ECLI:NL:RBAMS:2023:3220

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 mei 2023
Publicatiedatum
23 mei 2023
Zaaknummer
13.081339.22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf en beroepsverbod voor ontucht met minderjarige leerlingen door leraar

Op 17 mei 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een leraar die beschuldigd werd van ontucht met zijn minderjarige leerlingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, gedurende een periode van meerdere jaren, ontuchtige handelingen heeft gepleegd met twee minderjarige leerlingen, hierna aangeduid als [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2]. De feiten vonden plaats op een school voor doven en slechthorenden in Amsterdam. De verdachte heeft de leerlingen verleid tot seksuele handelingen en heeft geprobeerd hen te manipuleren door gebruik te maken van zijn positie als leraar. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers als geloofwaardig beoordeeld, ondersteund door chatberichten en getuigenverklaringen van andere docenten. De verdachte heeft op de zitting gedeeltelijk bekend, maar ontkent de druk of dwang die hij op de leerlingen zou hebben uitgeoefend. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ontucht en poging tot verleiding van minderjarigen, en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar en een beroepsverbod van acht jaar voor beroepen waarbij hij zorg en verantwoordelijkheid draagt voor minderjarigen. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waarbij [benadeelde partij 1] € 1.500,- en [benadeelde partij 2] € 10.000,- aan immateriële schade toegewezen kreeg.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13.081339.22
Datum uitspraak: 17 mei 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984,
wonende op het adres [adres] , [woonplaats] ,
gedetineerd in de [naam PI] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 16 maart 2023 en 4 mei 2023. Verdachte was op beide zittingen aanwezig. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie, mr. G. Dankers (terechtzitting 16 maart 2023) en mr. S.M. Hoogerheide (4 mei 2023), en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. C.G. Peerik, en de benadeelde partijen, [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] en hun raadslieden, mr. R.H. Bouwman en S.S. Van Gijn, naar voren hebben gebracht.

2.De beschuldiging

Verdachte wordt na wijziging van de tenlastelegging – kort gezegd – beschuldigd van:
Poging tot verleiding tot ontucht met de minderjarige (pupil) [benadeelde partij 1] in de periode van 1 januari 2014 tot en met 17 mei 2017;
Ontucht met zijn minderjarige pupil [benadeelde partij 2] in de periode van 1 augustus 2014 tot en met 1 augustus 2016;
Verleiding tot ontucht van de minderjarige (pupil) [benadeelde partij 2] in de periode van 1 augustus 2014 tot en met 31 december 2017;
alle drie de feiten gepleegd te Amsterdam en/of Haarlem.
De tenlastelegging staat in de bijlage.

3.Inleiding

[benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] hebben in het verleden als leerlingen onderwijs gevolgd op het [naam school] (voorheen: het [naam school] ) te Amsterdam. Dit is een school voor onder andere doven en slechthorenden. Niet ter discussie staat dat verdachte van ongeveer 2013 tot 1 augustus 2016 docent is geweest op het [naam school] en les heeft gegeven aan [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] .
[benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] hebben aangifte gedaan tegen verdachte. [benadeelde partij 2] heeft – kort gezegd -verklaard dat verdachte hem heeft aangezet tot gedragingen van seksuele aard en dat er in de periode daarna over en weer seksuele handelingen hebben plaatsgevonden. [benadeelde partij 1] heeft verklaard dat verdachte seksuele handelingen bij hem wilde verrichten, maar hij zich daar tegen heeft verzet.
De rechtbank moet de vraag beantwoorden of verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan deze gedragingen en zo ja, of dit (poging) tot verleiding van een minderjarige pupil tot ontucht en ontucht met een minderjarige pupil oplevert.

4.De waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie vindt dat het ten laste gelegde kan worden bewezen.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman vindt dat het onder 1 ten laste gelegde kan worden bewezen, maar dat voor wat betreft het moment van aanvang de pleegperiode te ruim is. [benadeelde partij 1] gaf aan dat hij zich ongerust begon te maken in de periode januari tot april 2016, omdat toen grapjes werden gemaakt over het thuis uitnodigen bij verdachte. Het contact voor die periode is te algemeen van aard om te kunnen spreken van het bewegen tot ontuchtige handelingen. Ten aanzien van de feiten 2 en 3 kan niet voor elk onderdeel van de tenlastelegging een bewezenverklaring volgen, in het bijzonder niet voor zover het ten laste gelegde ‘bewegen tot’ zou hebben bestaan uit het uitoefenen van druk of bedreigingen door verdachte. Uit de onderling verstuurde berichten lijkt veel eerder te volgen dat één en ander plaatvond met instemming in plaats van onder druk of bedreiging. In de chats komen veel gesprekken voor die duiden op affectie vanuit [benadeelde partij 2] naar verdachte. Ook werd door [benadeelde partij 2] zelf een trio voorgesteld. Deze chats zijn onverenigbaar met de gang van zaken zoals beschreven in de aangifte. Dat in de chats ook gekibbel en onmin te lezen is, doet niet af aan het feit dat er met zeer hoge frequentie woorden van affectie en interesse door beiden zijn uitgesproken.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan. [1]
De verklaring van verdachte
Verdachte heeft op de zitting van 4 mei 2023 bekend dat hij het ten laste gelegde heeft begaan. [2] Hij heeft verklaard dat het misbruik en de poging daartoe hebben plaatsgevonden en dat hij [benadeelde partij 2] geld heeft aangeboden.
De verklaring van [benadeelde partij 1] (feit 1)
[benadeelde partij 1] , in de ten laste gelegde periode minderjarig heeft bij de politie verklaard dat hij van zijn dertiende tot zijn achttiende op het [naam school] zat. [3] Hij kreeg les van meester [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte). [4] In het schooljaar 2015-2016 kreeg [benadeelde partij 1] een vriendschapsverzoek op Facebook van verdachte. In november 2015 kreeg [benadeelde partij 1] een bericht van verdachte inhoudende: “He gaat het goed met jou?” Verdachte zei tegen [benadeelde partij 1] : “Kom vrijdag, dan hebben we een feestje” en zei tegen [benadeelde partij 1] dat hij een goede reden moest bedenken om niet naar stage te gaan en dan naar [woonplaats] moest komen voor een feestje. [benadeelde partij 1] wist dat verdachte daar woonde. De communicatie tussen [benadeelde partij 1] en verdachte verliep eerst via Facebook. In de laatste week voor de kerstvakantie van 2015 stuurde verdachte [benadeelde partij 1] weer een berichtje: “Sorry dat ik je niet meer zie tot na de kerstvakantie.” [benadeelde partij 1] kreeg vanaf januari 2016 steeds meer Facebook-berichtjes. Zo ook een berichtje dat hij een lieve jongen was, dat hij er goed uit zag en dat hij knap was. Ook kreeg hij berichtjes als: “Sorry dat ik je heb aangeraakt.” [benadeelde partij 1] heeft verklaard dat verdachte probeerde hem stapje voor stapje steeds meer tot hem aangetrokken te laten voelen. In maart 2016 verliep de communicatie via Facebook en ook op school. Verdachte zei toen op school een keer tegen [benadeelde partij 1] na de les dat hij had gezien dat de piemel van [benadeelde partij 1] stijf was. In april/mei 2016 kreeg [benadeelde partij 1] berichtjes op Facebook van verdachte over zijn verjaardag. Hij vroeg wanneer [benadeelde partij 1] jarig was en zei dat [benadeelde partij 1] een mooi cadeau van hem kreeg, alles mocht vragen, ongeacht de prijsklasse. Terwijl hij [benadeelde partij 1] berichtjes bleef sturen op Facebook, biechtte hij op enig moment ook op dat hij verliefd was op [benadeelde partij 1] . Van januari tot april 2016 werd [benadeelde partij 1] door verdachte meerdere keren bij hem thuis uitgenodigd. [benadeelde partij 1] heeft verdachte zijn telefoonnummer gegeven. Vervolgens stuurde verdachte ook berichtjes via WhatsApp. In juni 2016 bleef verdachte maar aandringen dat hij [benadeelde partij 1] een geheim moest vertellen en dat [benadeelde partij 1] mee naar zijn huis moest. Uiteindelijk is [benadeelde partij 1] toen meegegaan naar de woning van verdachte in [woonplaats] . In de woning zei verdachte dat hij serieus was en zei dat hij [benadeelde partij 1] wilde pijpen. Tijdens het praten pakte verdachte de hand van [benadeelde partij 1] en bleef hij zijn hand vasthouden. Verdachte zei dat [benadeelde partij 1] moest gaan staan en zei: “Je hebt een stijve.” Hij zei ook: “Wil je proberen of ik je een kusje kan geven.” Toen [benadeelde partij 1] aangaf dat hij weg wilde, besloot verdachte hem naar het Sloterdijkstation terug te rijden. Eenmaal thuis zag [benadeelde partij 1] dat verdachte hem allerlei berichtjes had gestuurd. Tijdens het informatief gesprek zeden en in de daarbij overgelegde schriftelijke verklaring benoemt [benadeelde partij 1] dat verdachte hem wilde zoenen en kussen. Ook heeft [benadeelde partij 1] beschreven dat hij de handelingen waartoe verdachte hem probeerde te bewegen niet wilde, dat hij tegen hem heeft gezegd dat hij 17 was en verdachte 32. Verdachte heeft hierop aangegeven dat hem dat niet uitmaakte. [5]
De verklaring van [benadeelde partij 2]
, ook minderjarig in de ten laste gelegde periode, heeft aangifte gedaan van seksueel misbruik door verdachte. Dit misbruik is op initiatief van verdachte begonnen in 2015 toen [benadeelde partij 2] in de tweede klas op het [naam school] zat. Hij kreeg toen les van verdachte. Het misbruik duurde zes á zeven maanden lang en bestond uiteindelijk uit het over en weer zoenen, pijpen, aftrekken. Het is allemaal gebeurd in de periode van december 2015 tot de zomervakantie in 2016. [benadeelde partij 2] moest van verdachte vaak nablijven, in de pauze blijven zitten en het misbruik gebeurde ook tijdens schooluitjes, zoals in Artis in de vlindertuin en in een bioscoop. De handelingen gebeurden ook bij verdachte thuis in [woonplaats] . Verdachte heeft wel eens gezegd dat [benadeelde partij 2] 5 euro zou krijgen als hij hem liet klaarkomen en [benadeelde partij 2] heeft die 5 euro ook gekregen. Op school hield verdachte altijd de deur naar het lokaal dicht zodat niemand binnen kon komen. Hij begon dan gelijk te zoenen. De eerste keer pikte verdachte [benadeelde partij 2] op uit de klas bij Informatica en nam hij hem mee naar achterin zijn lokaal. Hij zei: “Kom mee naar achteren.” en vroeg aan [benadeelde partij 2] : “Wil je mijn ding voelen?” Hij pakte de hand van [benadeelde partij 2] en legde die op zijn broek ter hoogte van zijn penis. [benadeelde partij 2] trok zijn hand gelijk weg. Verdachte legde de hand van [benadeelde partij 2] vervolgens weer terug op zijn penis. Daarna legde verdachte zijn eigen hand op de penis van [benadeelde partij 2] . Hierna heeft hij zijn telefoonnummer aan [benadeelde partij 2] gegeven. [benadeelde partij 2] mocht het niet tegen iemand zeggen, anders zou er iets ergs gebeuren. [benadeelde partij 2] zou problemen krijgen. Verdachte zou het tegen zijn ouders (traditioneel Marokkaans gezin) zeggen als [benadeelde partij 2] de seksuele handelingen niet deed of duldde. Dit zei hij elke keer als die handelingen plaatsvonden. [6]
Steunbewijs
Alhoewel verdachte de ten laste gelegde gedragingen grotendeels heeft bekend, overweegt de rechtbank ten overvloede dat de aangiftes steun vinden in chatberichten tussen verdachte en [benadeelde partij 1] en tussen verdachte en [benadeelde partij 2] en in getuigenverklaringen van andere docenten aan het [naam school] . Aangevers hebben aan hen verteld dat verdachte misbruik heeft gepleegd dan wel grensoverschrijdend gedrag heeft vertoond. De politie heeft WhatsApp-gesprekken tussen verdachte en [benadeelde partij 2] aangetroffen op de Apple Macbook van verdachte. Die gesprekken gaan over afspraken maken om seks te hebben, foto’s van elkaars geslachtsdelen en over het door verdachte op school ziekmelden van [benadeelde partij 2] om zo bij hem thuis met [benadeelde partij 2] af te kunnen spreken. In deze gesprekken biedt verdachte ook geld aan [benadeelde partij 2] , bijvoorbeeld 50 euro voor elkaar pijpen en neuken. Er worden afspraken gemaakt over wat wel en niet wordt gedaan voor dat geld. Op 31 mei 2016 zegt verdachte: “Als we morgen in de bios zijn en je kan me pijpen, dan krijg je nog 5 euro.” In de gesprekken zegt verdachte ook dat hij misschien wel met [benadeelde partij 2] gaat trouwen als [benadeelde partij 2] 16 is. [7] Het laatste Whatsapp-gesprek tussen verdachte en [benadeelde partij 2] in het dossier is van 9 december 2017. [8]
Conclusie
De rechtbank gaat uit van de verklaringen van aangevers [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] . Verdachte bekent de ten laste gelegde feiten, met uitzondering van de beschuldiging dat betalingen aan [benadeelde partij 2] hebben plaatsgevonden, dat hij [benadeelde partij 2] onder druk heeft gezet en dat het misbruik de gehele tenlastegelegde periode bestrijkt.
Met betrekking tot de bewezenverklaarde periode overweegt de rechtbank als volgt. Op basis van de aangiftes, die worden ondersteund door de chatberichten en de getuigenverklaringen van andere docenten, vindt de rechtbank bewezen dat het misbruik plaatsvond vanaf 1 augustus 2015. Beide aangevers verklaren immers dat het misbruik begon in het schooljaar 2015-2016. Omdat het contact tussen [benadeelde partij 1] en verdachte na de bewuste ontmoeting in de woning van verdachte op 13 juni 2016 is geëindigd, beperkt de rechtbank de bewezenverklaring tot die datum.
Verder zijn er geen aanwijzingen om te twijfelen aan de verklaring van [benadeelde partij 2] dat hij geld heeft gekregen van verdachte. Zijn verklaring vindt steun in de chatberichten.
Verdachte heeft op de zitting ook aangevoerd dat geen sprake was van dwang. Dit is voor een bewezenverklaring van het ten laste gelegde ook niet vereist. Voldoende is dat sprake is geweest van misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht. Daarvan is in dit geval om te beginnen sprake vanwege het aanzienlijke leeftijdsverschil in combinatie met de positie van verdachte als leraar gedurende een groot deel van de ten laste gelegde periode (tot 1 augustus 2016). Voor zover, door de raadsman aangevoerd, sprake was van wederzijdse verliefdheid en affectie merkt de rechtbank op dat dit niet in de weg staat aan een bewezenverklaring. Bescherming van jeugdigen tegen seksuele verleiding staat centraal bij de strafbaarstelling van dit soort handelingen. Van belang in deze zaak is ook dat het initiatief tot seksuele handelingen van verdachte is uitgegaan.
Daarnaast is voor de bewezenverklaring van belang dat verdachte ten aanzien van [benadeelde partij 2] ook nog eens de psychische druk heeft opgevoerd door telkens te zeggen dat hij het aan diens ouders ging vertellen als [benadeelde partij 2] niet meedeed of zijn handelingen niet duldde. Deze mededeling is op zichzelf al bedreigend voor een minderjarige, nog daargelaten dat dit voor aangever, afkomstig uiteen Marokkaans gezin, extra bedreigend was, omdat homoseksualiteit in de Marokkaanse cultuur niet zonder meer wordt geaccepteerd. Dat het voor [benadeelde partij 2] niet veilig was om thuis te vertellen wat er steeds gebeurde, blijkt uit zijn aangifte en uit de verklaring van getuige [getuige] .
5. De bewezenverklaring
De rechtbank vindt op grond van de bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
feit 1:
in de periode van 1 augustus 2015 tot en met 13 juni 2016 te Amsterdam en Haarlem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht, te weten het aanzienlijke leeftijdsverschil tussen hem, verdachte, en [benadeelde partij 1] en de positie van verdachte als leraar, [benadeelde partij 1] , geboren op [geboortedatum] , waarvan verdachte wist dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk te bewegen ontuchtige handelingen, te weten het pijpen van die [benadeelde partij 1] en het zoenen en kussen van die [benadeelde partij 1] , te plegen of zodanige handelingen van hem, verdachte, te dulden, met dat opzet
telefonisch en via facebook meermalen contact heeft gezocht met die [benadeelde partij 1] en
via facebook een vriendschapsverzoek aan die [benadeelde partij 1] heeft gedaan en
aan die [benadeelde partij 1] meermalen heeft gevraagd om met hem, verdachte, mee te gaan naar zijn woning in [woonplaats] en in zijn, verdachte’s, woning aan die [benadeelde partij 1] heeft laten weten dat hij, verdachte, verliefd op hem was en
dat hij, verdachte, die [benadeelde partij 1] wilde pijpen en zoenen en kussen en
daarbij de hand van die [benadeelde partij 1] heeft vastgepakt en is vast blijven houden en
tegen die [benadeelde partij 1] heeft gezegd dat hij moest gaan staan en
toen tegen die [benadeelde partij 1] heeft gezegd dat hij een stijve had en heeft gezegd “wil je proberen of ik je een kusje kan geven”
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 2:
in de periode van 1 augustus 2015 tot en met 1 augustus 2016 te Amsterdam en Haarlem als leraar bij het [naam school] ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarige pupil [benadeelde partij 2] , geboren op [geboortedatum] , immers heeft hij, verdachte meermalen
- die [benadeelde partij 2] gezoend en gekust en
- die [benadeelde partij 2] gepijpt en
- die [benadeelde partij 2] afgetrokken en
- zich door die [benadeelde partij 2] laten pijpen en
- zich door die [benadeelde partij 2] laten aftrekken
Feit 3:
in de periode van 1 augustus 2015 tot en met 31 december 2017 te Amsterdam en Haarlem door giften en beloften van geld en door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht, te weten het aanzienlijke leeftijdsverschil tussen hem, verdachte en [benadeelde partij 2] en de positie van verdachte als leraar of voormalig leraar van [benadeelde partij 2] , een persoon, te weten [benadeelde partij 2] , geboren op 25 november 2001, waarvan verdachte wist dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen te plegen en van hem, verdachte, te dulden, te weten het pijpen van die [benadeelde partij 2] en het aftrekken van die [benadeelde partij 2] en het zich laten pijpen en aftrekken door die [benadeelde partij 2] , met dat opzet
tegen die [benadeelde partij 2] heeft gezegd dat hij, verdachte, hem wilde spreken na de les en
die [benadeelde partij 2] heeft meegenomen naar een hoek in het lokaal en
tegen die [benadeelde partij 2] heeft gezegd dat hij wel aan “zijn ding” mocht voelen en
de hand van die [benadeelde partij 2] heeft gepakt en op zijn, verdachte’s, penis heeft gelegd over de kleding heen en
vervolgens zijn, verdachte’s, hand op de penis van die [benadeelde partij 2] heeft gelegd en
zijn telefoonnummer aan die [benadeelde partij 2] heeft gegeven en
die [benadeelde partij 2] vaak in de pauzes in de klas heeft laten blijven en heeft laten nablijven en
tijdens die pauzes en dat nablijven en in de woning van hem, verdachte, zich heeft laten pijpen en aftrekken en (tong)zoenen door die [benadeelde partij 2] en
tijdens die pauzes en dat nablijven en in de woning van hem, verdachte, die [benadeelde partij 2] heeft gepijpt en afgetrokken en ge(tong)zoend en daarbij heeft gezegd dat hij, verdachte, het aan de ouders van die [benadeelde partij 2] zou vertellen als die [benadeelde partij 2] die ontuchtige handelingen niet wilde doen of niet duldde.

6.De strafbaarheid van de feiten en van verdachte

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.De strafoplegging

7.1.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie vindt dat verdachte moet worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar. Ook moet aan verdachte een beroepsverbod worden opgelegd voor de duur van vijf jaar.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman vindt dat de eis van de officier van justitie niet moet worden gevolgd. In zaken met soortgelijke feiten, waarin onder meer sprake was van geslachtsgemeenschap met jongeren onder de 16 jaar en een lange pleegperiode, zijn lagere straffen opgelegd. In de zaak van verdachte moet worden benadrukt dat de feiten inmiddels van enige tijd geleden zijn en dat verdachte niet meer werkzaam is in het onderwijs en dat ook niet langer wil.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van de bewezen verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder die zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ontucht met een minderjarige pupil, verleiding van een minderjarige (pupil) tot ontuchtige handelingen en een poging daartoe. Hij heeft het initiatief hiertoe genomen en is bij aangever [benadeelde partij 2] doorgegaan ondanks de door hem aanvankelijk afgegeven afwerende non-verbale signalen. Verdachte heeft maandenlang de jongens ingepalmd en is daarbij steeds een stapje verder gegaan. Uiteindelijk heeft dit geleid tot het een poging ( [benadeelde partij 1] ) en voltooid misbruik ( [benadeelde partij 2] ). Bij [benadeelde partij 2] is hij hier bovendien over een langere periode mee door gegaan. Verdachte heeft bewust misbruik gemaakt van zijn overwicht als docent op een school voor doven en slechthorenden. Hij bood aan hen ziek te melden voor lesuren, zodat zij tijdens schooltijd bij hem konden zijn. Extra kwalijk is dat verdachte bovenop de dreiging die sowieso al van dit overwicht uitgaat, ten aanzien van aangever [benadeelde partij 2] ook nog dreigde het misbruik aan zijn ouders te vertellen om zo geheimhouding en instandhouding van het misbruik bij die [benadeelde partij 2] af te dwingen. Dit verhoogde de druk voor [benadeelde partij 2] omdat wetenschap van seksuele handelingen tussen mannen in het milieu van [benadeelde partij 2] mogelijk tot een familiebreuk zou kunnen leiden. Ook rekent de rechtbank het verdachte zwaar aan dat hij misbruik heeft gemaakt van bijzonder kwetsbare personen, namelijk minderjarige schoolkinderen die een gehoorbeperking hebben. Ondanks de signalen van de slachtoffers dat zij de seksuele handelingen (aanvankelijk) niet wilden, is verdachte toch doorgegaan met (de pogingen tot) deze handelingen. Daarmee heeft hij alleen gedacht aan het bevredigen van zijn eigen seksuele behoeftes en niet aan ‘de littekens’ die zulk soort ervaringen bij jeugdigen met een onvoltooide seksuele ontwikkeling een heel leven lang achter kunnen laten.
Er is sprake van ernstige inbreuken op de lichamelijke integriteit, seksualiteit en zelfbeschikkingsrecht van [benadeelde partij 2] voor langere periode en van een poging hiertoe bij [benadeelde partij 1] . Verdachte heeft hiermee deze jongeren psychisch beschadigd, zo blijkt uit hun eigen verklaringen. Uit de verklaringen van [benadeelde partij 1] blijkt dat hij erg bang was bij verdachte thuis en eenmaal terug in zijn eigen huis uit angst zijn moeder heeft ontweken en direct onder de dekens is gekropen. Vervolgens is [benadeelde partij 1] depressief geraakt en lange tijd boos, stil, onzeker en somber geweest. Hij dacht aan zelfmoord en heeft hulp van een psycholoog nodig gehad. Uit zijn slachtofferverklaring komt naar voren dat hij nog steeds niet begrijpt waarom verdachte hem dit heeft aangedaan en dat hij tot op de dag van vandaag kampt met schaamte en schuldgevoelens. Zijn leven is nooit meer hetzelfde geweest sinds het ten laste gelegde.
Ook [benadeelde partij 2] is door verdachte’s handelen beschadigd geraakt. Hij heeft meerdere zelfmoordpogingen gedaan. Daarnaast geniet hij niet meer van seks. De gebeurtenissen brengen heftige emoties met zich mee. Ook ervaart [benadeelde partij 2] herbelevingen en lichamelijke reacties bij gedachten aan wat er is gebeurd.
Alhoewel verdachte grotendeels bekent, ziet de rechtbank daarin geen aanwijzing dat hij de volledige verantwoordelijkheid neemt voor wat hij deze twee jongeren heeft gedaan en wat de impact van zijn handelen is geweest. Integendeel, op zitting heeft verdachte aangevoerd te zijn uitgelokt door [benadeelde partij 2] en dat zijn, verdachte’s, fout alleen was dat hij diens verleiding en uitlokking niet kon weerstaan. De rechtbank vindt dit zorgelijk. Verdachte moet inzien dat hij als volwassene niet gelijkgesteld kan worden met minderjarigen die nog geen volledig inzicht hebben in hun seksualiteit, zichzelf nog moet ontdekken en ontwikkelen en de gevolgen van hun keuzes en handelingen nog niet kunnen overzien. Juist als leraar had verdachte moeten weten dat jongeren tegen volwassenen, maar ook tegen zichzelf, in bescherming moeten worden genomen. In plaats van deze bescherming te bieden heeft verdachte het vertrouwen dat in hem werd gesteld als docent en rolmodel in grove mate beschaamd. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van vier jaren geëist. De rechtbank vindt deze straf te hoog gelet op wat in andere strafzaken voor soortgelijke feiten wordt opgelegd, het tijdsverloop sinds de bewezenverklaarde feiten en het feit dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Gelet op al het voorgaande vindt de rechtbank een gevangenisstraf van drie jaren passend. Het doel van deze straf is met name genoegdoening voor de slachtoffers en vergelding van de schuld aan de maatschappij. De rechtbank wil naast deze strafdoelen ook bewerkstelligen dat het risico op herhaling in de toekomst zo klein mogelijk is. Daarom vindt de rechtbank een beroepsverbod ten aanzien van beroepen met minderjarigen van maximale duur op zijn plaats. Hiervan zal een beschermende werking uitgaan. De rechtbank ziet geen reden om een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen. Verdachte heeft, ondanks herhaalde verzoeken, niet meegewerkt met de reclassering en de reclassering kan op dit moment het recidiverisico niet inschatten. Voor een plan van aanpak is meer onderzoek en risicotaxatie nodig. De reclassering kan in het kader van detentiefasering een plan van aanpak opstellen waarmee tijdens het penitentiair programma en de voorwaardelijke invrijheidstelling interventies op het gebied van seksualiteit kunnen worden geboden.

8.De vorderingen van de benadeelde partijen

8.1.
De standpunten ten aanzien van de vordering van [benadeelde partij 1]
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] vordert € 1.500,- aan immateriële schade. De officier van justitie vindt dat deze vordering moet worden toegewezen. De raadsman heeft geen standpunt ingenomen over deze vordering.
8.2.
De standpunten ten aanzien van de vordering van [benadeelde partij 2]
De benadeelde partij [benadeelde partij 2] vordert € 35.000,- aan immateriële schade. De officier van justitie vindt dat deze vordering geheel moet worden toegewezen. De raadsman heeft niet bestreden dat sprake is van immateriële schade, maar vindt de vordering bovenmatig en meent dat een forse matiging op zijn plaats is.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de aard en ernst van de normschending met zich meebrengen dat de door aangevers beschreven nadelige geestelijke gevolgen zo voor de hand liggen, dat een aantasting van de persoon kan worden aangenomen.
Dit betekent dat zij als benadeelde partijen op grond van artikel 6:106, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek recht hebben op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade. Voor [benadeelde partij 2] geldt daarbij dat er daarnaast ook ernstig inbreuk is gemaakt op zijn lichamelijke integriteit.
De rechtbank vindt de vordering van [benadeelde partij 1] redelijk en wijst deze volledig toe, te vermeerderen met de wettelijke rente sinds het ontstaan van de schade tot de dag van algehele voldoening en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Hoe groot de impact van verdachtes handelen ook voor [benadeelde partij 2] is gebleken, de rechtbank acht, kijkend naar bedragen die in vergelijkbare zaken worden toegewezen, toewijzing van een schadevergoeding van € 10.000,- redelijk en billijk. De rechtbank wijst de vordering tot dit bedrag toe, te vermeerderen met de wettelijke rente sinds het ontstaan van de schade tot de dag van algehele voldoening en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige wijst de rechtbank de vordering af.

9.Het beslag

Onder verdachte zijn de nader in het dictum gespecificeerde voorwerpen in beslag genomen. De inbeslaggenomen computers (1 en 4) en harddisk (2) worden verbeurdverklaard nu met behulp van die voorwerpen de bewezen verklaarde feiten zijn begaan. De overige goederen, de harddisk (3) en telefoontoestellen (5 en 6), moeten worden geretourneerd aan verdachte.
Het in bezit hebben van verdovende middelen (7, 8 en 9) is strafbaar gesteld in de Opiumwet. Verdovende middelen moeten, voor zover het bezit ervan niet is gecontroleerd, uit het maatschappelijk verkeer worden verwijderd. De officier van justitie heeft, zonder verdachte het voorhanden hebben van deze verdovende middelen ten laste te leggen, onttrekking aan het verkeer ervan gevorderd. De verdovende middelen hebben echter geen relatie met de ten laste gelegde feiten (één en ander zoals bedoeld in artikel 36c van het Wetboek van Strafrecht). Ook kunnen zij niet in relatie komen te staan met soortgelijke feiten (één en ander zoals bedoeld in artikel 36d van het Wetboek van Strafrecht). Onttrekking aan het verkeer is om die reden als beslissing in dit vonnis niet mogelijk. Aan de andere kant kan de rechtbank deze verboden voorwerpen natuurlijk niet aan de verdachte teruggeven, alleen al omdat hij daardoor direct een strafbaar feit begaat. De enige rechtens toegestane en verantwoorde beslissing die de rechtbank kan nemen, is bewaring ten behoeve van de rechthebbende (artikel 353, tweede lid, onder c, van het Wetboek van Strafvordering). Het openbaar ministerie kan dan te zijner tijd, wanneer de daarvoor geldende bewaartermijn is verstreken, alsnog een beslissing nemen met betrekking tot deze voorwerpen, die erop neerkomt dat de voorwerpen alsnog aan het verkeer worden onttrokken.

10.De toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 9, 28, 31, 33, 33a, 36f, 45, 55, 57, 248, 248a, 249 en 251 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten last gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1:
poging tot door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht een persoon waarvan hij weet dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, opzettelijk bewegen ontuchtige handelingen te plegen of zodanige handelingen van hem te dulden
feit 2 en feit 3:
de eendaadse samenloop van ontucht plegen met een minderjarige en door giften of beloften van geld en misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht een persoon waarvan hij weet dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, opzettelijk bewegen ontuchtige handelingen te plegen of zodanige handelingen van hem te dulden, meermalen gepleegd
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
3 (drie) jaar.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis is doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Bepaalt dat
verdachte wordt ontzet van het recht tot het uitoefenen van beroepen waarbij hij zorg en/of verantwoordelijkheid draagt voor minderjarigenvoor de duur van
8 (acht) jaar.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij[benadeelde partij 1]:De rechtbank wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij,
[benadeelde partij 1], van
€ 1.500,- (vijftienhonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 juni 2016 tot de dag van de algehele voldoening.
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer,
[benadeelde partij 1], van een bedrag van
€ 1.500,- (vijftienhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 juni 2016 tot de dag der algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan
gijzelingworden toegepast van maximaal
25 dagen.
De rechtbank bepaalt dat als en voor zover door of namens verdachte is voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij[benadeelde partij 2]:De rechtbank wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe tot een bedrag van
€ 10.000,- (tienduizend euro)en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij,
[benadeelde partij 2], van dit bedrag, bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 december 2017 tot de dag van de algehele voldoening.
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer,
[benadeelde partij 2], van een bedrag van
€ 10.000,- (tienduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 december 2017 tot de dag der algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan
gijzelingworden toegepast van maximaal
85 dagen.
De rechtbank bepaalt dat als en voor zover door of namens verdachte is voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Wijst de vordering voor het overige af.
Verklaart verbeurd:
1. STK Computer
(Omschrijving: PL1300-2021046338-G6073144, zwart, merk: Dell Laptop)
2. 1 STK Harddisk
(Omschrijving: PL1300-2021046338-G6073146, Dell harde schijf)
4. 1 STK Computer
(Omschrijving: PL1300-2021046338-G6073150, grijs, merk: Apple macbook)
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende:
7. 1 STK Verdovende Middelen
(Omschrijving: PL1300-2021046338-G6073133, wit)
8. 5 STK Xtc
(Omschrijving: PL1300-2021046338-G6073134, groen)
9. 3 STK Verdovende Middelen
(Omschrijving: PL1300-2021046338-G6073135, blauw)
Gelast de teruggave aan verdachtevan:
3. 1 STK Harddisk
(Omschrijving: PL1300-2021046338-G6073147, Porsche Design)
5. 1 STK Telefoontoestel
(Omschrijving: PL1300-2021046338-G6073152, zwart, merk: Samsung)
6. 1 STK Telefoontoestel
(Omschrijving: PL1300-2021046338-G6073155, grijs, merk: Apple)
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.A. Sipkens, voorzitter,
mrs. W.M.C. van den Berg en R. Godthelp rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G.R. Becker en A.V. Koppelman griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 mei 2023.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hiernavolgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal ter terechtzitting van 4 mei 2023, inhoudende verdachte’s ter terechtzitting afgelegde bekennende verklaring.
3.Proces-verbaal van aangifte met nr. PL1300-2020124788-3, PV DEEL I, p. 01 31 e.v.
4.[benadeelde partij 1] heeft verklaard dat het om [verdachte] gaat, geboren in [geboortedag] 1984.
5.Proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden met nr. PL1300-2020124788-2, PV DEEL I, p. 01 22 e.v.
6.Proces-verbaal aangifte met nr. PL1300-2021046338-3, PV DEEL I, p. 01-04 e.v. en proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden met nr. PL1300-2021046338-2, PV DEEL I, P. 01 1 e.v.
7.Proces-verbaal van bevindingen met nr. PL1300-2021046338-35, PV DEEL I, p. 03 44 e.v.
8.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek MacBook [verdachte] met nr. 2021046338, PV DEEL I, p. 03 38 e.v.