ECLI:NL:RBAMS:2023:3208

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 mei 2023
Publicatiedatum
22 mei 2023
Zaaknummer
1300996720
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het telen van hennepplanten en diefstal van elektriciteit

Op 17 mei 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het telen van 480 hennepplanten en het stelen van 142.522 kWh elektriciteit. De verdachte was niet aanwezig tijdens de zitting op 4 mei 2023. De officier van justitie, mr. H. Oppe, vorderde veroordeling, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. H.C. Meijer, betoogde dat de bewijsvoering onvoldoende was voor de beschuldiging van medeplegen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 15 juli 2019 opzettelijk hennepplanten had geteeld en elektriciteit had gestolen. De rechtbank baseerde haar oordeel op de aangetroffen hennepplantage en de illegale elektriciteitsafname, waarbij de verdachte als enige op het adres was ingeschreven. De rechtbank achtte de diefstal van elektriciteit bewezen, maar sprak de verdachte vrij van het medeplegen van de feiten met anderen. De rechtbank legde een taakstraf van 120 uur op, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand en een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij, [netwerkbeheerder], voor de onterecht afgenomen elektriciteit.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13.009967.20
Datum uitspraak: 17 mei 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1969,
wonende op het adres [adres 1].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 mei 2023. Verdachte was niet bij de inhoudelijke behandeling aanwezig. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. H. Oppe, en van wat de gemachtigd raadsman van verdachte, mr. H.C. Meijer, naar voren hebben gebracht.

2.De beschuldiging

Verdachte wordt na wijziging van de tenlastelegging – kort samengevat – beschuldigd van:
het samen met anderen opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, in elk geval aanwezig hebben van 480 hennepplanten op 15 juli 2018 te Amsterdam;
het samen met anderen stelen van 142.522 kWh elektriciteit van [netwerkbeheerder] door middel van braak dan wel verbreking in de periode van 23 augustus 2018 tot en met 15 juli 2019 te Amsterdam.
De tenlastelegging staat de bijlage.

3.De waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor beide tenlastegelegde feiten. Het bewijs dat verdachte de feiten met anderen heeft gepleegd, ontbreekt, zodat verdachte van het tenlastegelegde medeplegen dient te worden vrijgesproken, aldus de officier van justitie.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen opmerkingen gemaakt met betrekking tot feit 1 en heeft erop gewezen dat verdachte dit feit bij de politie heeft bekend. Met betrekking tot feit 2 heeft hij naar voren gebracht dat weliswaar bewezen kan worden dat verdachte elektriciteit heeft gestolen, maar dat niet kan worden vastgesteld gedurende hoelang hij dit heeft gedaan, waarmee de hoeveelheid van de gestolen elektriciteit niet kan worden vastgesteld. In de tenlastelegging is 23 augustus 2018 als startdatum van de pleegperiode aangenomen, maar de officier van justitie heeft niet duidelijk kunnen maken waarom deze datum is gekozen. Deze datum lijkt blindelings te zijn overgenomen uit dat wat netwerkbeheerder [netwerkbeheerder] (hierna: [netwerkbeheerder]) in een rapportje heeft opgeschreven. [netwerkbeheerder] heeft in overleg met de politie op basis van de waargenomen vervuiling geconcludeerd dat sprake moet zijn geweest van vier oogsten. Waarom van vier oogsten en daarmee van een periode vanaf 23 augustus 2018 tot de ontmanteling wordt uitgegaan, is echter niet toegelicht. Er wordt gewezen op in de hennepkwekerij aanwezig vuil, maar niet is beschreven wat dan precies is waargenomen. Bewoordingen als ‘vuil’ of ‘zeer vuil’ zijn geen meetbare begrippen. Het aantal van vier oogsten is daarmee willekeurig gekozen en oncontroleerbaar. Dit brengt met zich dat (primair) alleen diefstal van elektriciteit op 15 juli 2019 kan worden bewezen. Subsidiair kan alleen worden bewezen dat verdachte sinds januari 2019, gedurende zeventien weken, elektriciteit heeft gestolen, omdat verdachte heeft verklaard dat hij in 2019 met die plantage is begonnen en één keer heeft geoogst, hetgeen van invloed is op de hoeveelheid gestolen elektriciteit, aldus de raadsman.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht bewezen dat verdachte op 15 juli 2019 opzettelijk 480 hennepplanten heeft geteeld en aanwezig heeft gehad en dat hij gedurende de onder feit 2 tenlastegelegde periode elektriciteit heeft gestolen. Hiertoe is het volgende redengevend.
3.3.1.
De feiten
Het aantreffen van de hennepplantage
Op 15 juli 2019 trof de politie in een flat op [adres 2] te Amsterdam een in werking zijnde hennepplantage aan met op dat moment in totaal 480 hennepplanten. Verdachte, die tevens in de woning werd aangetroffen, stond als enige ingeschreven op dat adres. Verdachte heeft in een politieverhoor van 14 december 2019 bekend dat de aangetroffen kwekerij van hem was, dat hij de kwekerij heeft opgebouwd en dat hij de planten heeft verzorgd. De politie heeft op grond van de waargenomen uiterlijke kenmerken, te weten kleur, vorm en daarnaast de herkenbare geur, geconstateerd dat de aangetroffen planten hennepplanten betroffen. De stroomvoorziening van de hennepkwekerij is onderzocht door [persoon 1], fraude-inspecteur, werkzaam bij [netwerkbeheerder], [persoon 1] heeft geconstateerd dat de stroom via bekabeling buiten de registratie van de elektriciteitsmeter om was aangelegd. Dit betekent volgens hem dat de elektriciteit op illegale wijze werd verkregen. De zegel van de elektriciteitsmeter was verbroken.
Aangifte van diefstal
De heer [persoon 2], eveneens fraude-inspecteur bij [netwerkbeheerder], heeft namens [netwerkbeheerder] aangifte gedaan van diefstal van elektriciteit. De fraude-inspecteur heeft gezien dat de zegels van de Flatkast waren verbroken en dat op de klemmen van de Flatkast een illegale aansluiting was gemaakt. Voorts zag hij dat deze aansluiting buiten de elektriciteitsmeter om liep naar de hennepplantage en deze voorzag van elektriciteit. Hierdoor werd de afgenomen elektriciteit ten behoeve van de hennepplantage niet via de elektriciteitsmeter geregistreerd.
[netwerkbeheerder] gaat ervan uit dat de hennepplantage was ingericht gedurende in ieder geval de periode van 23 augustus 2018 tot en met 15 juli 2019 en dat in deze periode sprake is geweest van vier eerdere teelten. De aangetroffen teelt was tenminste zes weken oud. Naar aanleiding van de inventarisatie en het door [netwerkbeheerder] ingestelde onderzoek is berekend dat minimaal 142.522 kWh illegaal is afgenomen ten behoeve van de hennepplantage.
De fraude-inspecteur is in overleg met de politie tot de slotsom gekomen dat tenminste vier keer eerder is gekweekt op basis van de zeer zware vervuiling van de kweekruimte, vuile filterdoeken, terwijl deze schoon waren opgehangen, zeer veel stof op de armaturen, zeer vuile rotorbladen van de ventilatoren, aanslag op de potten en het afdekzeil, schaartjes met hennepaanslag, droge hennepresten op de grond, en gipsplaten die waren gebruikt om de woning in verschillende ruimtes op te delen met datum van 15 februari 2017.
De rechtbank heeft in de raadkamer geconstateerd dat bij de aangifte foto’s zijn gevoegd van de aangetroffen hennepkwekerij. De rechtbank heeft op deze foto’s door aangever beschreven vervuiling, aanslag en stof op onder andere de ventilatoren en armaturen waargenomen.
De inkomsten en uitgaven van verdachte
De politie heeft onderzoek gedaan naar de inkomsten en bankrekeningen van verdachte. In 2018 en 2019 had verdachte geen inkomsten uit werk of uitkering. In de periode van 10 september 2018 tot 20 augustus 2019 is er € 18.882,- contant op zijn rekening gestort.
3.3.2.
Conclusie
De rechtbank gaat er op basis van het voorgaande van uit dat de hennepplantage in de woning van verdachte van verdachte was en dat deze plantage in ieder geval was ingericht in de periode van 23 augustus 2018 tot en met 15 juli 2019. Hiervoor is de door [netwerkbeheerder] beschreven en door de rechtbank op de zich in het dossier bevindende foto’s waargenomen (ernstige) vervuiling redengevend. De mate van waargenomen aanslag en vervuiling valt niet te verklaren door enkel de aanwezigheid van de aangetroffen kweek. Verder is door [netwerkbeheerder] een grote hoeveelheid stof op de in de kwekerij aanwezige apparatuur aangetroffen, wat een aanwijzing is dat de apparatuur al geruime tijde in gebruik was. Door de fraude-inspecteur is genoegzaam beschreven hoe hij, tezamen met de in de woning aanwezige verbalisant, aan de hand van de door hen waargenomen bevindingen tot de conclusie is gekomen dat sprake moet zijn geweest van minimaal vier oogsten. Ervan uitgaande dat met de kweek van hennep ongeveer tien weken gemoeid is, kan naar het oordeel van de rechtbank worden aangenomen dat de hennepkwekerij in elk geval vanaf 23 augustus 2018 tot aan de ontmanteling van de kwekerij in gebruik was. De conclusie vindt ook steun in het feit dat verdachte in die betreffende periode onverklaarbare (grote) bedragen, in totaal € 18.882,- op zijn rekening stortte dan wel gestort kreeg.
Gezien het voorgaande en de door de fraude-inspecteur waargenomen droge hennepresten op de grond van de kwekerij, is de door verdachte bij de politie afgelegde verklaring dat hij eigenlijk pas net was begonnen met kweken en nog helemaal geen oogst had gehad, niet aannemelijk te achten.
Met betrekking tot de onder 2. tenlastegelegde diefstal neemt de rechtbank de berekening van het elektriciteitsverbruik van [netwerkbeheerder] over. Nu geconstateerd is dat verdachte de verzegeling van de hoofdaansluitkast heeft verbroken, is sprake van diefstal met verbreking.
De rechtbank is tot slot met de officier van justitie van oordeel dat het bewijs dat verdachte de beide feiten tezamen met anderen heeft gepleegd, ontbreekt. Van het tenlastegelegde medeplegen zal hij dan ook bij beide feiten worden vrijgesproken.

4.De bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
feit 1:
op 15 juli 2019 te Amsterdam opzettelijk heeft geteeld en opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand aan [adres 2] een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te weten een hoeveelheid van in totaal ongeveer 480 hennepplanten;
feit 2:
in de periode 23 augustus 2018 tot en met 15 juli 2019 te Amsterdam in een pand aan [adres 2] 142.522 kWh elektriciteit, die toebehoorde aan [netwerkbeheerder], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden in de bewijsmiddelen. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

5.De strafbaarheid van de feiten en van verdachte

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

6.De strafoplegging

6.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vordert veroordeling van verdachte tot een taakstraf van 240 uur. Normaliter zou een gevangenisstraf op zijn plaats zijn voor dit soort feiten, maar gelet op de overschrijding van de redelijke termijn is een taakstraf in deze zaak passender, aldus de officier van justitie.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman acht, ook in het geval het tijdsverloop niet wordt meegewogen, een gevangenisstraf niet op zijn plaats. Volgens de richtlijnen van het Openbaar Ministerie en de oriëntatiepunten van de rechtbank is het uitgangspunt bij 480 hennepplanten een taakstraf. In deze zaak is bovendien de redelijk termijn ruimschoots overschreden en is verdachte een
first offender.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. Daarbij is in het bijzonder het volgende in acht genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de exploitatie van een hennepkwekerij. Hennep is schadelijk voor de volksgezondheid. Ook brengen hennepplantages in woningen, zoals in de flat van verdachte, gevaar mee voor medebewoners en omwonenden. Het is een feit van algemene bekendheid dat achter dergelijke hennepplantages van deze omvang georganiseerde criminaliteit schuilgaat. Verdachte heeft dus met zijn handel deze criminaliteit gefaciliteerd en de volksgezondheid en veiligheid van omwonenden, maar ook zijn eigen veiligheid, in gevaar gebracht. Daarnaast heeft verdachte zich gedurende een langere periode schuldig gemaakt aan diefstal van stroom. Hiermee heeft hij veel schade en hinder berokkend aan [netwerkbeheerder]. Het is daarbij een feit van algemene bekendheid dat het houden van een hennepkwekerij in een woonomgeving, waarbij sprake is van een niet professioneel aangelegde elektrische installatie om de diefstal van de stroom mogelijk te maken, ook brandgevaar kan opleveren.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat vanwege de overschrijding van de redelijke termijn een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend is en daarom een taakstraf op zijn plaats is. De rechtbank vindt echter dat ook een voorwaardelijke gevangenisstraf nodig is om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst strafbare feiten te plegen. De feiten waarvoor verdachte wordt veroordeeld zijn lucratief. Om te voorkomen dat verdachte zich nogmaals laat verleiden tot dergelijke of andere misdrijven, zal de rechtbank, naast een taakstraf van 120 uur met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht, ook een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van een maand, met een proeftijd van twee jaren.

7.De vordering van de benadeelde partij

De benadeelde partij, [netwerkbeheerder], vordert € 15.391,51 aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering bestaat uit schade ontstaan door ongeregistreerd elektriciteitsverbruik, transportkosten, administratiekosten, het vernieuwen van een aansluiting, onderzoek naar de meetinrichting, voorrijkosten, uit- en inbedrijfstelling, planning en vooronderzoek, opmaken van het dossier, afhandelingskosten en incassokosten.
De officier van justitie vordert dat de vordering wordt toegewezen. De incassokosten staan direct in relatie tot het tenlastegelegde feit, waardoor deze toewijsbaar zijn. Subsidiair moet € 14.400,50 worden toegewezen, aldus de officier van justitie.
De raadsman stelt zich op het standpunt dat de vordering primair moet worden afgewezen, omdat de tenlastegelegde periode niet kan worden bewezen en daarmee niet kan worden vastgesteld wat de schade is. Subsidiair kan slechts schade die gedurende zeventien weken is ontstaan, worden toegewezen.
Nu de rechtbank de tenlastegelegde periode en de hoeveelheid weggenomen elektriciteit bewezen acht, zal de rechtbank de vordering van de benadeelde partij toewijzen voor betreft de berekening van het energieverbruik en de overige kosten, met uitzondering van de gevorderde incassokosten ter hoogte van € 919,01. Laatstgenoemde kosten zijn niet te beschouwen als rechtstreekse schade en vallen evenmin aan te merken als proceskosten die bij een vordering van een benadeelde partij voor vergoeding in aanmerking kunnen komen. De benadeelde partij zal voor dit deel niet-ontvankelijk in haar vordering worden verklaard.
Verdachte wordt verder veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met deze vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
[netwerkbeheerder] is een commerciële rechtspersoon met een professionele incasso-afdeling, zodat geen noodzaak bestaat voor het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel, zoals door de officier van justitie is gevorderd.

8.De toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
feit 2:
diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
120 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast van
60 (zestig) dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 (twee) uren per dag.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
1 (één) maand.
Beveelt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijdvan
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
De rechtbank wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe tot een bedrag van
€ 14.400,50 (veertienduizend vierhonderd euro en vijftig cent)en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij,
[netwerkbeheerder], van dit bedrag, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 juli 2019 tot de dag van de algehele voldoening.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het gedeelte, ter grootte van € 919,01, niet-ontvankelijk is in haar vordering.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten van de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.A. Sipkens, voorzitter,
mrs. W.M.C. van den Berg en A.J. Scheijde rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G.R. Becker en A.V. Koppelman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 mei 2023.
[…]