de verklaringen van de verdachte, getuigen en de officier van justitie. De verdachte verklaarde dat zij zich bedreigd voelde door de benadeelde partij en dat haar handeling niet bedoeld was om te verwonden. De officier van justitie betoogde dat er sprake was van opzet en dat de verdachte strafbaar was. De verdediging voerde aan dat de verdachte handelde uit noodweer, maar de politierechter verwierp dit argument. Uiteindelijk oordeelde de politierechter dat de verdachte niet strafbaar was, omdat zij handelde vanuit een verontschuldigbare gemoedsbeweging. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding.

Uitspraak

proces-verbaal

RECHTBANK AMSTERDAM

Sector Strafrecht
Parketnummer: 13/153424-22
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de politierechter in bovengenoemde rechtbank op 16 maart 2023.
Tegenwoordig zijn:
mr. A.A. Spoel, politierechter en
mr. N. Heida, griffier.
Het Openbaar Ministerie wordt vertegenwoordigd door mr. S.M. van der Veen, officier van justitie.
De politierechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte antwoordt op de vragen van de politierechter te zijn:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
wonende op het adres [adres] .
Als raadsvrouw van verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. Z. Boufadiss, advocaat te Amsterdam.
De benadeelde partij [persoon 1] is eveneens ter terechtzitting aanwezig. Zij wordt bijgestaan door mr. M.J. Hamer en mr. H.H. Helleman, advocaten te Bussum.
De politierechter zegt tegen verdachte dat zij niet tot antwoorden verplicht is en goed moet opletten.
De officier van justitie draagt de zaak voor en maakt melding van de vordering van de benadeelde partij.
Voor zover op deze terechtzitting verklaringen zijn afgelegd, zijn deze steeds zakelijk weergegeven.
De politierechter deelt de inhoud van de stukken van het dossier mee, waaronder:
1.
Een proces-verbaal van aangifte inclusief bijlagen met nummer PL1300-2022052940-2 van 18 maart 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 1] , doorgenummerde pagina’s 3-19, inhoudende de aangifte van [persoon 1] .
2.
Een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer PL1300-2022052940-5 van 27 mei 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 2] , doorgenummerde pagina’s 39-45.
3.
Een proces-verbaal van bevindingen inclusief fotobijlagen met nummer PL1300-2022052940-3 van 23 maart 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 2] , doorgenummerde pagina’s 23-29, inhoudende de beschrijving van de camerabeelden.
4.
Een proces-verbaal van bevindingen inclusief fotobijlagen met nummer PL1300-2022052940-4 van 23 maart 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 2] , doorgenummerde pagina’s 30-34, inhoudende de beschrijving van de camerabeelden.
5.
De processen-verbaal van verhoor van getuigen [getuige 1] , [persoon 1] en [getuige 2] van 6 december 2022, en getuige [getuige 3] van 9 januari 2023 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank.
De verdachte verklaart:
Op 12 maart 2023 was ik in de nachtclub [nachtclub] in Amsterdam. Ik kwam daar rond 1 uur ’s nachts binnen met een vriendin van mij, genaamd [getuige 2] , en een vriendin van [getuige 2] . Zij wilden graag hun jassen ophangen in de garderobe, maar ik hield mijn jas bij mij. Ik zag dat [persoon 1] (hierna: aangeefster) en [getuige 3] ook in de nachtclub aanwezig waren. Toen wij vanaf de garderobe terugliepen, kreeg ik een harde duw in mijn rug. Ik besloot om hier niets van te zeggen, en om ver weg van aangeefster en [getuige 3] te gaan staan. Ik vertelde [getuige 2] dat ik naar huis wilde. We zouden één drankje bestellen, en daarna naar huis gaan. Aangeefster zocht constant oogcontact met mij. Er hing een grimmige sfeer, dus besloten we na een toiletbezoek al te vertrekken.
Ik zag dat aangeefster doorhad dat wij richting het toilet liepen. Ik had mijn glas meegenomen, zodat niemand er iets in kon gooien. Ik was eerder klaar dan [getuige 2] en haar vriendin. Met mijn glas in mijn hand wachtte ik met mijn rug tegen de muur tot zij klaar waren, terwijl ik de linkerkant van de gang nauwlettend in de gaten hield. Toen [getuige 2] het hokje uitkwam en mij vroeg of ik haar glas wilde vasthouden, verloor ik een moment mijn focus op de gang. Toen ik opkeek, zag ik aangeefster en [getuige 3] op mij afkomen. Aangeefster liep met versnelde pas, op een agressieve manier, naar mij toe. Zij had haar arm op schouderhoogte recht vooruit gestrekt richting mij. Toen zij op mij afliep, bleef zij het volgende herhalen: “Kijk je kankerhoer daar staan”. Ik denk dat er op dat moment ongeveer 5 tot 6 meter tussen ons zat. Ik stond met twee middelzware glazen in mijn hand in een doodlopende gang. Op dat moment bekroop mij, door alle eerdere bedreigingen en intimidaties, angst en paniek. Ik was bang voor aangeefster, maar ook voor [getuige 3] . [getuige 3] heeft mij eerder in levensbedreigende situaties gebracht. Ik zag iets glimmen in de hand van aangeefster. Ik wilde vluchten, maar ik kon geen kant op. Om de uitgang te bereiken moest ik naar voren stappen, en aangeefster passeren. Terwijl ik naar voren stapte, gooide ik ter afleiding de inhoud van mijn glas in het gezicht van aangeefster, zodat ik mij naar de uitgang kon bewegen.
U, politierechter, vraagt mij hoe deze beweging eruit zag. Ik duwde met een onderhandse beweging. Ik had een split second om na te denken. Het is nooit mijn intentie geweest om haar te verwonden. Ik was angstig en in paniek. Ik vreesde voor mijn leven. Zij opende binnen handbereik een duidelijke aanval op mij. Ik weet niet meer of het glas mijn hand heeft verlaten. Ik heb daar ook geen moment over nagedacht. Ik ben zo snel mogelijk weggegaan. U, politierechter houdt mij voor dat [getuige 2] bij de rechter-commissaris als getuige is gehoord. [getuige 2] heeft verklaard dat aangeefster mij wellicht wilde uitlokken, maar dat ik haar niet had mogen slaan. Het was echter nooit mijn intentie om aangeefster te raken. Ik kende [getuige 2] nog niet lang. Zij weet vrijwel niets van de voorgeschiedenis tussen aangeefster en mij.
U, politierechter vraagt mij of ik met [getuige 2] de getuige [getuige 2] bedoel. Dat klopt. U vraagt mij of ik met [getuige 3] de getuige [getuige 3] bedoel. Dat klopt.
Desgevraagd geeft de officier van justitie aan geen vragen en/of opmerkingen te hebben ten aanzien van het tenlastegelegde, en geen verdere stukken voorgehouden te willen zien.
De raadsvrouw van verdachte voert het woord:
Ik wijs op pagina 23 van het procesdossier, waarin verbalisant zijn bevindingen van het uitkijken van de camerabeelden heeft neergelegd. Verbalisant beschrijft dat verdachte met haar rug tegen de muur bij de deuropening stond, en dat zij beide handen naar voren duwde. Nergens wordt gesproken over een gooiende beweging.
De politierechter maakt melding van de vordering van de benadeelde partij [persoon 1] .
De benadeelde partij maakt gebruik van haar spreekrecht.De slachtofferverklaring is als bijlage (bijlage 1) aan dit proces-verbaal gehecht. De inhoud daarvan dient als hier ingelast te worden beschouwd.
Opmerking griffier:de benadeelde partij loopt naar voren en toont het litteken op haar gezicht aan de politierechter en de officier van justitie.
De politierechter deelt mede:
Ik zie iets roods op de bovenlip.
De officier van justitie deelt mede:
Ik zie twee streepjes op de bovenlip. Het lijken net twee kleine tandjes.
De benadeelde partij licht de vordering toe die al eerder is ingediend door middel van het voorgeschreven formulier.
De raadsvrouw van de benadeelde partij voert het woord:
Mijn cliënt werkt 40 uur per week bij een makelaarskantoor. Normaliter geeft een werkgever vrij voor medische behandelingen. Mijn cliënt had echter al veel vrije dagen opgenomen, dus moest zij voor deze behandelingen extra uren opnemen. Deze uren wenst zij ook vergoed te zien. De salarisspecificatie (bijlage 13 bij het verzoek tot schadevergoeding) is deels weggelakt, aangezien het inkomen van mijn cliënt mijns inziens niet relevant is. Mij is niet bekend dat mijn cliënt en verdachte contact hebben gehad, maar mijn cliënt heeft aangegeven bang te zijn dat verdachte na deze zitting wel contact met haar zal opnemen. Daarom verzoek ik u een contactverbod op te leggen, tezamen met een locatieverbod, inhoudende dat verdachte zich niet binnen een straal van 100 meter rondom de woning van mijn cliënt zal begeven. Verdachte heeft geen enkele reden om zich in de straat waar mijn cliënt woonachtig is te begeven.
De officier van justitie en de raadsvrouw worden in de gelegenheid gesteld vragen te stellen omtrent de vordering van de benadeelde partij.
De officier van justitie deelt mede:
Het is mij niet geheel duidelijk waar de bedragen uitgegeven aan Skin Improvement & Beauty en Dermatix op zien.
De benadeelde partij licht toe:
De producten die ik bij Dermatix heb aangeschaft, gebruik ik voor mijn lip. De producten die ik bij Skin Improvement & Beauty heb aangeschaft, gebruik ik voor mijn gehele gezicht. De behandelingen die ik heb ondergaan zijn enkel om het litteken bij mijn lip te behandelen. Het litteken op mijn voorhoofd is al niet meer te behandelen.
De raadsvrouw van verdachte merkt op:
De benadeelde partij stelt dat het litteken op haar voorhoofd onbehandelbaar is, maar in het dossier staat vermeld dat zij nog gebruik kan maken van laserbehandelingen.
De officier van justitie wendt zich tot de verdachte en vraagt verdachte naar haar standpunt ten aanzien van het gevorderde contact- en locatieverbod.
De verdachte verklaart:
Mijn sportschool zit vlakbij de [straat] , maar verder hoef ik nooit in die straat te komen. Ik ben niet van plan om contact met haar op te nemen.
De politierechter bespreekt de persoonlijke omstandigheden, waaronder:
- een uittreksel uit de justitiële documentatie van 15 februari 2023 betreffende verdachte;
- een reclasseringsadvies van 18 oktober 2022, opgemaakt door mevrouw [persoon 3] , reclasseringswerker.
De verdachte verklaart:
Ik ben een alleenstaande moeder. Ik werk fulltime als ambtenaar. Een veroordeling kan van invloed zijn op mijn werk.
Desgevraagd geven de officier van justitie en de raadsvrouw aan geen vragen en/of opmerkingen te hebben met betrekking tot de persoonlijke omstandigheden.
De officier van justitie voert het woord:
De eerste vraag die moet worden beantwoord, is of er sprake is van letsel, en of het geconstateerde letsel als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt. Een jaar na de mishandeling heeft aangeefster een duidelijk zichtbaar litteken in haar gezicht. Deze verminking gaat niet meer weg. Mijns inziens is er dan ook sprake van zwaar lichamelijk letsel. De tweede vraag die moet worden beantwoord, is of verdachte het letsel opzettelijk heeft toegebracht. Door op deze wijze en afstand een glas in het gezicht van aangeefster te duwen, heeft verdachte de aanmerkelijke kans aanvaard dat het glas stuk zou gaan en zwaar lichamelijk letsel in het gezicht van aangeefster zou veroorzaken. Ik stel mij op het standpunt dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Wat mij betreft is verdachte daar ook strafbaar voor. Uit het dossier blijkt dat er geen sprake was van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding. Er bestond geen situatie waarin verdachte zich moest verdedigen, waardoor verdachte geen beroep op noodweer toekomt. Om diezelfde reden kan een beroep op noodweerexces ook niet slagen. Bovendien blijkt uit het dossier niet dat verdachte uit een hevige gemoedsbeweging heeft gehandeld. Ten slotte komt verdachte geen beroep op putatief noodweer toe. Verdachte heeft niet verschoonbaar gedwaald over het bestaan van een noodweersituatie. Verdachte stelt dat zij iets zag glimmen in de hand van aangeefster, maar geen van de overige aanwezigen heeft dat gezien. Niet wordt betwist dat aangeefster verdachte heeft uitgescholden of een beweging heeft gemaakt met haar arm. Objectief gezien levert dit echter geen gerechtvaardigde dwaling op.
Ten aanzien van de strafeis houd ik rekening met de context waarin de mishandeling is gepleegd. De richtlijnen van het Openbaar Ministerie en de uitgangspunten zoals vastgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) schrijven een forse (onvoorwaardelijke) gevangenisstraf voor. Dit acht ik, mede gezien de voorgeschiedenis tussen verdachte en aangeefster, niet passend. Ik vorder daarom:
  • een taakstraf voor de duur van 150 uren, te vervangen door 75 dagen hechtenis;
  • een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren;
  • gedeeltelijke toewijzing van de vordering benadeelde partij tot een bedrag van
  • niet-ontvankelijkverklaring voor de overige gevorderde immateriële schade (kosten dermatrix, deel van de kosten skin improvement en de verlofuren);
  • afwijzing van het contactverbod zoals bedoeld in artikel 38v, tweede lid, onder b;
  • toewijzing van het locatieverbod zoals bedoeld in artikel 38v, tweede lid, onder a;
  • de dadelijke uitvoerbaarheid van het locatieverbod voor de duur van 2 jaren, met vervangende hechtenis voor de duur van 2 dagen voor iedere keer dat verdachte de maatregel overtreedt.
De officier van justitie legt de vordering over aan de politierechter.
De raadsvrouw van verdachte voert het woordovereenkomstig de pleitnota, die als bijlage (bijlage 2) aan dit proces-verbaal is gehecht. De inhoud daarvan dient als hier ingelast te worden beschouwd.
De raadsvrouw van de benadeelde partij wordt in de gelegenheid gesteld te reageren. Zij voert het woord als volgt:
De raadsvrouw haalt het overzichtsarrest vordering benadeelde partij (ECLI:NL:2019:793) aan. Uit dat arrest blijkt dat sprake kan zijn van psychisch lijden, indien de aard en de ernst van het litteken meebrengen dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Daarnaast is het te kort door de bocht om te stellen dat mijn cliënt geen psychische hulp heeft gezocht. Uit bijlage 7 van het verzoek tot schadevergoeding blijkt dat cliënt een praktijkondersteuner heeft bezocht, en dat haar EMDR is aanbevolen. Mijn cliënt heeft het verplichte eigen risico betaald, aangezien zij haar eigen risico voor het incident nog niet had verbruikt. Daarnaast heeft zij reiskosten gemaakt om de dokter, slachtofferhulp en het ziekenhuis te bezoeken. Ten slotte krijgen werknemers geen vrij voor bezoeken aan de psycholoog, dus heeft zij verlofuren op moeten nemen. Ik verzoek u alle voornoemde gevorderde kosten toe te wijzen.
De officier van justitie geeft aan dat zij geen behoefte heeft om in repliek te reageren.
De politierechter geeft verdachte het laatste woord. De verklaring van verdachte is als bijlage (bijlage 3) aan dit proces-verbaal gehecht. De inhoud daarvan dient als hier ingelast te worden beschouwd.
De politierechter sluit het onderzoek en wijst na een korte schorsing mondeling vonnis.

AANTEKENING VAN HET MONDELING VONNIS

De tenlastelegging

Aan verdachte is primair ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 12 maart 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland,
aan [persoon 1]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten een blijvend en/of ontsierend litteken in het aangezicht, heeft toegebracht door een glas, althans een (scherp en/of hard) voorwerp (met kracht)te gooien en/of slaan tegen het gezicht van die [persoon 1] ;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
zij op of omstreeks 12 maart 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [persoon 1]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
een glas, althans een (scherp en/of hard) voorwerp (met kracht) heeft gegooid en/of geslagen tegen het gezicht van die [persoon 1] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 12 maart 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland,
[persoon 1] heeft mishandeld door een glas, althans een (scherp en/of hard) voorwerp (met kracht) tegen het gezicht van die [persoon 1] te gooien en/of slaan,
terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een blijvend en/of ontsierend litteken in het aangezicht ten gevolge heeft gehad.

De formele voorvragen

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De politierechter is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging. Er zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging.

Alle gebruikte bewijsmiddelen en andere gronden voor de bewezenverklaring

Uit de in het dossier opgenomen bewijsmiddelen volgen de feiten en omstandigheden op grond waarvan de politierechter heeft beslist dat verdachte het meer subsidiair tenlastegelegde en hierna bewezen verklaarde feit heeft begaan. De politierechter overweegt hiertoe als volgt.
Op basis van het procesdossier stelt de politierechter vast dat verdachte een glas tegen het gezicht van aangeefster heeft gegooid. De verklaring van aangeefster vindt op dit punt voldoende steun in de andere bewijsmiddelen. Zo bevestigt de vriendin van verdachte, [getuige 2] (lees: [getuige 2] ), bij de rechter-commissaris dat aangeefster naar verdachte wees en iets riep, waarop verdachte het glas tegen het gezicht van aangeefster heeft gegooid. Het letsel dat ten gevolge hiervan bij aangeefster is ontstaan is aan te merken als zwaar lichamelijk letsel. Het duidelijk zichtbare letsel op haar lip is ontsierend, en blijvend van aard.
Verdachte heeft verklaard dat zij in een ‘split second’ heeft gehandeld, en dat zij de inhoud van haar glas naar aangeefster wilde gooien. Het was niet haar bedoeling aangeefster met het glas te verwonden, over de consequenties van haar handeling heeft zij niet nagedacht, aldus verdachte. De politierechter vindt de verklaring van verdachte geloofwaardig, aangezien het dossier voldoende aanknopingspunten bevat die het verhaal van verdachte ondersteunen. Van opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel is daarmee geen sprake, ook niet in voorwaardelijke zin. De politierechter verwijst naar een vergelijkbare zaak (ECLI:NL:HR: 2014:2767) waarin de Hoge Raad heeft geoordeeld dat de omstandigheid dat een verdachte een werpbeweging maakt en daarbij een glas laat vallen, en deze verdachte bekend was met het risico dat dat zou gebeuren, onvoldoende grond vormt voor het oordeel dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat iemand daardoor zwaar lichamelijk letsel zou bekomen. Ook van verdachte kan naar het oordeel van de politierechter niet worden gezegd dat zij de aanmerkelijke kans op toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bewust heeft aanvaard. Gelet hierop dient verdachte te worden vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde feit.
Wel heeft verdachte opzettelijk een beweging richting aangeefster gemaakt terwijl zij een glas in haar hand had, met de bedoeling haar af te schrikken. Daarbij heeft verdachte, zo blijkt uit haar verklaring bij de politie, zich gerealiseerd dat daardoor drank in de ogen van aangeefster zou kunnen komen, en aangeefster daardoor pijn zou kunnen ondervinden. Aldus kwalificeert het handelen van verdachte als mishandeling met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg.

De bewezenverklaring

De politierechter acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, bewezen dat verdachte
op 12 maart 2022 te Amsterdam,
[persoon 1] heeft mishandeld door een glas
(met kracht) tegen het gezicht van die [persoon 1] te gooien,
terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een blijvend en ontsierend litteken in het aangezicht, ten gevolge heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de politierechter niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid

De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat aan alle vereisten voor een beroep op noodweer is voldaan, zodat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken. Subsidiair verzoekt de raadsvrouw verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging, aangezien verdachte een geslaagd beroep op noodweerexces dan wel putatief noodweer toekomt.
Noodweer
Voor een geslaagd beroep op noodweer is vereist dat de verdediging is gericht tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van het eigen lijf of een anders lijf, eerbaarheid of goed. De verklaring van de vriendin van verdachte, [getuige 2] (lees: [getuige 2] ), bevestigt het verhaal van verdachte in de zin dat aangeefster naar verdachte wees en iets riep, waarop verdachte in een split second het glas tegen het gezicht van aangeefster heeft gegooid. Niet gebleken is dat er vlak voor of op het moment van het gooien van het glas sprake was van een gedraging door aangeefster die kan worden aangemerkt als een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding of een dreigend gevaar jegens verdachte. De politierechter verwerpt daarom het beroep op noodweer.
Noodweerexces
Een beroep op noodweerexces kan alleen slagen indien sprake is van een aanranding waarbij de grenzen van noodzakelijke verdediging zijn overschreden als gevolg van een hevige gemoedsbeweging veroorzaakt door de aanranding. Nu niet aannemelijk is geworden dat sprake is geweest van een noodweersituatie, verwerpt de politierechter tevens het beroep op noodweerexces.
Putatief noodweer(exces)
Ten aanzien van het beroep op putatief noodweer geldt dat verdachte verschoonbaar moet hebben gedwaald ten aanzien van het bestaan van een noodweersituatie. Daartoe dient te worden vastgesteld dat verdachte in redelijkheid kon en mocht menen dat zij zich moest verdedigen op de wijze zoals zij heeft gedaan, omdat zij zich het dreigende gevaar heeft ingebeeld, dan wel de aard van de dreiging verkeerd heeft beoordeeld.
Uit het reclasseringsadvies omtrent verdachte blijkt dat verdachte al geruime tijd kampt met angst- en paniekgevoelens jegens aangeefster. Verdachte is meerdere malen op bezoek geweest bij de huisarts en de praktijkondersteuner, en is tevens doorverwezen naar een (online) psycholoog. De politierechter vindt mede op grond van deze feiten en omstandigheden voldoende aannemelijk geworden dat verdachte daadwerkelijk, maar achteraf ten onrechte, in de veronderstelling heeft verkeerd dat er sprake was van een dreigend gevaar van een onmiddellijke wederrechtelijke aanranding. Hiertoe weegt de politierechter in het voordeel van verdachte mee dat zij de verklaring van aangeefster niet op alle punten geloofwaardig acht. Aangeefster heeft verklaard dat zij en verdachte elkaar niet kenden, en dat zij elkaar voor het incident nog nooit hadden gesproken. Uit de verklaring die getuige [getuige 1] heeft afgelegd, blijkt echter dat verdachte en aangeefster elkaar al wel kenden. Dat aangeefster hier niet eerlijk over is geweest, maakt het verhaal van verdachte aannemelijker. Daar komt nog bij dat aangeefster op dat moment samen met [getuige 3] in haar richting kwam. Verdachte was geneigd om te denken dat de confrontatie uit de hand zou lopen. Deze inschattingsfout kan haar naar het oordeel van de politierechter niet worden verweten.
Hoewel verdachte verontschuldigbaar heeft gedwaald ten aanzien van het bestaan van een noodweersituatie, oordeelt de politierechter dat het handelen van verdachte als buitenproportioneel moet worden aangemerkt. Er bestond geen reden om aangeefster op deze wijze toe te takelen. Nu niet aan het proportionaliteitsvereiste is voldaan, slaagt het beroep op putatief noodweer evenmin.
Al met al brengt het voorgaande de politierechter tot het oordeel dat het beroep op putatief noodweer niet slaagt, maar dat verdachte wel een beroep op putatief noodweerexces toekomt.
Ten aanzien van een beroep op putatief noodweerexces geldt dat bij verdachte sprake moet zijn van een verontschuldigbare overschrijding van de grenzen van noodzakelijke verdediging. Dat is slechts aan de orde als verdachte door een hevige door de veronderstelde dreiging van de aanranding veroorzaakte gemoedsbeweging verder gaat in de verdediging dan geboden is. De politierechter vindt het aannemelijk, ook gelet op hetgeen verdachte over de voorgeschiedenis tussen haar en aangeefster en [getuige 3] heeft verklaard, dat de confrontatie tussen aangeefster en verdachte bij verdachte een hevige gemoedsbeweging heeft veroorzaakt, en dat zij vanuit die hevige gemoedsbeweging het glas in het gezicht van aangeefster heeft gegooid.
Het (impliciete) beroep op putatief noodweerexces slaagt. Verdachte is ter zake van het bewezenverklaarde niet strafbaar en zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

DE UITSPRAAK

De politierechter verklaart het meer subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:

mishandeling, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft

Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezene niet strafbaar en ontslaat haar van alle rechtsvervolging ter zake daarvan.
Bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding.
De politierechter zegt tegen verdachte dat zij binnen 14 dagen hoger beroep kan instellen tegen dit vonnis en maakt haar opmerkzaam op het recht ter terechtzitting van dat rechtsmiddel afstand te doen.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de politierechter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.