ECLI:NL:RBAMS:2023:32

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 januari 2023
Publicatiedatum
4 januari 2023
Zaaknummer
13/751042-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel voor tenuitvoerlegging van straffen in Polen

Op 3 januari 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Polen op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De rechtbank behandelde de vordering ex artikel 23 Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie, die dateert van 2 november 2022. Het EAB, uitgevaardigd op 2 december 2020 door de regionale rechtbank in Piotrków Trybunalski, betreft de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die in Polen is veroordeeld tot een vrijheidsstraf van 1 jaar en 6 maanden voor illegale handel in verdovende middelen.

Tijdens de openbare zitting op 20 december 2022 was de opgeëiste persoon aanwezig, bijgestaan door zijn raadsman, mr. A.W. Syrier, en een tolk. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de informatie in het EAB als juist aangenomen. De verdediging voerde aan dat de opgeëiste persoon niet aanwezig was bij de zittingen in Polen, maar de rechtbank oordeelde dat de overlevering niet geweigerd kon worden op basis van artikel 12 OLW, omdat de opgeëiste persoon zelf hoger beroep had ingesteld en op de hoogte was van de procedure.

De rechtbank concludeerde dat het EAB voldeed aan de eisen van artikel 2 OLW en dat er geen weigeringsgronden waren. De rechtbank heeft daarom de overlevering toegestaan. De uitspraak is gedaan door mr. M.E.M. James-Pater, voorzitter, en mrs. P. van Kesteren en G.M. Beunk, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. L.J.F. Ceelie. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751042-21
RK nummer: 22/4661
Datum uitspraak: 3 januari 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 2 november 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 2 december 2020 door
the Regional Court in Piotrków Trybunalski(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [naam PI] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 20 december 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. A.W. Syrier, advocaat te Utrecht, en door een tolk in de Poolse taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van:
  • een vonnis van
  • een vonnis van
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 1 jaar (II K 490/16) en 6 maanden (II K 190/17), door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Deze straffen dienen nog geheel te worden uitgezeten. De vrijheidsstraffen zijn aan de opgeëiste persoon opgelegd bij de hiervoor genoemde vonnissen.
De vonnissen betreffen de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Vonnis van 25 oktober 2016 (II K 490/16)
De raadsman heeft verzocht om aanhouding van de zaak omdat de opgeëiste persoon stellig ontkent dat hij bij een zitting aanwezig is geweest. Hij is enkel op het politiebureau geweest. De informatie in het EAB en in de (niet officieel vertaalde) aanvullende informatie, wordt betwist. Nadere informatie hierover is daarom vereist.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat uitgegaan moet worden van de juistheid van de informatie in het EAB (en de – gelijkluidende – aanvullende informatie). Aanvullende vragen zijn daarom niet nodig. Het aanhoudingsverzoek wordt afgewezen. Uit het dossier volgt dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de hiervoor genoemde beslissing heeft geleid. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW is dus niet van toepassing.
Vonnis van 27 september 2018 (II K 190/17)
Uit het EAB, de verklaring van de opgeëiste persoon ter zitting en de – door de tolk ter zitting vertaalde – aanvullende informatie (door de officier van justitie ontvangen op 20 december 2022), volgt dat:
  • de opgeëiste persoon in eerste aanleg bij het proces aanwezig was;
  • de opgeëiste persoon in beroep is gegaan;
  • de advocaat van de opgeëiste persoon in hoger beroep de verdediging heeft gevoerd;
  • de opgeëiste persoon niet aanwezig is geweest bij de behandeling in hoger beroep;
  • de opgeëiste persoon bij alle procedures in Polen steeds dezelfde advocaat heeft gehad;
  • de uitspraak in eerste aanleg door de rechtbank in Piotrków Trybunalski in beroep is bevestigd.
Uit de stukken blijkt niet voldoende duidelijk of in hoger beroep definitief is geoordeeld over de schuld en straf van de opgeëiste persoon. Om die reden toetst de rechtbank zowel de procedure in eerste aanleg als die in hoger beroep aan artikel 12 OLW. [1]
Nu de opgeëiste persoon in eerste aanleg bij het proces aanwezig was, is de weigeringsgrond voor die procedure niet van toepassing.
De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing in hoger beroep heeft geleid. Verder stelt de rechtbank vast dat die beslissing in hoger beroep is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met d, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan. Hoewel de opgeëiste persoon heeft verklaard dat hij bij alle procedures in Polen dezelfde advocaat had, merkt de rechtbank op dat niet is gebleken dat de opgeëiste persoon zijn advocaat ook heeft gemachtigd om hem in hoger beroep te vertegenwoordigen. Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd.
Op grond van voormelde informatie stelt de rechtbank echter vast dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de procedure in hoger beroep. Hij heeft immers zelf hoger beroep ingesteld, terwijl de advocaat die hem in alle procedures in Polen heeft bijgestaan, vervolgens de verdediging heeft gevoerd. Als de opgeëiste persoon al niet uit eigen beweging stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn recht om in persoon te verschijnen bij het proces in hoger beroep, lag het onder deze omstandigheden op de weg van de opgeëiste persoon om, al dan niet via zijn advocaat, zich te vergewissen van het vervolg van de beroepsprocedure. Het toestaan van de overlevering levert daarom geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon op. De rechtbank ziet om die reden af van haar bevoegdheid de overlevering te weigeren.

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 5, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen
Uit het EAB volgt dat op de feiten naar het recht van Polen een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5, 7 en 12 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Regional Court in Piotrków Trybunalski, Polen, voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. M.E.M. James-Pater, voorzitter,
mrs. P. Van Kesteren en mr. G.M. Beunk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.J.F. Ceelie, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 3 januari 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vergelijk HvJ EU 10 augustus 2017, C-270/17 PPU (Tupikas), ECLI:EU:C:2017:628.