Uitspraak
1.[eiser 1]
2. [eiser 2]
3. [eiser 3]
4. [eiser 4]
5. [eiser 5]
1.Feiten
de eerdere eigenaar van het [naam perceel] , de kantonrechter]. Aangezien ik een hekel heb aan ruzie, ben ik naar je ouders gegaan om erover te praten. Ze waren wantrouwend en zeiden: “je wilt ons hier weghebben”. Ik heb toen gezegd dat dat niet waar was en dat je ouders er mochten blijven wonen zolang ze dat wilden, maar dat dan de ark weg moest. Je ouders vroegen: “en [gedaagde] [
, de kantonrechter] dan?. Mijn antwoord was toen: “Die woont toch in [woonplaats] ?” Je ouders merkten toen op: “Ja, maar je weet maar nooit hoe het loopt”. Ik heb toen gezegd: “Als [gedaagde] er in wilt wonen dan mag dat ook, maar op de conditie dat als [gedaagde] de ark verlaat dat de ark weg moet”.
Afspraak/huurovereenkomst