proces-verbaal
RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/153424-22
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de politierechter in bovengenoemde rechtbank op 16 maart 2023.
Tegenwoordig zijn:
mr. A.A. Spoel, politierechter en
mr. N. Heida, griffier.
Het Openbaar Ministerie wordt vertegenwoordigd door mr. S.M. van der Veen, officier van justitie.
De politierechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte antwoordt op de vragen van de politierechter te zijn:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
wonende op het adres [adres] .
Als raadsvrouw van verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. Z. Boufadiss, advocaat te Amsterdam.
De benadeelde partij [persoon 1] is eveneens ter terechtzitting aanwezig. Zij wordt bijgestaan door mr. M.J. Hamer en mr. H.H. Helleman, advocaten te Bussum.
De politierechter zegt tegen verdachte dat zij niet tot antwoorden verplicht is en goed moet opletten.
De officier van justitie draagt de zaak voor en maakt melding van de vordering van de benadeelde partij.
Voor zover op deze terechtzitting verklaringen zijn afgelegd, zijn deze steeds zakelijk weergegeven.
De politierechter deelt de inhoud van de stukken van het dossier mee, waaronder:
1.
Een proces-verbaal van aangifte inclusief bijlagen met nummer PL1300-2022052940-2 van 18 maart 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 1] , doorgenummerde pagina’s 3-19, inhoudende de aangifte van [persoon 1] .
2.
Een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer PL1300-2022052940-5 van 27 mei 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 2] , doorgenummerde pagina’s 39-45.
3.
Een proces-verbaal van bevindingen inclusief fotobijlagen met nummer PL1300-2022052940-3 van 23 maart 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 2] , doorgenummerde pagina’s 23-29, inhoudende de beschrijving van de camerabeelden.
4.
Een proces-verbaal van bevindingen inclusief fotobijlagen met nummer PL1300-2022052940-4 van 23 maart 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 2] , doorgenummerde pagina’s 30-34, inhoudende de beschrijving van de camerabeelden.
5.
De processen-verbaal van verhoor van getuigen [getuige 1] , [persoon 1] en [getuige 2] van 6 december 2022, en getuige [getuige 3] van 9 januari 2023 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank.
De verdachte verklaart:
Op 12 maart 2023 was ik in de nachtclub [nachtclub] in Amsterdam. Ik kwam daar rond 1 uur ’s nachts binnen met een vriendin van mij, genaamd [getuige 2] , en een vriendin van [getuige 2] . Zij wilden graag hun jassen ophangen in de garderobe, maar ik hield mijn jas bij mij. Ik zag dat [persoon 1] (hierna: aangeefster) en [getuige 3] ook in de nachtclub aanwezig waren. Toen wij vanaf de garderobe terugliepen, kreeg ik een harde duw in mijn rug. Ik besloot om hier niets van te zeggen, en om ver weg van aangeefster en [getuige 3] te gaan staan. Ik vertelde [getuige 2] dat ik naar huis wilde. We zouden één drankje bestellen, en daarna naar huis gaan. Aangeefster zocht constant oogcontact met mij. Er hing een grimmige sfeer, dus besloten we na een toiletbezoek al te vertrekken.
Ik zag dat aangeefster doorhad dat wij richting het toilet liepen. Ik had mijn glas meegenomen, zodat niemand er iets in kon gooien. Ik was eerder klaar dan [getuige 2] en haar vriendin. Met mijn glas in mijn hand wachtte ik met mijn rug tegen de muur tot zij klaar waren, terwijl ik de linkerkant van de gang nauwlettend in de gaten hield. Toen [getuige 2] het hokje uitkwam en mij vroeg of ik haar glas wilde vasthouden, verloor ik een moment mijn focus op de gang. Toen ik opkeek, zag ik aangeefster en [getuige 3] op mij afkomen. Aangeefster liep met versnelde pas, op een agressieve manier, naar mij toe. Zij had haar arm op schouderhoogte recht vooruit gestrekt richting mij. Toen zij op mij afliep, bleef zij het volgende herhalen: “Kijk je kankerhoer daar staan”. Ik denk dat er op dat moment ongeveer 5 tot 6 meter tussen ons zat. Ik stond met twee middelzware glazen in mijn hand in een doodlopende gang. Op dat moment bekroop mij, door alle eerdere bedreigingen en intimidaties, angst en paniek. Ik was bang voor aangeefster, maar ook voor [getuige 3] . [getuige 3] heeft mij eerder in levensbedreigende situaties gebracht. Ik zag iets glimmen in de hand van aangeefster. Ik wilde vluchten, maar ik kon geen kant op. Om de uitgang te bereiken moest ik naar voren stappen, en aangeefster passeren. Terwijl ik naar voren stapte, gooide ik ter afleiding de inhoud van mijn glas in het gezicht van aangeefster, zodat ik mij naar de uitgang kon bewegen.
U, politierechter, vraagt mij hoe deze beweging eruit zag. Ik duwde met een onderhandse beweging. Ik had een split second om na te denken. Het is nooit mijn intentie geweest om haar te verwonden. Ik was angstig en in paniek. Ik vreesde voor mijn leven. Zij opende binnen handbereik een duidelijke aanval op mij. Ik weet niet meer of het glas mijn hand heeft verlaten. Ik heb daar ook geen moment over nagedacht. Ik ben zo snel mogelijk weggegaan. U, politierechter houdt mij voor dat [getuige 2] bij de rechter-commissaris als getuige is gehoord. [getuige 2] heeft verklaard dat aangeefster mij wellicht wilde uitlokken, maar dat ik haar niet had mogen slaan. Het was echter nooit mijn intentie om aangeefster te raken. Ik kende [getuige 2] nog niet lang. Zij weet vrijwel niets van de voorgeschiedenis tussen aangeefster en mij.
U, politierechter vraagt mij of ik met [getuige 2] de getuige [getuige 2] bedoel. Dat klopt. U vraagt mij of ik met [getuige 3] de getuige [getuige 3] bedoel. Dat klopt.
Desgevraagd geeft de officier van justitie aan geen vragen en/of opmerkingen te hebben ten aanzien van het tenlastegelegde, en geen verdere stukken voorgehouden te willen zien.
De raadsvrouw van verdachte voert het woord:
Ik wijs op pagina 23 van het procesdossier, waarin verbalisant zijn bevindingen van het uitkijken van de camerabeelden heeft neergelegd. Verbalisant beschrijft dat verdachte met haar rug tegen de muur bij de deuropening stond, en dat zij beide handen naar voren duwde. Nergens wordt gesproken over een gooiende beweging.
De politierechter maakt melding van de vordering van de benadeelde partij [persoon 1] .
De benadeelde partij maakt gebruik van haar spreekrecht.De slachtofferverklaring is als bijlage (bijlage 1) aan dit proces-verbaal gehecht. De inhoud daarvan dient als hier ingelast te worden beschouwd.
Opmerking griffier:de benadeelde partij loopt naar voren en toont het litteken op haar gezicht aan de politierechter en de officier van justitie.
De politierechter deelt mede:
Ik zie iets roods op de bovenlip.
De officier van justitie deelt mede:
Ik zie twee streepjes op de bovenlip. Het lijken net twee kleine tandjes.
De benadeelde partij licht de vordering toe die al eerder is ingediend door middel van het voorgeschreven formulier.
De raadsvrouw van de benadeelde partij voert het woord:
Mijn cliënt werkt 40 uur per week bij een makelaarskantoor. Normaliter geeft een werkgever vrij voor medische behandelingen. Mijn cliënt had echter al veel vrije dagen opgenomen, dus moest zij voor deze behandelingen extra uren opnemen. Deze uren wenst zij ook vergoed te zien. De salarisspecificatie (bijlage 13 bij het verzoek tot schadevergoeding) is deels weggelakt, aangezien het inkomen van mijn cliënt mijns inziens niet relevant is. Mij is niet bekend dat mijn cliënt en verdachte contact hebben gehad, maar mijn cliënt heeft aangegeven bang te zijn dat verdachte na deze zitting wel contact met haar zal opnemen. Daarom verzoek ik u een contactverbod op te leggen, tezamen met een locatieverbod, inhoudende dat verdachte zich niet binnen een straal van 100 meter rondom de woning van mijn cliënt zal begeven. Verdachte heeft geen enkele reden om zich in de straat waar mijn cliënt woonachtig is te begeven.
De officier van justitie en de raadsvrouw worden in de gelegenheid gesteld vragen te stellen omtrent de vordering van de benadeelde partij.
De officier van justitie deelt mede:
Het is mij niet geheel duidelijk waar de bedragen uitgegeven aan Skin Improvement & Beauty en Dermatix op zien.
De benadeelde partij licht toe:
De producten die ik bij Dermatix heb aangeschaft, gebruik ik voor mijn lip. De producten die ik bij Skin Improvement & Beauty heb aangeschaft, gebruik ik voor mijn gehele gezicht. De behandelingen die ik heb ondergaan zijn enkel om het litteken bij mijn lip te behandelen. Het litteken op mijn voorhoofd is al niet meer te behandelen.
De raadsvrouw van verdachte merkt op:
De benadeelde partij stelt dat het litteken op haar voorhoofd onbehandelbaar is, maar in het dossier staat vermeld dat zij nog gebruik kan maken van laserbehandelingen.
De officier van justitie wendt zich tot de verdachte en vraagt verdachte naar haar standpunt ten aanzien van het gevorderde contact- en locatieverbod.
De verdachte verklaart:
Mijn sportschool zit vlakbij de [straat] , maar verder hoef ik nooit in die straat te komen. Ik ben niet van plan om contact met haar op te nemen.
De politierechter bespreekt de persoonlijke omstandigheden, waaronder:
- een uittreksel uit de justitiële documentatie van 15 februari 2023 betreffende verdachte;
- een reclasseringsadvies van 18 oktober 2022, opgemaakt door mevrouw [persoon 3] , reclasseringswerker.
De verdachte verklaart:
Ik ben een alleenstaande moeder. Ik werk fulltime als ambtenaar. Een veroordeling kan van invloed zijn op mijn werk.
Desgevraagd geven de officier van justitie en de raadsvrouw aan geen vragen en/of opmerkingen te hebben met betrekking tot de persoonlijke omstandigheden.
De officier van justitie voert het woord:
De eerste vraag die moet worden beantwoord, is of er sprake is van letsel, en of het geconstateerde letsel als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt. Een jaar na de mishandeling heeft aangeefster een duidelijk zichtbaar litteken in haar gezicht. Deze verminking gaat niet meer weg. Mijns inziens is er dan ook sprake van zwaar lichamelijk letsel. De tweede vraag die moet worden beantwoord, is of verdachte het letsel opzettelijk heeft toegebracht. Door op deze wijze en afstand een glas in het gezicht van aangeefster te duwen, heeft verdachte de aanmerkelijke kans aanvaard dat het glas stuk zou gaan en zwaar lichamelijk letsel in het gezicht van aangeefster zou veroorzaken. Ik stel mij op het standpunt dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Wat mij betreft is verdachte daar ook strafbaar voor. Uit het dossier blijkt dat er geen sprake was van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding. Er bestond geen situatie waarin verdachte zich moest verdedigen, waardoor verdachte geen beroep op noodweer toekomt. Om diezelfde reden kan een beroep op noodweerexces ook niet slagen. Bovendien blijkt uit het dossier niet dat verdachte uit een hevige gemoedsbeweging heeft gehandeld. Ten slotte komt verdachte geen beroep op putatief noodweer toe. Verdachte heeft niet verschoonbaar gedwaald over het bestaan van een noodweersituatie. Verdachte stelt dat zij iets zag glimmen in de hand van aangeefster, maar geen van de overige aanwezigen heeft dat gezien. Niet wordt betwist dat aangeefster verdachte heeft uitgescholden of een beweging heeft gemaakt met haar arm. Objectief gezien levert dit echter geen gerechtvaardigde dwaling op.
Ten aanzien van de strafeis houd ik rekening met de context waarin de mishandeling is gepleegd. De richtlijnen van het Openbaar Ministerie en de uitgangspunten zoals vastgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) schrijven een forse (onvoorwaardelijke) gevangenisstraf voor. Dit acht ik, mede gezien de voorgeschiedenis tussen verdachte en aangeefster, niet passend. Ik vorder daarom:
- een taakstraf voor de duur van 150 uren, te vervangen door 75 dagen hechtenis;
- een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren;
- gedeeltelijke toewijzing van de vordering benadeelde partij tot een bedrag van
- niet-ontvankelijkverklaring voor de overige gevorderde immateriële schade (kosten dermatrix, deel van de kosten skin improvement en de verlofuren);
- afwijzing van het contactverbod zoals bedoeld in artikel 38v, tweede lid, onder b;
- toewijzing van het locatieverbod zoals bedoeld in artikel 38v, tweede lid, onder a;
- de dadelijke uitvoerbaarheid van het locatieverbod voor de duur van 2 jaren, met vervangende hechtenis voor de duur van 2 dagen voor iedere keer dat verdachte de maatregel overtreedt.
De officier van justitie legt de vordering over aan de politierechter.
De raadsvrouw van verdachte voert het woordovereenkomstig de pleitnota, die als bijlage (bijlage 2) aan dit proces-verbaal is gehecht. De inhoud daarvan dient als hier ingelast te worden beschouwd.
De raadsvrouw van de benadeelde partij wordt in de gelegenheid gesteld te reageren. Zij voert het woord als volgt:
De raadsvrouw haalt het overzichtsarrest vordering benadeelde partij (ECLI:NL:2019:793) aan. Uit dat arrest blijkt dat sprake kan zijn van psychisch lijden, indien de aard en de ernst van het litteken meebrengen dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Daarnaast is het te kort door de bocht om te stellen dat mijn cliënt geen psychische hulp heeft gezocht. Uit bijlage 7 van het verzoek tot schadevergoeding blijkt dat cliënt een praktijkondersteuner heeft bezocht, en dat haar EMDR is aanbevolen. Mijn cliënt heeft het verplichte eigen risico betaald, aangezien zij haar eigen risico voor het incident nog niet had verbruikt. Daarnaast heeft zij reiskosten gemaakt om de dokter, slachtofferhulp en het ziekenhuis te bezoeken. Ten slotte krijgen werknemers geen vrij voor bezoeken aan de psycholoog, dus heeft zij verlofuren op moeten nemen. Ik verzoek u alle voornoemde gevorderde kosten toe te wijzen.
De officier van justitie geeft aan dat zij geen behoefte heeft om in repliek te reageren.
De politierechter geeft verdachte het laatste woord. De verklaring van verdachte is als bijlage (bijlage 3) aan dit proces-verbaal gehecht. De inhoud daarvan dient als hier ingelast te worden beschouwd.
De politierechter sluit het onderzoek en wijst na een korte schorsing mondeling vonnis.
AANTEKENING VAN HET MONDELING VONNIS
De tenlastelegging
Aan verdachte is primair ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 12 maart 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland,
aan [persoon 1]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten een blijvend en/of ontsierend litteken in het aangezicht, heeft toegebracht door een glas, althans een (scherp en/of hard) voorwerp (met kracht)te gooien en/of slaan tegen het gezicht van die [persoon 1] ;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
zij op of omstreeks 12 maart 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [persoon 1]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
een glas, althans een (scherp en/of hard) voorwerp (met kracht) heeft gegooid en/of geslagen tegen het gezicht van die [persoon 1] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 12 maart 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland,
[persoon 1] heeft mishandeld door een glas, althans een (scherp en/of hard) voorwerp (met kracht) tegen het gezicht van die [persoon 1] te gooien en/of slaan,
terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een blijvend en/of ontsierend litteken in het aangezicht ten gevolge heeft gehad.
De formele voorvragen
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De politierechter is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging. Er zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging.