ECLI:NL:RBAMS:2023:3189

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 mei 2023
Publicatiedatum
19 mei 2023
Zaaknummer
13/224983-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van medeplegen productie en voorhanden hebben van MDMA in een drugslaboratorium te Maria Hoop

Op 16 mei 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van de productie van MDMA in een drugslaboratorium. De verdachte, geboren in 1992 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, werd samen met medeverdachten aangehouden in een loods in Maria Hoop waar een draaiend drugslaboratorium was aangetroffen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich in de periode van 28 augustus tot en met 4 september 2022 schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk produceren en voorhanden hebben van aanzienlijke hoeveelheden MDMA, namelijk 16,7 kilogram en 348 kilogram. De rechtbank heeft de bewijsvoering gebaseerd op getuigenverklaringen, DNA-onderzoek en de omstandigheden van de aanhouding. De verdachte heeft tijdens de zittingen verklaard dat hij betrokken was bij de productie van MDMA en dat hij enkele dagen voor zijn aanhouding in het laboratorium was gaan werken. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van medeplegen, gezien de gezamenlijke aanhouding en de aangetroffen persoonlijke spullen van de verdachte en medeverdachten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, met aftrek van het voorarrest, en heeft een maatregel tot kostenverhaal opgelegd van € 14.923,93. De rechtbank heeft ook verbeurdverklaring van in beslag genomen goederen uitgesproken en de teruggave van bepaalde goederen aan de verdachte gelast.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/224983-22
Datum uitspraak: 16 mei 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
nu gedetineerd in [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 16 december 2022, 28 februari 2023 en 25 april 2023. Het onderzoek is op 16 mei 2023 gesloten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. J.H. van der Meij en van wat verdachte en zijn raadsman mr. W.R. Smeets naar voren hebben gebracht.
Er wordt gelijktijdig vonnis gewezen in de zaak tegen medeverdachte [medeverdachte 1] (13/224891-22).

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich in de periode van 1 augustus 2022 tot en met 4 september 2022 te Maria Hoop heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van het produceren, althans het opzettelijk aanwezig hebben van 16,7 kilogram en 348 kilogram MDMA.
De tekst van de gehele tenlastelegging is opgenomen in
Bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het medeplegen van het vervaardigen en opzettelijk aanwezig hebben van 16,7 kilogram en 348 kilogram MDMA.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat enkel kan worden vastgesteld dat verdachte zich op of omstreeks 3 en 4 september 2022 heeft schuldig gemaakt aan de vervaardiging van een hoeveelheid MDMA. Verdachte heeft bekend dat hij twee dagen in de loods is geweest om productiewerkzaamheden te verrichten. Er is echter geen bewijs dat verdachte langer dan die twee dagen bij de productie betrokken is geweest. Het boekje met de aantekeningen omtrent het productieproces dat in de tas van verdachte is aangetroffen, is geen eigendom van verdachte en lag al in de loods toen hij daar kwam. Ook kan niet worden vastgesteld dat de medeverdachte heeft meegeholpen met de productie, zodat medeplegen niet bewezen kan worden. Voorts kunnen de hoeveelheden in de tenlastelegging, tezamen met het opzettelijk voorhanden hebben daarvan, niet worden bewezen. Verdachte heeft daarvan geen wetenschap gehad en die hoeveelheden bevonden zich niet in zijn machtssfeer, omdat deze hoeveelheden MDMA zijn aangetroffen in vriezers in de kristallisatietrailer en verdachte enkel in de productietrailer is geweest.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden vast. [1]
Op 4 september 2022 is in Maria Hoop in een loods op het erf van de heer [medeverdachte 2] een draaiend drugslaboratorium aangetroffen. [2] Uit onderzoek is gebleken dat er MDMA geproduceerd werd. Volgens het Team Landelijke Faciliteit Ontmantelen (hierna: LFO) was de loods ingericht voor zeer grootschalige vervaardiging van MDMA. [3] In de loods stonden twee trailers: in de ene trailer (trailer 1) vond het kristallisatieproces plaats en in de tweede trailer (trailer 2) het productieproces. [4] Bij de inval zijn verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] in de loods aangehouden. [5] In een tas die aan de zijkant van trailer 2 stond is een hoeveelheid van 16,7 kilogram droge MDMA kristallen aangetroffen en in een vrieskist in trailer 2 is 348 kilogram aan natte MDMA kristallen aangetroffen. [6] In het gedeelte van de loods waar het laboratorium was gesitueerd lagen twee luchtbedden. [7] Naast het rechter luchtbed lag een tas waarin onder andere een boekje met aantekeningen en een zakje met daarin een brok MDMA kristallen zaten. [8] Verdachte heeft ter terechtzitting van 25 april 2023 verklaard dat de tas van hem was en dat hij het brokje MDMA had aangetroffen op een ijskast in de loods en dat hij die in zijn tas had gedaan voor een feestje. [9] In het aangetroffen boekje stonden aantekeningen met betrekking tot het productieproces van de MDMA. [10] Zo stonden er hoeveelheden in, onder andere met betrekking tot base en ‘ac’, waarmee vermoedelijk aceton werd bedoeld. Ook stonden er gewichten in met betrekking tot blauwe en rode tonnen.
Verder was in het boekje de toegangscode van het hek naar het terrein waarop de loods stond, genoteerd. [11] Naast het linker luchtbed werd een sporttas aangetroffen waarin onder andere diverse medicijnen op naam van mevrouw [naam] en een zakje met MDMA zaten. [12]
Uit sporenonderzoek in het laboratorium [13] bleek dat er DNA van verdachte is aangetroffen op een handschoenendoos in de productietrailer [14] , de binnenzijde van de nek van een T-shirt [15] en op de borstel van een tandenborstel. [16] Het DNA van medeverdachte [medeverdachte 1] [17] is aangetroffen op het contactvlak van een gelaatsmasker [18] , het gehele gebied van de knoop van een vuilniszak [19] , de borstel van een tandenborstel [20] , de binnenzijde van een handschoen die in een trailer is aangetroffen [21] en de binnenzijde van de nek van een T-shirt. [22]
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij in de loods bezig was met de productie van MDMA. Hij heeft verklaard dat hij een week voor de aanhouding was benaderd om werkzaamheden in het lab te verrichten. Hij is daarop in het laboratorium gaan kijken. Verdachte heeft verklaard dat hij twee dagen voor de aanhouding is begonnen met het werken in het drugslab. [23]
4.3.2
Bewijswaardering
Op grond van de voorgenoemde feiten en omstandigheden en de bekennende verklaring van verdachte vindt de rechtbank bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het produceren van MDMA. Gelet op de verklaring van verdachte dat hij een week voorafgaand aan de aanhouding al is benaderd voor de werkzaamheden in het drugslab en daarop in het drugslaboratorium is gaan kijken, is de rechtbank van oordeel dat hij een week voor de datum van aanhouding betrokken is geraakt bij de productie van die MDMA.
Medeplegen
Anders dan door de verdediging is bepleit, is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van medeplegen. Verdachte en medeverdachte zijn tezamen aangehouden in een draaiend drugslaboratorium, van beiden zijn persoonlijke spullen aangetroffen en hun DNA is aangetroffen op plaatsen en goederen waaruit kan worden afgeleid dat zij zich allebei bezig hielden met het productieproces. Daarbij komt dat uit de bevindingen van het LFO blijkt dat het drugslab was ingericht voor zeer grootschalige vervaardiging van MDMA en dat er ook al een aanzienlijke hoeveelheid MDMA was geproduceerd. Deze bevindingen wijzen erop dat de productie in een organisatorisch verband moet hebben plaatsgevonden. De rechtbank vindt daarom bewezen dat verdachte in nauwe en bewuste samenwerking met anderen MDMA heeft geproduceerd.
Wetenschap en beschikkingsmacht
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging dat geen sprake is van wetenschap en beschikkingsmacht ten aanzien van de aangetroffen hoeveelheden MDMA en overweegt hiertoe als volgt. De loods en het daarin aanwezige drugslaboratorium waren ingericht op grootschalige MDMA-productie. Verdachte was zelf bezig met het produceren. Hij beschikte bovendien over een notitieboekje waarin aantekeningen met betrekking tot de productie stonden. Daarnaast is in de tas van verdachte MDMA aangetroffen waarvan verdachte heeft verklaard dat het uit het drugslaboratorium afkomstig was. Gelet op al het voorgaande kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat verdachte wetenschap had van de hoeveelheden drugs die zijn aangetroffen en dat hij daarover ook kon beschikken.
Periode
Niet kan worden vastgesteld in welke periode de op 4 september 2022 aangetroffen hoeveelheden MDMA zijn geproduceerd. Daarom maakt de rechtbank in de bewezenverklaring onderscheid tussen het medeplegen van, kort gezegd, de productie van
eenhoeveelheid MDMA in de periode 28 augustus tot en met 4 september 2022 en het op 4 september 2022 aanwezig hebben van 16,7 en 348 kilogram MDMA.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
rubriek 4vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
in de periode van 28 augustus 2022 tot en met 4 september 2022 te Maria Hoop tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk heeft bereid, bewerkt, verwerkt en vervaardigd een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en
op 4 september 2022 opzettelijk aanwezig heeft gehad 16,7 kilogram MDMA en 348 kilogram MDMA.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 jaren, met aftrek van het voorarrest, en een geldboete van € 25.000,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 160 dagen hechtenis. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] hoofdelijk de Maatregel Kostenverhaal ex artikel 13d van de Opiumwet wordt opgelegd voor € 44.771,79.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft opgemerkt dat de strafeis van de officier van justitie slechts is ingegeven door de oriëntatiepunten van de rechtspraak. Er is onvoldoende rekening gehouden met de rol van verdachte. Gelet op de rechtspraak in soortgelijke zaken dient een eventuele gevangenisstraf niet langer dan 30 maanden te duren. Verder heeft de verdediging verzocht af te zien van oplegging van een geldboete, gelet op de financiële positie van verdachte en een eventuele ontnemingsmaatregel. Met betrekking tot de Maatregel Kostenverhaal moet de btw in mindering worden gebracht en moet het bedrag pondsgewijs over zes verdachten, namelijk verdachte, [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en ten minste twee anderen, worden verdeeld.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van produceren van MDMA in een drugslaboratorium dat was ingericht voor grootschalige productie en het medeplegen van het voorhanden hebben van een grote hoeveelheid MDMA: bijna 365 kilogram. Verdachte is daardoor medeverantwoordelijk voor de nadelige effecten die het gebruik van harddrugs veroorzaken voor de volksgezondheid en de keten van (ondermijnende) criminaliteit die met harddrugs gepaard gaat. Daarnaast veroorzaakt het opslaan en het bewerken van diverse chemicaliën die worden gebruikt bij het vervaardigen van synthetische drugs vele risico’s, zoals brand- en ontploffingsgevaar en het vrijkomen van giftige dampen. Dit is niet enkel levensgevaarlijk voor de producenten van de drugs, maar ook voor de omwonenden van het drugslaboratorium.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 15 februari 2023, waaruit blijkt dat verdachte op 23 januari 2020 ter zake van een Opiumwet-feit is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van de bewezenverklaarde strafbare feiten, alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enkele jaren passend is. De rechtbank houdt in de strafmaat in strafverzwarende zin rekening met de recidive en in strafmatigende zin met het feit dat verdachte een beperktere en meer uitvoerende rol dan medeverdachte [medeverdachte 1] heeft vervuld. De rechtbank heeft gekeken naar de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Hierin ziet zij aanleiding om een wat lagere gevangenisstraf op te leggen dan door de officier van justitie gevorderd en geen geldboete op te leggen. Al met al acht de rechtbank een gevangenisstraf van 42 maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.
Maatregel Kostenverhaal
De Maatregel Kostenverhaal (artikel 13d van de Opiumwet) is op 1 juli 2022 in werking getreden en is van toepassing op strafbare feiten die na de datum van inwerkingtreding worden opgespoord en vervolgd. De maatregel maakt het mogelijk dat de kosten die de Staat maakt in verband met vernietiging van voorwerpen die ernstig gevaar opleveren voor de leefomgeving of de volksgezondheid, worden verhaald op degene die wordt veroordeeld voor een strafbaar feit dat in verband staat met het voorwerp.
Blijkens de in het dossier gevoegde factuur heeft de Staat in deze zaak kosten gemaakt voor het ontmantelen van het drugslaboratorium in de loods in Maria Hoop. De uitgevoerde werkzaamheden bestonden uit het ontmantelen van het drugslaboratorium, inclusief de afvoer ter vernietiging van chemicaliën, restafval en hardware. De gemaakte kosten bedragen € 44.771,79, Voorts is in het dossier een proces-verbaal van de LFO gevoegd, waaruit blijkt dat in het in het draaiende drugslaboratorium vele brandbare stoffen en chemicaliën aanwezig waren. Het is een feit van algemene bekendheid dat dergelijke illegale drugslaboratoria en de opslag en bewerking van chemische stoffen ernstig gevaar voor de leefomgeving en de gezondheid kunnen opleveren, zoals brand- en ontploffingsgevaar en het vrijkomen van giftige dampen. Verder zien de kosten op vernietiging van voorwerpen (opgenomen op de inventarisatielijst op pagina ZD 79-83) waarvoor de maatregel van onttrekking aan het verkeer zal worden opgelegd, zoals uiteengezet in rubriek 9.2.
De rechtbank stelt vast dat aan de vereisten voor oplegging van de Maatregel Kostenverhaal is voldaan. Door feiten zoals de onderhavige maakt de Staat, en dus de maatschappij als geheel, grote kosten voor het op veilige wijze ontmantelen van drugslaboratoria en vernietigen van voorwerpen die ernstig gevaar kunnen opleveren. Daarom vindt de rechtbank het passend dat deze kosten op verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] worden verhaald. De rechtbank zal de kostenveroordeling niet hoofdelijk opleggen, maar houdt rekening met de verschillende rollen van verdachte en [medeverdachte 1] . De rechtbank is van oordeel dat [medeverdachte 1] een meer initiërende rol heeft gehad en zich ook meer met de financiën bezig hield dan verdachte. Daarbij past dat verdachte voor een derde van het geheel wordt veroordeeld en [medeverdachte 1] voor twee derde. Dat er ook nog anderen bij het drugslaboratorium waren betrokken, is geen aanleiding om de maatregel voor een kleiner deel op te leggen. Daarbij speelt mee dat verdachte ook niet over die anderen heeft willen verklaren. Verder is er anders dan de verdediging heeft bepleit geen reden om bij het bepalen van de hoogte van het bedrag de betaalde btw buiten beschouwing te laten. De factuur is namelijk aan de politie gericht en de politie kan geen aanspraak maken op aftrek van de aan haar in rekening gebrachte omzetbelasting. [24] Aan verdachte zal daarom de Maatregel Kostenverhaal worden opgelegd ter hoogte van een derde van het totaal gevorderde bedrag, te weten € 14.923,93. Indien dit bedrag niet wordt voldaan, kunnen 298 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.

9.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:

1. 1 STK Tas (Goednummer 6232043)

2. 1 STK Boek (Goednummer 6232095)

3. € 139,30 (in beslag genomen op 6 juni 2002, goednummer 6232054)

4. 1 STK Postpakket (Goednummer 6224005)

5. 1 STK Postpakket (Goednummer 6224006)

6. 1 STK Postpakket (Goednummer 6224682)

De goederen die zijn opgenomen op de inventarisatielijst (bijlage II).
De officier van justitie heeft verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen goederen gevorderd.
De verdediging heeft verzocht om teruggave van de inbeslaggenomen tas en het geld.
9.1
Verbeurdverklaring
Het in beslag genomen boekje behoort aan verdachte toe. Omdat met behulp van dit voorwerp het bewezen geachte is begaan, wordt dit voorwerp verbeurdverklaard.
9.2
Onttrekking aan het verkeer
Postpakketten op de beslaglijst:
Omdat de (inhoud van de) in beslag genomen postpakketten zijn bestemd tot het begaan van het bewezen geachte en zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, worden deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer.
Goederen op de inventarisatielijst:
Omdat met behulp van al de voorwerpen die zijn opgenomen op de inventarisatielijst het bewezen geachte is begaan en zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, worden deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer.
9.3
Teruggave aan verdachte
De inbeslaggenomen tas en het geldbedrag behoren aan verdachte toe. Niet kan worden vastgesteld dat het geldbedrag uit de baten van het strafbare feit is verkregen. Ook kan er geen verband tussen de tas en het gepleegde feit worden vastgesteld. De rechtbank oordeelt daarom tot teruggave van deze goederen aan verdachte.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen:
- 33, 33 a, 36b, 36c, 47 en 55 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2, 10 en 13d van de Opiumwet.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in
rubriek 5is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
eendaadse samenloop van
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B en onder D, van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 10 lid 4 van de Opiumwet
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 10 lid 3 van de Opiumwet
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
42 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Verklaart verbeurd:

1 STK Boek (Goednummer 6232095)

Verklaart onttrokken aan het verkeer:

1 STK Postpakket (Goednummer 6224005)

1 STK Postpakket (Goednummer 6224006)

1 STK Postpakket (Goednummer 6224682)

De goederen die zijn opgenomen op de inventarisatielijst (bijlage II)
Gelast de teruggave aan [verdachte]van:

1 STK Tas (Goednummer 6232043)

€ 139,30 (in beslag genomen op 6 juni 2002, goednummer 6232054)

Legt op de
Maatregel Kostenverhaalvoor een bedrag van
€ 14.923,93;
Bepaalt de duur van de
gijzelingdie ten hoogste door de officier van justitie kan worden gevorderd op
298 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.C.J. Klaver, voorzitter,
mr. F.J. Lourens en mr. C. Wildeman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E. Willeboer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 mei 2023.
[...]

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming (met bijlagen) met nummer 2022171446 van 6 september 2022, p. ZD 41 alinea 1 en 2.
3.Proces-verbaal van bevindingen (met bijlage) met nummer 2022171446 van 14 september 2022, p. ZD 83 tweede alinea onder de tabel.
4.Proces-verbaal van bevindingen (met bijlage) met nummer 2022171446 van 14 september 2022, p. ZD 83 derde tot en met vijfde alinea onder de tabel.
5.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2022171446-68 van 20 september 2022, p. ZD 113 tweede alinea en laatste alinea en p. ZD 114 bovenste helft.
6.Proces-verbaal doorzoeking ter inbeslagneming met nummer 2022171446 van 6 september 2022, p. ZD 43 derde alinea vanaf onderaan.
7.Proces-verbaal van bevindingen (met bijlage) met nummer 2022171446 van 14 september 2022, p. 76 onderste helft en p. ZD 77 tweede alinea.
8.Proces-verbaal van binnentreden in woning met nummer 2022171446 van 6 september 2022, p. ZD 38 onderste helft en ZD 39 bovenste helft.
9.Verklaring verdachte op de zitting van 25 april 2023.
10.Proces-verbaal van bevindingen (met foto’s) met nummer 2022171446 van 6 september 2022, ZD 54 eerste alinea en ZD 57-59.
11.Proces-verbaal van bevindingen (met foto’s) met nummer 2022171446 van 6 september 2022, ZD 56 laatste alinea.
12.Proces-verbaal van binnentreden in woning met nummer 2022171446 van 6 september 2022, p. ZD 38 onderste helft.
13.Proces-verbaal forensisch onderzoek bedrijf ( [...] ) met nummer PL2300-2022137727-2 van 20 oktober 2022, ZD 164 eerste alinea.
14.Proces-verbaal forensisch onderzoek bedrijf met nummer PL2300-2022137727-2 van 20 oktober 2022, p. ZD 167 onderste helft en p. ZD 169, Deskundigenrapportage Forensisch DNA-onderzoek, p. ZD 204 eerste rij van de bovenste tabel.
15.Proces-verbaal forensisch onderzoek bedrijf met nummer PL2300-2022137727-2 van 20 oktober 2022, p. ZD 166 onderaan, Proces-verbaal vooronderzoek lab met nummer PL2300-2022137727-4 van 21 oktober 2022, p. ZD 198 bovenste helft, Deskundigenrapportage Forensisch DNA-onderzoek, p. ZD 204 vierde rij van de bovenste tabel.
16.Proces-verbaal forensisch onderzoek bedrijf met nummer PL2300-2022137727-2 van 20 oktober 2022, p. ZD 167 bovenaan, Proces-verbaal vooronderzoek lab met nummer PL2300-2022137727-4 van 21 oktober 2022, p. ZD 198 halverwege, Deskundigenrapportage Forensisch DNA-onderzoek, p. ZD 204 laatste rij van de bovenste tabel.
17.Deskundigenrapportage Forensisch DNA-onderzoek, p. ZD 204 eerste rij van de onderste tabel en Deskundigenrapportage Forensisch DNA-onderzoek, p. 208 tweede rij van de onderste tabel.
18.Proces-verbaal forensisch onderzoek bedrijf met nummer PL2300-2022137727-2 van 20 oktober 2022, p. ZD 166 halverwege, Proces-verbaal vooronderzoek lab met nummer PL2300-2022137727-4 van 21 oktober 2022, p. ZD 196 onderste helft, Deskundigenrapportage Forensisch DNA-onderzoek, p. ZD 203 eerste rij van de tabel.
19.Proces-verbaal forensisch onderzoek bedrijf met nummer PL2300-2022137727-2 van 20 oktober 2022, p. ZD 166 halverwege, Proces-verbaal vooronderzoek lab met nummer PL2300-2022137727-4 van 21 oktober 2022, p. ZD 196 onderste helft, Deskundigenrapportage Forensisch DNA-onderzoek, p. ZD 203 tweede rij van de tabel.
20.Proces-verbaal forensisch onderzoek bedrijf met nummer PL2300-2022137727-2 van 20 oktober 2022, p. ZD 166 onderste helft, Proces-verbaal vooronderzoek lab met nummer PL2300-2022137727-4 van 21 oktober 2022, p. ZD 196 onderaan tot en met 197 bovenaan, Deskundigenrapportage Forensisch DNA-onderzoek, p. ZD 203 derde rij van de tabel.
21.Proces-verbaal forensisch onderzoek bedrijf met nummer PL2300-2022137727-2 van 20 oktober 2022, p. ZD 167 onderste helft, Proces-verbaal vooronderzoek lab met nummer PL2300-2022137727-4 van 21 oktober 2022, p. ZD 197 midden, Deskundigenrapportage Forensisch DNA-onderzoek, p. ZD 203 onderste rij van de tabel.
22.Proces-verbaal forensisch onderzoek bedrijf met nummer PL2300-2022137727-2 van 20 oktober 2022, p. ZD 166 bovenste helft, Proces-verbaal vooronderzoek lab met nummer PL2300-2022137727-4 van 21 oktober 2022, p. ZD 197 onderste helft, Deskundigenrapportage Forensisch DNA-onderzoek, p. ZD 204 derde rij van de bovenste tabel.
23.Verklaring verdachte op de zitting van 25 april 2023.
24.Zie Kamerstuk 27293 nr. 17 onder punt 4: “