ECLI:NL:RBAMS:2023:3197

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 mei 2023
Publicatiedatum
19 mei 2023
Zaaknummer
C/13/733232 / KG ZA 23-375
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van voorzieningen in kort geding met betrekking tot documentaire over vermeende onterechte veroordeling en beschuldigingen van seksueel misbruik

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 19 mei 2023 uitspraak gedaan in een kort geding dat was aangespannen door [eiser], die momenteel in de Verenigde Staten gevangen zit. [eiser] vorderde een verbod op de uitzending van een documentaire die door Submarine B.V. en BNNVARA over zijn leven en veroordeling wordt gemaakt. De documentaire behandelt onder andere de beschuldigingen van seksueel misbruik en de omstandigheden van zijn veroordeling voor de moord op zijn vrouw en stiefdochter. De voorzieningenrechter weigerde de gevraagde voorzieningen, met uitzondering van het verbod op het gebruik van de beschuldigingen van seksueel misbruik en drugshandel in promotiemateriaal voor de documentaire. De rechter oordeelde dat de belangen van de gedaagden bij het uitoefenen van hun journalistieke vrijheid zwaarder wegen dan de belangen van [eiser]. De rechter benadrukte dat de documentaire een bijdrage kan leveren aan een publiek debat van algemeen belang, gezien de politieke en maatschappelijke aandacht voor de zaak van [eiser]. De rechter wees erop dat [eiser] op de hoogte was van de beschuldigingen en dat hij had kunnen voorzien dat deze in de documentaire aan de orde zouden komen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gedaagden voldoende zorgvuldigheid in acht hadden genomen en dat er geen grond was voor een verbod op de uitzending van de documentaire. [eiser] werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/733232 / KG ZA 23-375 DvH/MB
Vonnis in kort geding van 19 mei 2023
in de zaak van
[eiser],
[woonplaats] ,
eiser bij dagvaarding van 4 mei 2023,
advocaat mr. M. Ellens te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SUBMARINE B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
2. de vereniging
OMROEPVERENIGING BNNVARA,
gevestigd te Hilversum,
gedaagden,
advocaat mr. J.W. Versteeg te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Ter zitting van 12 mei 2023 heeft mr. Ellens namens eiser, hierna [eiser] , de vorderingen zoals omschreven in de dagvaarding toegelicht. Gedaagden, hierna ook Submarine en BNNVARA, hebben, aan de hand van een vooraf ingezonden conclusie van antwoord, verweer gevoerd. Beide partijen hebben producties ingediend en een pleitnota overgelegd.
1.2.
Ter zitting waren aanwezig:
- aan de kant van [eiser] : mr. Ellens, [naam 1] , jurist verbonden aan een advocatenkantoor in de V.S. (online, via een videoverbinding), mr. R. (Rachel) Imamkhan, de zuster van [eiser] ( [naam 2] ) en haar partner;
- aan de kant van gedaagden: mr. Versteeg en mr. A.F.D. Iedema, en verder voor Submarine: [naam 3] (regisseur), [naam 4] (statutair bestuurder, producent) (online via een videoverbinding), [naam 5] (uitvoerend producent), en voor BNNVARA: [naam 6] (eindredacteur), mr. [naam 7] (bedrijfsjurist) en [naam 8] (juridisch medewerker).
1.3.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[eiser] , geboren op [geboortedatum] , is een Surinaamse Nederlander, die tot 1969 in Nederland heeft gestudeerd en gewoond.
2.2.
Submarine is een productiebedrijf dat onder meer speelfilms en documentaires ontwikkelt. BNNVARA is een Nederlandse publieke omroep.
2.3.
In 1969 is [eiser] met zijn gezin, dat toen bestond uit hemzelf, zijn vrouw [echtgenote] , zijn zoon en stiefdochter [stiefdochter] , naar Suriname verhuisd en in 1971 naar de Verenigde Staten, waar familie van zijn vrouw woonde.
2.4.
In 1981 hebben de vrouw en stiefdochter [eiser] beschuldigd van seksueel misbruik van de stiefdochter en dat gemeld bij de politie. [eiser] heeft seksueel misbruik altijd ontkend.
2.5.
In augustus 1983 zijn de vrouw en stiefdochter van [eiser] vermoord, toen [eiser] op een meerdaagse jachttrip was met zijn zoon.
2.6.
Op 10 april 1984 is [eiser] aangehouden op verdenking van de moorden. Hij is toen tijdens een hoorzitting vrijgesproken van de aanklacht ‘moord’. Op de nadere aanklacht ‘huurmoord’ is [eiser] opnieuw aangehouden, voordat hij de gevangenis kon verlaten. Hij is daarvoor uiteindelijk veroordeeld tot (in totaal) 56 jaar gevangenisstraf en zit nog steeds vast in een gevangenis in de Verenigde Staten, inmiddels al 37 jaar. [eiser] heeft enige betrokkenheid bij de moorden altijd ontkend.
2.7.
Aan de basis van de veroordeling van [eiser] lag onder meer ten grondslag een getuigenverklaring van [getuige] . Deze heeft later gezegd een valse verklaring te hebben afgelegd, in ruil voor bepaalde privileges, en bleek een goede bekende te zijn van de in de zaak van [eiser] dienstdoende officier van justitie. Tegen die achtergrond is een herzieningsprocedure gestart. Omdat hij inmiddels was overleden, kon [getuige] in die procedure niet meer worden gehoord. De veroordeling van [eiser] is blijven staan.
2.8.
In 2000 is het gestelde seksueel misbruik door [eiser] aan de orde geweest in de herzieningsprocedure. In één van de transcripten van die zittingen staat daarover onder meer:
“lt is now that the prosecutor has come up with this new alternate theory that [stiefdochter][de stiefdochter, vzr.]
was the target in actuality due to an ongoing sexual molestation between the Defendant and [stiefdochter] . The prosecutors sets out an incredible list of sexual activity beginning when [stiefdochter] was 11 years old and continuing for many years. The prosecutor wants to introduce the fact that [stiefdochter] and her mother, [echtgenote] went to the Ontario Police on September 19, 1981 and made statements to Officer [naam 9] about Defendants molestation. The prosecution wants to use Evidence Code 1370 and 1101 (b) to prove up that this was the motive for the murders. However, the time frame is almost two years from the police report and murders as to make the theory too remote in time to stand scrutiny.”
2.9.
Sinds 2011 krijgt [eiser] vanuit Nederland ondersteuning van de stichting PrisonLaw, in de persoon van de advocaat mr. Rachel Imamkhan. PrisonLaw biedt ondersteuning aan Nederlanders die in het buitenland gedetineerd zijn, bijvoorbeeld door bij te dragen aan goede juridische bijstand en betrokkenheid van de Nederlandse Staat, ook om Nederlandse onderdanen die in slechte omstandigheden in buitenlandse gevangenissen verblijven, naar Nederland over te brengen.
2.10.
Aan de gevangenschap van [eiser] in de V.S. zijn in 2015 en 2017 artikelen in de Volkskrant gewijd.
2.11.
Imamkhan en [naam 4] van Submarine zijn met elkaar in contact gekomen en hebben de mogelijkheid besproken om een documentaire te maken over [eiser] . BNNVARA is daarbij betrokken als co-producent. [naam 4] is in dat verband ook bij [eiser] op bezoek geweest. In van dat bezoek door [naam 4] gemaakte aantekeningen staat onder meer:
“Rachel vragen om adressen te geven van [eiser] schoonfamilie.
(…)alles moet zoveel mogelijk gefilmd worden”.
2.12.
Op 20 oktober 2016 is een Samenwerkingsoverkomst tot stand gekomen tussen Submarine en Imamkhan (als medewerkster van PrisonLaw). Daarin staat, voor zover van belang, het volgende:
“(…)
OVERWEGENDE DAT:
- Submarine een film en/of televisieserie wenst te vervaardigen over het leven van dhr. [eiser] ('de Film');
- Rachel Imamkhan de advocate is voor dhr [eiser] ;
- Dhr. [eiser] zijn medewerking wenst te verlenen aan de Film en de exclusieve verfilmingsrechten op zijn levensverhaal over te dragen aan Submarine;
- Rachel Imamkhan haar m.b.t. de zaak van dhr [eiser] exclusieve medewerking wenst te verlenen aan de Film;
- Partijen hun wederzijdse rechten en plichten wensen vast te leggen in deze overeenkomst;
ZIJN PARTIJEN OVEREENGEKOMEN ALS VOLGT:

1.Film-Opnamen

1.1
Imamkhan is bekend en akkoord met het feit dat Submarine het levensverhaal van de heer [eiser] verfilmt inclusief het aandeel van Imamkhan hierin.
1.2
De Film zal in principe een lengte hebben van ± 70’-85' minuten; daarnaast is Submarine gerechtigd een serie te vervaardigen. In financieringsfase zal in overleg met omroepen en fondsen worden besloten of het om een serie en/of een film gaat.
1.3
De beeld- en geluidsopnamen t.b.v. de Film zullen plaatsvinden vanaf 15 oktober 2016.
1.4
Imamkhan zal in overleg en redelijkheid haar medewerking verlenen aan de
Opnamen.
(…)
3. Inzage in de Film
Imamkhan heeft het recht vlak voordat de montage van de Film definitief voltooid wordt, (de 'off-line’ versie voordat het beeld 'op slot' gaat) de Film te bekijken. De inhoud van de Film staat op dat moment in principe vast; alleen de ondertitels, kleurcorrectie en geluidsmix worden daarna nog gedaan. Uitsluitend indien Imamkhan alsdan feitelijke onjuistheden constateert zullen deze - in overleg met de regisseur - worden verwijderd. Voor de goede orde: Imamkhan heeft geen inspraak m.b.t. in de in Film opgenomen interviews met derden c.q. door derden gedane uitspraken.
(…)
5. Geheimhoudingsplicht
Submarine zal strikte geheimhouding in acht nemen omtrent al hetgeen Submarine in verband met de (Opnamen t.b.v.) de Film bekend is geworden en waarvan Submarine het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs kan vermoeden.”
2.13.
In een persbericht van 17 juli 2017 (per e-mail toegestuurd aan PrisonLaw) heeft Submarine het volgende geschreven:
“(…)
Producent Submarine en omroep BNN-VARA werken al langere tijd aan een documentaire over de zaak [eiser] , die draait om de mogelijk onterechte gevangenschap van de 72-jarige Surinaamse Nederlander [eiser] . Hij zit al sinds 1986 in een Californische gevangenis vast. Afgelopen zaterdag 15 juli besteedde de Volkskrant een groot artikel aan [eiser] .
‘De zaak [eiser] ’ (werktitel) gaat over de zoektocht naar de waarheid rond de veroordeling van [eiser] tot 56 jaar gevangenschap voor de moord op zijn destijds 47-jarige vrouw en zijn stiefdochter. We volgen de Nederlandse advocate Rachel Imamkhan, werkzaam voor PrisonLAW, een organisatie die gedetineerden in het buitenland bijstaat. Zij heeft de zaak sinds 2011 in onderzoek. De documentaire is daarmee de eerste Nederlandse true crime serie: de kijker wordt meegenomen in het lopende onderzoek om uiteindelijk zelf te oordelen of [eiser] terecht of onterecht veroordeeld is, en om antwoord te geven op de vraag of hij zijn laatste levensjaren wel of niet in vrijheid kan doorbrengen.
Producent [naam 4] van Submarine: ‘De zaak [eiser] is een complex en aangrijpend verhaal. Het toont een tragisch familiedrama, maar is tegelijkertijd ook een verhaal over corruptie van politie, het criminele milieu in L.A. en een falend Amerikaans rechtssysteem.’
De documentaire wordt geregisseerd door [naam 3] (Via Genova, Droomland Amerika, De jacht op de match).
‘De zaak [eiser] ’ is een coproductie van Submarine en BNN-VARA en zal later te zien zijn op NPO 2.”
2.14.
Op 19 september 2017 heeft Imamkhan aan een medewerker van het ministerie van Buitenlandse Zaken het volgende geschreven:
“Prisonlaw gaat niet over de inhoud van de documentaire. De inhoud wordt bepaald door de documentairemakers en zij werken onafhankelijk van Prisonlaw.”
2.15.
Op 3 augustus 2018 heeft Submarine ( [naam 4] ) aan de zus van [eiser] (met Imamkhan in de cc) het volgende gemaild:
“Een ding staat voorop, onze hoofdvraag of hij onschuldig vast zit voor de moord op zijn vrouw en dochter, niet of hij incest heeft gepleegd. Dat is echt een enorm verschil. Ik heb er nog geen bewijzen voor gevonden (…) Ons doel is niet een film te maken over of je broer seksueel misbruik zou hebben gepleegd. Dat soort films maken [naam 3] noch ik. We kunnen je andere films laten zien die we beiden hebben gemaakt, misschien zou dat helpen om je te laten zien dat we niet uit zijn op een sensationeel verhaal?”
2.16.
Op 6 september 2018 heeft Submarine (regisseur [naam 3] ) aan de zus van [eiser] het volgende geschreven:
“Jij bent van de onschuld van je broer overtuigd. En velen met jou. De gelegenheid om dit adequaat en overtuigend te brengen is er volop. Wij zijn dit project ook begonnen omdat we denken dat er van alles mis is gegaan met de juridische behandeling van je broer. Dat is natuurlijk ook de kern van de film. Wat is er precies misgegaan? Hoe is het mogelijk dat een aan heroïne verslaafde kroongetuige het op een akkoordje wist te gooien met een corrupte aanklager? Hoe bestaat het dat hij al zolang in vreselijke omstandigheden vastzit? Waarom doet de Nederlandse overheid niets? (…)
Ik wil je dus bij deze nog eens op het hart drukken dat mijn intentie in het geheel niet is gericht om je broer (…) in een kwaad daglicht te stellen.”
2.17.
Op 18 december 2018 heeft Submarine ( [naam 3] ) aan Imamkhan geschreven:
“Ik zal in overleg met jou de interviews voorbereiden. Dit omdat jij echt het meest inhoudelijk op de hoogte bent. Dit geeft de film ook de meeste diepte.”
Met betrekking tot het gestelde seksueel misbruik schreef hij het volgende:
“Dit is een groot probleem voor het gehele project, omdat dit zeker een rol gaat spelen bij de release van de film. Feit blijft dat [eiser] nooit is aangeklaagd en dat dit op geen enkele manier in het proces en de veroordeling een rol heeft gespeeld. We moeten er samen heel goed zien uit te komen. Maar voor ons gaat de film niet over het seksueel misbruik. We hebben er ook geen bewijs voor gevonden, en we gaan niet zomaar aantijgingen doen. Het seksuele misbruik helemaal niet te noemen, is een slechte zaak, zowel voor [eiser] als voor ons.
(…)
De familie van [echtgenote] en [stiefdochter] zullen de film over [eiser] via de pers proberen af te branden, en dan is de film niet meer geloofwaardig. En dat geldt ook voor [eiser] zijn eigen verhaal.”
2.18.
In 2019 hebben gedaagden en Imamkhan de mogelijke risico’s voor [eiser] besproken die de documentaire voor hem zou kunnen hebben. Imamkhan heeft toen ingestemd om verder te gaan met het maken ervan.
2.19.
In een e-mail van 26 augustus 2019 schreef Submarine ( [naam 4] ) aan Imamkhan onder meer het volgende:
“Zoals al vaak gezegd, we maken geen film over [eiser] omdat we willen bereiken dat hij in een doodskist terugkomt naar NL. Dat is echt het laatste dat BNN of wij als belang hebben.”
2.20.
Op 23 juni 2020 is in de Tweede Kamer een motie aangenomen, waarin de (Nederlandse) regering werd verzocht zich maximaal in te spannen om [eiser] naar Nederland te laten overbrengen. Tot heden heeft die motie geen resultaat gehad.
2.21.
In oktober 2020 heeft Submarine Imamkhan een omvangrijke vragenlijst voorgelegd, met daarin onder meer de volgende vragen:
“- Wat voor rol speelt het dagboek van [stiefdochter] in de zaak [eiser]
- Waar is het dagboek nu?
- Denk jij dat het dagboek ooit heeft bestaan?”
2.22.
In een e-mail van 9 december 2020 schreef [naam 4] aan Imamkhan het volgende:
“Het seksueel misbruik zal wel genoemd worden, ook als reden waardoor [eiser] vast blijft zitten (dat dit opgebracht wordt door de familie van [echtgenote] bij de parole hearings), maar dit wordt geen hoofdlijn de film. Het lijkt ons belangrijk om het wel te benoemen, zodat we ook de context kunnen geven, namelijk dat er 1. geen bewijs voor is 2. Er nooit een aanklacht voor is gedaan en dus ook geen veroordeling voor is geweest. 3. Het geen onderdeel was van de rechtszaak tegen [eiser] .”
2.23.
Op 25 januari 2021 heeft Submarine Imamkhan om een interview verzocht. Dat is er niet van gekomen.
2.24.
In mei 2021 heeft [eiser] aan BNNVARA geschreven dat in de gevangenis een mislukte moordpoging op hem heeft plaatsgevonden.
2.25.
Op 21 juni 2021 en op 23 september 2021 heeft Imamkhan de samenwerking met Submarine opgezegd, omdat naar haar mening de afspraken werden geschonden en de documentaire schadelijk kon zijn voor [eiser] zaak en veiligheid.
2.26.
In een e-mail van 26 juli 2021 van Submarine ( [naam 4] ) aan Imamkhan staat onder meer het volgende:
“We vinden het wel belangrijk om te noemen dat wij bij het maken van een serie over de zaak [eiser] ook naar eigen inzicht en op basis van onze research mensen moeten kunnen benaderen. Dit doen wij altijd (…) weloverwogen en met gedegen research vooraf. Zo is dat ook afgesproken in ons contract.”
2.27.
In september 2021 hebben nabestaanden van de vrouw en stiefdochter van [eiser] aan Submarine ( [naam 3] ) brieven van stiefdochter [stiefdochter] verstrekt en heeft een officier van justitie inzage in haar agenda/dagboek verleend, waarin zij gecodeerd zou hebben aangegeven op welke dagen [eiser] haar seksueel had misbruikt. Daarnaast hebben een buurman van [eiser] en een nicht van [stiefdochter] in interviews verklaringen afgelegd over het vermeend seksueel misbruik. Bij het interview met de buurman was Imamkhan aanwezig.
2.28.
In een e-mail van 8 oktober 2021 heeft de advocaat van [eiser] gedaagden gesommeerd om het gebruik van zijn naam, zijn portret en het beeld- en geluidsmateriaal te staken en de samenwerkingsovereenkomst ontbonden.
In die e-mail staat, voor zover van belang, het volgende:
“(…)Waar u in 2016 een overeenkomst bent aangegaan met mevrouw Imamkhan voor het verfilmen van het levensverhaal van de heer [eiser] lijkt de invulling inmiddels een andere te zijn (en meer of enkel nog te focussen op de rechtsgang in Amerika, gezien ook uw website: (…) )
En daarbij wordt mevrouw Imamkhan in het geheel niet meer betrokken bij de productie ervan.
Dat is voor mevrouw Imamkhan reden om verdere medewerking stop te zetten en middels deze brief ontbindt zij de samenwerking met Submarine BV en beëindigt zij hiermee per direct de overeenkomst van 20 oktober 2016.
Zij doet daarbij een beroep op uw tekortkomingen in de nakoming van de samenwerkingsovereenkomst van 20 oktober 2016 en het feit dat u lijkt te zijn afgeweken van de oorspronkelijke bedoeling van partijen bij het aangaan van de overeenkomst.
Volledigheidshalve zegt mevrouw Imamkhan de samenwerkingsovereenkomst van 20 oktober 2016 hierbij op, nu zij er niet langer op vertrouwt dat Submarine BV het levensverhaal van de heer [eiser] zal vertellen, alsmede de rol daarin van mevrouw Imamkhan.”
In deze e-mail heeft de advocaat van [eiser] vermeld dat hij [eiser] heeft geadviseerd rechtsmaatregelen te treffen als niet aan deze sommatie wordt voldaan. Gedaagden hebben aan de sommatie geen gevolg gegeven.
2.29.
[eiser] , die inmiddels een slechte gezondheid heeft, verblijft thans in de [verblijfplaats] . Hij heeft getracht via zogenoemde ‘Parole Hearings’ vroegtijdig vrij te komen – in de V.S. kan een ‘Parole Board’ daarover beslissen – maar dat is tot heden niet gelukt.
2.30.
De nabestaanden van de vrouw en stiefdochter van [eiser] hebben in de Parole Hearings (in 2015, 2018, 2022 en 2023) het gestelde seksueel misbruik ter sprake gebracht. In de Parole Hearing van 21 april 2022 was aanvankelijk bepaald dat [eiser] in aanmerking zou komen voor vroegtijdige vrijlating, maar dat eerst een onderzoek in verband met het gestelde seksueel misbruik moest plaatsvinden. Na voltooiing van dat onderzoek is de vroegtijdige vrijlating uiteindelijk toch afgewezen.
2.31.
In de periode van november 2021 tot januari 2023, en met name in augustus en september 2022, hebben gedaagden Imamkhan en de advocaat van [eiser] vele malen de gelegenheid geboden om afleveringen van de documentaire te bekijken en, met name Imamkhan, om commentaar verzocht.
2.32.
Op 21 augustus 2022 heeft [eiser] aan BNNVARA geschreven:
“Last but not least; nogmaals: als de film wordt uitgezonden, vrees ik voor mijn leven, én mijn families leven/ (…) ik bid-smeek-verzoek U heel veel erg:
STOP THE “DOCUMENTAIRE”- ZEND HET NIET UIT AUB
2.33.
Imamkhan en een bestuurslid van PrisonLaw hebben de afleveringen 1-3 van de documentaire bekeken op 2 september 2022.
2.34.
Op 12 september 2022 heeft Submarine ( [naam 4] ) aan (onder anderen) de advocaat van [eiser] geschreven nog geen reactie van Imamkhan te hebben gekregen. In deze e-mail staat onder meer:
“We vinden het ongelofelijk jammer dat Rachel[Imamkhan, vzr.]
niet de dingen aangeeft waarmee zij een probleem had. Wellicht waren die eenvoudig op te lossen in de montage!”
2.35.
Op 28 november 2022 heeft Imamkhan met een ander bestuurslid van PrisonLaw de afleveringen 4 en 5, die toen nog niet helemaal af waren, bekeken.
Submarine ( [naam 5] ) heeft daarover per e-mail van 1 december 2022 aan de advocaat van [eiser] het volgende geschreven:
“Rachel heeft tijdens het nagesprek aangegeven graag een extra statement vanuit [naam 9] te horen in aflevering 5 (kort gezegd over hoe de claims van het seksueel misbruik [eiser] nu in de weg zitten, maar hij doordat er geen officiële aanklacht is gedaan zich er niet tegen kan
verdedigen). We zijn momenteel aan het kijken wat we hierover toe kunnen voegen.”
2.36.
Op 29 december 2022 heeft de advocaat van [eiser] de advocaat van gedaagden geschreven over het risico dat [eiser] loopt als in de documentaire de nadruk wordt gelegd op het gestelde seksueel misbruik en contacten die [eiser] zou hebben gehad in het drugsmilieu. De advocaat van gedaagden reageerde op 13 januari 2023, voor zover van belang, als volgt:
“Het is dus uitdrukkelijk niet zo dat in de serie de beschuldigingen van seksueel misbruik voor het eerst openbaar worden gemaakt. (…)
Ook het argument van de heer [eiser] dat het opnemen van het vermeende seksueel misbruik in de serie risico’s voor de heer [eiser] zouden opleveren in z’n detentie is al met Rachel besproken. Zij heeft hierop aan Submarine laten weten dat hij dit argument vaker gebruikt (ook bij andere onderwerpen) en dat zij de risico’s beperkt acht, onder meer omdat overplaatsing kan worden aangevraagd.”
2.37.
Op 20 januari 2023 en op 31 januari 2023 heeft de advocaat van gedaagden nog de volgende berichten aan de advocaat van [eiser] gestuurd:
vrijdag 20 januari om 17.06 uur:
“Het commentaar kan uiterlijk begin volgende week op camera nog worden gegeven, om het te kunnen verwerken. De laatste mogelijkheid daarvoor is aanstaande dinsdag. Graag horen we uiterlijk zondagavond of Rachel daar gebruik van wil maken.”
31 januari 2023:
“Rachel kan aanstaande donderdag of komende maandag of dinsdag naar Submarine komen voor het bekijken van aflevering 5 en het op camera geven van commentaar daarop. Als daar geen gebruik van gemaakt wordt, is het klaar en wordt de serie afgemaakt. Submarine heeft zich echt meer dan van haar verlangd kon worden ingespannen om jouw cliënten in staat te stellen wederhoor te geven. Dat jouw cliënten daar keer op keer geen gebruik van hebben gemaakt komt uiteraard voor hun risico.”
2.38.
Onder de gedingstukken bevinden zich samenvattingen van alle afleveringen van de documentaire. Daarin staat dat in aflevering 5 onder meer aan bod komt dat [eiser] mogelijk zijn stiefdochter en nichtje seksueel misbruikte.
In die aflevering zijn ook (uitgebreide) citaten van [naam 1] opgenomen, afkomstig uit een interview met hem in 2021. De samenvatting van aflevering 5 bevat onder meer de volgende passage:
“ [naam 3][regisseur [naam 3] , vzr]
reflecteert op de zaak. Vanuit meerdere kanten wordt belicht of [eiser] terecht is veroordeeld en of het terecht is dat de beschuldigingen van het misbruik nu zijn vrijlating mogelijk in de weg staan. De antwoorden van [eiser] tijdens de Parole Hearing waarin hij het seksueel misbruik ontkent, komen uitdrukkelijk in beeld. [naam 1] reflecteert op het feit dat de niet onderzochte beschuldigingen van misbruik nu zijn vrijlating in de moordzaak in de weg staan en dat dat volgens hem rechtens niet juist is. Twee onafhankelijke journalisten spreken over of [eiser] vrij zou moeten komen.”
2.39.
In een artikel in NRC van 10 mei 2023 komen het mogelijk seksueel misbruik en de betrokkenheid van [eiser] bij drugsmilieus aan de orde.
2.40.
Op de website van IMDB (International Movie Data Base) hebben gedaagden de documentaire als volgt aangekondigd:
“The [eiser] case is a complex and gripping 4-part true crime series about a tragic family drama set in 1980’s East L.A. in investigating the circumstances surrounding a brutal double murder, the series exposes a corrupt judicial system, incriminating family secrets and dangerous links to the Mexican mafia.”
2.41.
Volgens de planning zal de documentaire vanaf 22 mei 2023 beschikbaar zijn voor abonnees van NPO Start.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert, met hoofdelijke veroordeling van gedaagden in de proceskosten en wat vorderingen I tot en met III betreft onder verbeurte van dwangsommen:
I. Primair:
a. ten eerste: Submarine en BNNVARA te verbieden om de documentaire openbaar te maken, dan wel uit te zenden in en/of vanuit Nederland, en/of aan te bieden aan derden ter openbaarmaking, dan wel ter uitzending in en/of buiten Nederland;
b. ten tweede: Submarine en BNNVARA te verbieden om enige promotie te maken rondom de documentaire, dan wel te verbieden hierover publiciteit te zoeken, indien het verbod wordt toegewezen;
II. Subsidiair
a. ten eerste: Submarine en BNNVARA te verbieden om de afleveringen 4 en 5 van de documentaire openbaar te maken, dan wel uit te zenden in en/of vanuit Nederland, en of de afleveringen 4 en 5 van deze documentaire aan te bieden aan derden ter openbaarmaking, dan wel ter uitzending in en/of buiten Nederland;
b. ten tweede: Submarine en BNNVARA te verbieden om in de afleveringen 1 tot en met 3 van de documentaire aandacht te besteden aan de inhoud van de afleveringen 4 en 5 van deze documentaire, meer specifiek om aandacht te besteden aan de vermeende beschuldigingen omtrent seksueel misbruik en/of drugshandel zijdens [eiser] , al dan niet in de vorm van vooraankondigingen over de inhoud van volgende afleveringen, dan wel iets openbaar te maken, dan wel uit te zenden in/of vanuit Nederland ter zake deze vermeende beschuldigingen, dan wel tekst-/ beeld-/ fotomateriaal ter zake deze vermeende beschuldigingen aan te bieden aan derden ter openbaarmaking, dan wel ter uitzending in en/of buiten Nederland;
c. ten derde: Submarine en BNNVARA te verbieden om enige promotie te maken rondom de afleveringen 4 en 5 van de documentaire, dan wel te verbieden over de afleveringen 4 en 5 publiciteit te zoeken, indien het verbod wordt toegewezen;
III. Meer subsidiair
a. ten eerste: Submarine en BNNVARA te gebieden om zich te onthouden van het openbaar maken, van het uitzenden, dan wel het aanbieden voor openbaarmaking en/of uitzending van de documentaire in en/of vanuit Nederland, zolang [eiser] niet in de gelegenheid is gesteld om deugdelijk wederhoor te verstrekken op de vermeende beschuldigingen van seksueel misbruik en drugshandel binnen de context van de afleveringen 4 en 5 van deze documentaire;
b. ten tweede: Submarine en BNNVARA te gebieden om - na deugdelijk wederhoor door [eiser] - de aangepaste afleveringen 1 tot en met 5 ter viewing aan te bieden aan [eiser] , zodat [eiser] nogmaals de gelegenheid krijgt inhoudelijk commentaar te leveren op de inhoud van die afleveringen, alvorens deze door Submarine en BNNVARA worden openbaar gemaakt, worden uitgezonden en/of ter uitzending worden aangeboden aan derden in of vanuit Nederland;
c. dan wel, voor zover het hiervoor onder meer subsidiair gevorderde niet toewijsbaar is, Submarine en BNNVARA te gebieden om bij iedere aflevering van de documentaire in de openingstitel en in de aftiteling op te nemen op een afzonderlijk en duidelijk in beeld te brengen pagina in de taal van de betreffende openbaarmaking dat [eiser] geen toestemming heeft verleend aan openbaarmaking van de documentaire en het gebruik van zijn naam en portret en dat [eiser] niet in de gelegenheid is gesteld om deugdelijk wederhoor te leveren bij de documentaire en dat de vermeende beschuldigingen nooit onderdeel zijn geweest van een eerlijk proces alsook dat [eiser] hiervoor nooit is aangeklaagd en/of veroordeeld.
IV. dan wel die voorlopige voorzieningen te treffen die onder de gegeven omstandigheden in goede justitie passend worden geacht.
3.2.
Submarine voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt, voor zover van belang, hierna bij de beoordeling ingegaan.

4.De beoordeling

Inleiding en samenvatting van het geschil

4.1.
[eiser] wil met zijn vorderingen bereiken dat de documentaire (hierna ook: de Film) die gedaagden over hem hebben gemaakt niet wordt uitgezonden, in elk geval niet aflevering 5, waarin de beschuldigingen over seksueel misbruik en het verkeren in drugsmilieus aan de orde komen. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is naar voren gekomen dat Submarine, aanvankelijk met instemming en tot enthousiasme van [eiser] en Imamkhan, een documentaire is gaan maken over zijn leven, zijn dubieuze – en in [eiser] ’s ogen onterechte – veroordeling en de tegenwerking van de Nederlandse overheid om hem als Nederlands staatsburger te helpen. Imamkhan was bereid haar medewerking aan die documentaire te verlenen omdat zij en [eiser] de hoop en verwachting hadden dat de documentaire de zaak van [eiser] zou helpen en zijn vrijlating of overplaatsing zou kunnen bespoedigen. Submarine is vervolgens journalistiek onderzoek gaan doen en onder meer gaan praten met allerlei betrokkenen, vaak aangedragen door [eiser] zelf en opgespeurd door Submarine. In de loop van het onderzoek is een aspect van de zaak – dat bij [eiser] bekend was – een steeds belangrijkere rol gaan spelen: de beschuldiging dat [eiser] zijn stiefdochter en een nichtje seksueel zou hebben misbruikt. Submarine heeft steeds meer aanwijzingen gevonden dat die beschuldiging niet volledig uit de lucht is gegrepen. Hiermee heeft de documentaire een wending genomen die [eiser] , die alle beschuldigingen ontkent, vanzelfsprekend niet zint. Hij heeft Submarine en BNNVARA gesmeekt om de documentaire niet uit te zenden. Hij stelt dat zijn leven in gevaar komt, als zijn medegedetineerden op de hoogte komen van de onthulling dat hij wordt beticht van seksueel misbruik van minderjarigen. Dat [eiser] niet wil dat de documentaire wordt uitgezonden, is vanuit zijn perspectief begrijpelijk, maar het door hem gevorderde verbod om de documentaire uit te zenden kan niet worden toegewezen. Waarom dat niet kan, zal hierna worden toegelicht.
De samenwerkingsovereenkomst
4.2.
[eiser] heeft ter ondersteuning van zijn vorderingen allereerst gesteld dat gedaagden in strijd hebben gehandeld met de samenwerkingsovereenkomst (hierna ook: de overeenkomst).
4.2.1.
Van belang is dat niet [eiser] maar Imamkhan de overeenkomst met gedaagden is aangegaan. Zij is echter geen partij in dit kort geding. Wel was het uitgangspunt bij het aangaan van de samenwerking dat ook [eiser] meewerkte aan de documentaire. In die zin legt de overeenkomst voor de beoordeling van de vorderingen wel enig gewicht in de schaal.
4.2.2.
De overeenkomst bevat geen tussentijdse opzeggingsmogelijkheid en hetgeen [eiser] heeft aangevoerd levert geen grond op voor de ontbinding van de overeenkomst. Dat gedaagden de ‘oorspronkelijke insteek’ van de Film zouden hebben verlaten – hetgeen zij betwisten – is geen grond voor ontbinding. Volgens de samenwerkingsovereenkomst is onderwerp van de documentaire het “levensverhaal” van [eiser] “inclusief het aandeel van Imamkhan hierin”. In de overeenkomst is niet opgenomen dat de documentaire (alleen) zou gaan over een mogelijke rechterlijke dwaling in de V.S. en een gebrek aan inzet van de Nederlandse overheid voor zijn vrijlating/overplaatsing, al vormde het signaleren daarvan de aanleiding tot het maken ervan. Deze aanleiding verbiedt de bij de documentaire betrokken onderzoeksjournalisten uiteraard niet om datgene wat zij bij het onderzoek voor het maken van de documentaire tegenkomen verder te onderzoeken en in de documentaire te gebruiken. Ook bestaat daarvoor geen andere – wettelijke – belemmering. Imamkhan erkent dat zelf ook waar zij op 19 september 2017 (zie 2.14) aan het ministerie schrijft dat de documentairemakers volledig onafhankelijk zijn. Gedaagden hebben terecht aangevoerd dat zij in de documentaire de waarheid boven tafel willen krijgen – dat uitgangspunt blijkt ook al uit het persbericht uit 2017 (zie 2.13) – en dat zij niet hebben afgesproken om een promotiefilm voor [eiser] te maken. Overigens hebben gedaagden desgevraagd meegedeeld dat de mogelijkheid dat [eiser] geen eerlijk proces heeft gekregen en dat racisme een rol zou kunnen spelen bij de veroordeling uitgebreid in de Film aan de orde komen.
4.2.3.
Ook de stelling van [eiser] dat Submarine een geheel eigen koers ging varen en Imamkhan buiten spel zette, gaat niet op: Imamkhan heeft zelf enige keren de samenwerking opgezegd (zonder dat daarvoor een gegronde reden bestond) en is opgehouden haar medewerking te verlenen.
4.2.4.
In de dagvaarding heeft [eiser] zich beroepen op de geheimhoudingsbepaling in de overeenkomst. Deze bepaling lijkt echter met name te zien op eventueel vertrouwelijke van Imamkhan afkomstige informatie. [eiser] heeft bovendien niet nader met concrete voorbeelden onderbouwd dat en waarmee gedaagden deze bepaling zouden hebben geschonden.
Medewerking/instemming van [eiser] en Imamkhan vereist?
4.3.
Gedaagden hebben terecht aangevoerd dat Submarine ook zonder overeenkomst de documentaire mocht maken. Voorshands is niet aannemelijk geworden dat daarin beelden of geluidfragmenten worden gebruikt waarvan [eiser] rechthebbende is, afgezien van een beroep op zijn portretrecht, waarop hierna afzonderlijk zal worden ingegaan. Anders dan zijdens [eiser] ter zitting is gesteld, was ook niet afgesproken dat alleen getuigen geïnterviewd mochten worden in aanwezigheid van Imamkhan en een privédetective. Dat blijkt niet uit de samenwerkingsovereenkomst, integendeel, in artikel 3 is juist bepaald dat zij “geen inspraak heeft met betrekking tot in de Film opgenomen interviews met derden c.q. door derden gedane uitspraken.” Dat Submarine ( [naam 3] ) in de e-mail van 18 december 2018 aan Imamkhan heeft meegedeeld haar te zullen betrekken in de voorbereiding van de interviews maakt dat niet anders. Met iemand overleggen betekent niet dat instemming is vereist of dat Submarine geen interviews buiten aanwezigheid van Imamkhan zou mogen houden en/of geen onafhankelijk onderzoek zou mogen doen. Naderhand heeft Submarine ( [naam 4] ) de journalistieke/onafhankelijke rol van Submarine herhaald, onder meer in de e-mail van 26 juli 2021 (zie 2.26). Ook is niet gesteld of gebleken dat in de documentaire materiaal van Imamkhan is gebruikt, zonder haar instemming, zodat ook deze bepaling in de samenwerkingsovereenkomst niet aan uitzending van de documentaire in de weg staat.
Portretrecht
4.4.
[eiser] heeft geen algemeen recht zich te verzetten tegen de verspreiding van zijn portret. Niet alleen moet hij bij een verbod daartoe een redelijk belang hebben, ook geldt dat dit belang dan zwaarder moet wegen dan het belang van – in dit geval – gedaagden bij hun uitingsvrijheid. Gedaagden hebben terecht aangevoerd dat dit hier niet het geval is. Daarbij spelen voorgaande en hierna te noemen feiten en omstandigheden een rol, alsook dat het in de documentaire te vertonen portret algemeen bekend is (en – kennelijk – door/namens [eiser] zelf bijvoorbeeld aan NRC ter beschikking is gesteld) en het portret bijdraagt aan de nieuwswaarde van de documentaire.
Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG)
4.5.
[eiser] heeft zich onder meer beroepen op de AVG. Volgens hem zijn de beschuldigingen van seksueel misbruik “gegevens met betrekking tot iemands seksueel gedrag of seksuele gerichtheid” waarvan de verwerking zonder zijn toestemming op basis van artikel 9 AVG verboden zou zijn. Niet valt echter in te zien dat dit artikel, zoals gedaagden ter zitting terecht hebben betoogd, zonder meer zou meebrengen dat het een slachtoffer van seksueel misbruik niet zou zijn toegestaan (direct of indirect) gegevens over de vermeende dader openbaar te maken. Hetgeen in de documentaire naar voren komt omtrent het vermeende seksueel misbruik kan reeds daarom niet op grond van het bepaalde in de AVG worden verboden.
Verder juridisch kader
4.6.
Toewijzing van de vorderingen van [eiser] zou een beperking inhouden van het in artikel 10 lid 1 EVRM (Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden) vastgelegde recht op vrijheid van meningsuiting. Een dergelijke beperking is ingevolge artikel 10 lid 2 EVRM slechts toegestaan, indien deze bij de wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving ter bescherming van de in artikel 10 lid 2 genoemde belangen, waaronder de bescherming van de goede naam of rechten van anderen. Daarnaast dient een dergelijke beperking proportioneel te zijn. Bij de beantwoording van de vraag of aan deze voorwaarden is voldaan, dienen alle omstandigheden van het geval in ogenschouw te worden genomen, met een afweging van de betrokken belangen. Het belang van gedaagden is dat zij zich in het openbaar kritisch, informerend, opiniërend en waarschuwend moeten kunnen uitlaten over misstanden die de samenleving raken. Naast dit belang speelt in deze zaak voor gedaagden ook een financieel belang, aangezien al veel in de documentaire is geïnvesteerd.
Het belang van [eiser] is dat zijn persoon niet lichtvaardig wordt blootgesteld aan voor hem ongewenste publiciteit omtrent zijn privé-gegevens en privé-situatie en in dit geval zijn veiligheidsbelang. Op grond van geldende rechtspraak, onder meer van het EHRM (Europese Hof voor de Rechten van de Mens), moeten daarbij de volgende factoren worden betrokken:
( a) in hoeverre de openbaarmaking een bijdrage levert aan een (publiek) debat van algemeen belang;
( b) de mate van bekendheid van de betrokken persoon en het onderwerp van de openbaarmaking;
( c) het eerdere gedrag van de betrokken persoon in verhouding tot de media;
( d) de methode van het verkrijgen van de relevante informatie (waaronder de omstandigheden waarbij de afbeeldingen zijn verkregen (toestemming?)) en de verificatie/waarheidsgetrouwheid van de verkregen informatie;
( e) de inhoud, vorm en de gevolgen van de publicatie.
4.7.
Verder dient tot uitgangspunt dat een uitzendverbod vooraf alleen in uitzonderlijke omstandigheden wordt toegewezen, als dat uit het oogpunt van effectieve rechtsbescherming nodig is. Er moet in ieder geval voldoende bekend zijn over de voorgenomen uitzending om de onrechtmatigheid daarvan te kunnen vaststellen.
Inhoud van de Film en overige omstandigheden
4.8.
[eiser] heeft vooral bezwaren tegen wat er in documentaire naar voren wordt gebracht over (i) seksueel misbruik en (ii) (‘connecties met’) de drugswereld waarin [eiser] zich zou hebben bevonden ten tijde van de moorden. Nu de documentaire nog niet is vertoond (en de voorzieningenrechter die ook niet heeft gezien) wordt er vanuit gegaan dat de inhoud ervan overeenkomt met wat partijen (met name gedaagden) daarover naar voren hebben gebracht, in het bijzonder de door gedaagden in het geding gebrachte samenvatting daarvan.
Debat van algemeen belang? (a)
4.8.1.
De documentaire is onder meer gewijd aan de mogelijk onterechte veroordeling en gevangenschap van [eiser] . De affaire [eiser] is sinds 2015 aan de orde geweest in diverse publicaties en houdt ook de politiek bezig. Daarmee kan zonder meer worden gezegd dat de documentaire een bijdrage kan leveren aan een (publiek) debat van algemeen belang. Anders dan [eiser] stelt, zijn de uitingen over het gestelde seksueel misbruik en connecties met de drugswereld in dit verband van betekenis en actueel. In de Parole Hearings is dit immers herhaaldelijk aan de orde geweest (ook nog in 2022 en 2023) en het onderzoek naar het gestelde misbruik heeft een cruciale rol gespeeld bij de beslissing om [eiser] in 2022 niet voortijdig vrij te laten. Ook de (mogelijke) connecties met de drugswereld zijn daarin aan de orde gekomen en in die zin relevant.
Publiek figuur/bekendheid in de media? ( b en c)
4.8.2.
Nu de zaak [eiser] in diverse media met naam en toenaam (en met plaatsing van zijn foto’s) al aan de orde is geweest, en hij via PrisonLaw ook zelf de publiciteit heeft gezocht, is [eiser] in zekere mate een ‘public figure’ die zich ook qua negatieve publiciteit meer zal moeten laten welgevallen dan een willekeurig onbekend persoon.
Methode van verkrijgen informatie/steun in de feiten/hoor en wederhoor ? (d en deels e)
4.8.3.
Gelet op de beschikbare documentatie – een verklaring van een voormalige buurman van [eiser] en verslagen van andere getuigenissen, een agenda/dagboek van stiefdochter [stiefdochter] en een brief aan haar tante – is op basis van de thans beschikbare informatie niet aannemelijk dat gedaagden in de documentaire zaken zullen laten zien die geen steun vinden in het beschikbare feitenmateriaal.
Gedaagden hebben verder aangevoerd dat in de documentaire de kant [eiser] ook uitvoerig wordt belicht, waarbij ook aan de orde komt dat hij de aantijgingen over seksueel misbruik ontkent en dat hij hiervoor nooit is veroordeeld. Daarnaast wordt de Amerikaanse jurist [naam 1] met name op het punt van het gestelde seksueel misbruik uitgebreid geciteerd in aflevering 5. Dat de te vertonen citaten komen uit een interview met [naam 1] toen de brief en de agenda van [stiefdochter] nog niet door Submarine waren in gezien, kan haar niet worden verweten. Gedaagden hebben ook na de ontdekking van deze documenten immers voldoende gelegenheid geboden aan Imamkhan voor hoor- en wederhoor. Zij heeft om haar moverende redenen daar geen gebruik van gemaakt. Een van de redenen die zij heeft genoemd is dat het volgens haar passender was om [naam 1] een weerwoord te bieden, omdat hij als Amerikaanse jurist beter op de hoogte zou zijn van alle ‘ins en outs’. Gedaagden hebben echter terecht aangevoerd dat zij met Imamkhan samenwerkten, en dat het dus logischer was om haar te benaderen dan [naam 1] . Het had dan ook op de weg gelegen van Imamkhan om daarop in te gaan en [naam 1] daarbij vervolgens te betrekken. Geoordeeld wordt dat gedaagden gedurende het gehele totstandkomingsproces van de documentaire en door de voorgenomen afleveringen, voor zover voltooid, aan Imamkhan te tonen, aan het beginsel van hoor- en wederhoor voldoende inhoud hebben gegeven.
4.8.4.
De informatie voor de documentaire is verkregen op grond van journalistiek onderzoek met aanvankelijk de medewerking van [eiser] en Imamkhan. Er zijn geen indicaties dat gedaagden daarbij niet hebben voldaan aan alle journalistieke zorgvuldigheidseisen. Van hen kan niet worden gevergd dat zij zorgvuldig onderzochte relevante zaken uit de documentaire (een journalistiek werk) weglaten.
Gevolgen van de documentaire (e) voorts
4.8.5.
[eiser] heeft aangevoerd dat hij, door de openbaringen met betrekking tot het vermeende seksueel misbruik en mogelijke connecties met de drugswereld, in de gevangenis zijn leven niet meer zeker zal zijn. Op zichzelf valt niet uit te sluiten dat beschuldigingen in die sfeer voor [eiser] een gevaarlijke situatie opleveren, nu, mede op basis van perspublicaties hierover, voldoende aannemelijk is dat zedendelinquenten (met name als daarbij minderjarigen zijn betrokken) in (Amerikaanse) gevangenissen als uitschot worden beschouwd en regelmatig worden mishandeld, of erger. Dat is echter geen grond om de vorderingen van [eiser] toe te wijzen. Op het moment dat partijen (en Imamkhan) besloten met elkaar in zee te gaan om een documentaire te gaan maken over het leven van [eiser] , wist [eiser] dat hij beschuldigd was van seksueel misbruik en had hij kunnen voorzien dat ook dit in de documentaire minst genomen zou worden genoemd. Niemand – ook gedaagden niet – had voorzien dat er tijdens het maken van de documentaire nieuwe informatie over het vermeende seksueel misbruik naar boven zou komen, te beginnen met het interview met de buurman van [eiser] in september 2021, waar Imamkhan bij aanwezig was. [eiser] was er – begrijpelijk – niet blij mee dat het onderzoek van Submarine deze wending nam en dat het seksueel misbruik hierdoor een grotere rol zou (kunnen) gaan spelen in de Film. Dát – de andere ‘insteek’ die de Film hierdoor leek te krijgen – is in de ontbindingsbrief van oktober 2021 (zie 2.28) ook als reden genoemd voor de opzegging van de samenwerking door Imamkhan, niet het feit dát het seksueel misbruik in de Film aan de orde komt. In die brief wordt bovendien geen woord gewijd aan het gevaar dat [eiser] door deze wending zou lopen. In lijn met dit alles hebben gedaagden onweersproken gesteld dat zij in 2019 een bespreking met Imamkhan hebben gehad over het argument van [eiser] dat het maken van de documentaire moest stoppen omdat zijn leven anders in gevaar zou komen, en dat toen besloten is om ermee door te gaan (zie 2.18). Ook strookt daarmee dat toen is besproken dat het mogelijk is om overplaatsing aan te vragen, als een gedetineerde reëel gevaar loopt (verwezen wordt ook naar de brief van de advocaat van gedaagden van 13 januari 2023 (zie 2.36)).
Tussenconclusie
4.9.
Het voorgaande leidt ertoe dat in de gegeven omstandigheden geen grond aanwezig is om de documentaire op voorhand te verbieden, aangezien onvoldoende aannemelijk is dat gedaagden door de vertoning ervan onrechtmatig jegens [eiser] zullen handelen. De belangen van gedaagden bij het kunnen uitoefenen van hun journalistieke vrijheid wegen zwaarder dan het belang van [eiser] bij het gevraagde verbod. Dit betekent dat de vorderingen gericht op het verbieden van (delen van) de documentaire zullen worden afgewezen.
De overige (meer) subsidiaire vorderingen
4.10.
Gedaagden hebben herhaaldelijk aangegeven dat het gestelde seksueel misbruik en mogelijke betrokkenheid bij drugshandel in de documentaire niet de hoofdlijn van de Film is en dat zij zeker niet de bedoeling hebben om [eiser] in gevaar te brengen of om een sensatieverhaal te maken. Zij hebben ter zitting ook verklaard dat zij de onder 2.40 vermelde aankondiging, waarin een link wordt gelegd met de ‘Mexican mafia’, te zullen aanpassen (wat hen betreft onverplicht).
4.11.
[eiser] heeft er vanzelfsprekend, als de Film in de openbaarheid komt, wel een – gerechtvaardigd – belang bij dat zoveel mogelijk wordt voorkomen dat voor hem een gevaarlijke situatie ontstaat. Om aan dit belang tegemoet te komen, kan van gedaagden wel worden verwacht dat zij in hun aankondigingen/promotie van de Film niet de nadruk leggen op de aspecten seksueel misbruik en mogelijke
betrokkenheid bij drugshandel. Daarmee kan worden voorkomen dat deze beschuldigingen onder de aandacht van het grote publiek (en in het bijzonder de medegedetineerden van [eiser] , als de Film ook in de V.S. wordt uitgezonden) komen, zonder enige nuance of context, anders dan in de documentaire het geval zal zijn. De vereiste zorgvuldigheid brengt daarom mee dat het subsidiair ten tweede onder b in zoverre (deels) kan worden toegewezen, in die zin dat het gedaagden zal worden verboden om in vooraankondigingen/promotiemateriaal van de Film aandacht te besteden aan het vermeende seksueel misbruik en/of vermeende drugshandel zijdens [eiser] , zoals hierna in het dictum bepaald (daaronder valt ook de verwijzing naar de ‘Mexican mafia’). Deze – geringe – inperking van de uitingsvrijheid wordt in dit geval noodzakelijk en proportioneel geacht. [eiser] heeft daarbij een spoedeisend belang, gezien de aankondiging onder 2.40 en de voorgenomen beschikbaarheid voor het publiek van de film op 22 mei aanstaande. Een dwangsom wordt niet nodig geacht, aangezien wordt aangenomen dat gedaagden zich aan dit verbod zullen houden (nu zij ook op de zitting al eigener beweging hebben toegezegd de aankondiging onder 2.40 te zullen aanpassen). Voor verdergaande ge- of verboden bestaat onvoldoende grond.
Conclusie
4.12.
De slotsom is dat de gevraagde voorzieningen worden geweigerd, met uitzondering van het hiervoor genoemde verbod ten aanzien van de vooraankondigingen / het promotiemateriaal. [eiser] zal, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verbiedt gedaagden om in vooraankondigingen en promotiemateriaal voor de Film te verwijzen naar seksueel misbruik en/of drugshandel zijdens [eiser] ,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de kosten van dit geding, tot heden aan de zijde van gedaagden begroot op:
– € 676,00 aan griffierecht en
– € 1.079,00 aan salaris advocaat,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Dudok van Heel, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Balk, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 mei 2023. [1]

Voetnoten

1.type: MB