ECLI:NL:RBAMS:2023:3168

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 april 2023
Publicatiedatum
17 mei 2023
Zaaknummer
13/320796-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking inzake bezwaar tegen beperkingen overleveringsdetentie

In deze tussenbeschikking van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd op 5 april 2023, wordt het bezwaarschrift van klager behandeld tegen het bevel van de officier van justitie tot het opleggen van beperkingen in het kader van zijn overleveringsdetentie. Klager, een Deense nationaliteit, is op 16 maart 2023 aangehouden op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat door de Deense autoriteiten is uitgevaardigd. Hij wordt verdacht van betrokkenheid bij illegale handel in verdovende middelen. De officier van justitie heeft beperkingen opgelegd die onder andere inhouden dat klager geen bezoek mag ontvangen zonder toestemming, geen telefonisch contact mag hebben, en geen brieven of pakketjes mag verzenden of ontvangen zonder controle. Deze beperkingen zijn ingesteld in het belang van het onderzoek.

Tijdens de zitting op 5 april 2023 zijn klager, zijn advocaat mr. S. Drent, en de officier van justitie mr. K. van der Schaft gehoord. De raadsvrouw heeft betoogd dat de huidige beperkingen niet noodzakelijk zijn en dat klager onder de huidige omstandigheden disproportioneel wordt geraakt, vooral gezien zijn mentale gezondheid. De officier van justitie heeft echter gesteld dat de beperkingen moeten worden gehandhaafd, gezien de ernst van de verdenkingen en de risico's van collusie.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de beperkingen in beginsel gerechtvaardigd zijn, maar heeft ook aangegeven dat er ruimte is voor aanpassing, met name ten aanzien van de correspondentie. De rechtbank heeft de behandeling van het bezwaarschrift aangehouden om nadere informatie van de Deense autoriteiten te verkrijgen over de noodzaak van de beperkingen, vooral met betrekking tot contact met medegedetineerden. De rechtbank heeft besloten dat klager in de toekomst onder bepaalde voorwaarden correspondentie kan versturen en ontvangen, mits dit met toestemming van de Deense autoriteiten gebeurt.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/320796-22
TUSSENBESCHIKKING
in raadkamer op het bezwaarschrift ex artikel 61 van de Overleveringswet (OLW) jo. artikel 62a, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) in de zaak van
[klager],
geboren op [geboortedag] 1976 in [geboorteplaats] (Denemarken),
van Deense nationaliteit,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in [detentieadres],
hierna te noemen “klager”,
tegen het bevel van de officier van justitie te Amsterdam van 17 maart 2023 tot het opleggen van beperkingen als bedoeld in artikel 62 Sv.

1.Procesgang

Het bezwaarschrift is op 27 maart 2023 ter griffie van deze rechtbank ingediend.
De rechtbank heeft op 5 april 2023 klager, mr. S. Drent, advocaat te Amsterdam, en de officier van justitie, mr. K. van der Schaft, in besloten raadkamer gehoord.

2.Feiten

Op 6 maart 2023 heeft de Deense justitiële autoriteit een Europees aanhoudingsbevel (EAB) tegen klager uitgevaardigd. Zijn overlevering wordt gevraagd om hem in Denemarken te vervolgen op grond van de verdenking van betrokkenheid bij – kort gezegd – illegale handel in, en invoer van grote hoeveelheden verdovende middelen.
Klager is op 16 maart 2023 aangehouden op grond van de OLW. Klager verblijft sindsdien in overleveringsdetentie uit hoofde van de OLW.
De officier van justitie heeft bij bevel van 17 maart 2023 bevolen dat in het belang van het onderzoek beperkende maatregelen worden getroffen. Die maatregelen houden in dat klager zonder uitdrukkelijke toestemming van de officier van justitie geen bezoek mag ontvangen, dat hij zonder uitdrukkelijke toestemming van de officier van justitie geen telefonisch contact – middellijk noch onmiddellijk – mag hebben met anderen, dat hij geen brieven respectievelijk pakketjes mag verzenden of ontvangen zonder uitdrukkelijke toestemming van en na controle door of vanwege de officier van justitie en dat hij geen enkel contact mag hebben – mondeling noch schriftelijk noch telefonisch, middellijk noch onmiddellijk – met medegedetineerden.
De beperkingen gelden niet ten aanzien van het contact met zijn raadsman en bezoek van politie. De beperkingen met betrekking tot telefonisch en briefcontact gelden evenmin ten aanzien van justitiële autoriteiten en de commissie van toezicht.
Verder is het klager wel toegestaan om televisie te kijken en kranten/tijdschriften te lezen op zijn cel maar is het hem niet toegestaan gebruik te maken van een computer/mobiele telefoon.
Op 17 maart 2023 heeft de officier van justitie de vordering ex artikel 23 van de OLW ingediend bij deze rechtbank.
De behandeling van overleveringsverzoek door de Internationale Rechtshulpkamer van de rechtbank Amsterdam staat gepland voor 4 mei 2023 om 10:00 uur.

3.Inhoud van het bezwaarschrift

Het bezwaarschrift, dat ter zitting nader is toegelicht, strekt tot opheffing van de huidige beperkingen dan wel het in overeenstemming brengen van de beperkingen met het verzoek van de Deense autoriteiten. De raadsvrouw heeft naar voren gebracht dat het verzoek ziet op “no
unsupervisedvisits” en “no
unsupervisedcommunication”. Klager zou dus wel kunnen bellen en bezoek ontvangen als er een PI-medewerker bij is. Ook zou hij post kunnen versturen en ontvangen als het wordt meegelezen. Het volledige isolement waarvan nu sprake is, is niet de bedoeling van het Deense verzoek. Er is enkel supervisie vereist.
De medegedetineerden zijn op geen enkele wijze betrokken in dit onderzoek. Het is daarom niet strikt noodzakelijk dat klager geen contact heeft met zijn medegedetineerden. Het onderzoeksbelang rechtvaardigt de voortduring van het verbod op contact met de medegedetineerden niet.
Ook ten aanzien van de overige beperkende maatregelen heeft de raadsvrouw zich op het
standpunt gesteld dat deze niet volstrekt noodzakelijk zijn. Klager kan op geen enkele wijze het nader te verrichten onderzoek frustreren indien de beperkingen worden opgeheven. De beperkingen worden aldus niet door enig onderzoeksbelang gerechtvaardigd.
Daarbij komt dat alle medeverdachten zijn aangehouden en in detentie verblijven en aan hen zijn “Deense” beperkingen opgelegd.
De raadsvrouw heeft tevens aangevoerd dat klager enorm lijdt onder het feit dat hij volledig geïsoleerd gedetineerd is en geen enkel contact kan en mag hebben met zijn familie en vrienden, zeker omdat het mentaal niet goed met hem gaat. Hij wordt behandeld in het PPC door een psychiater in verband met een paranoïde persoonlijkheidsstoornis. Klager verblijft al bijna 2 jaar in Nederland. Hij kan nu met niemand contact opnemen om afscheid te nemen of om praktische zaken te regelen zoals spullen verzamelen in Nederland om die alvast naar Denemarken te sturen. Hierdoor wordt klager disproportioneel zwaar geraakt.

4.Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de beperkingen moeten worden gehandhaafd, gelet op de e-mail van de Deense autoriteiten van 3 april 2023. Het is de kennelijke bedoeling van de Deense autoriteiten dat de beperkingen voortduren tot aan de feitelijke overlevering. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat hij zich kan voorstellen dat de beperkingen aangepast worden ten aanzien van brieven en andere poststukken, met dien verstande dat deze eerst naar het Internationaal Rechtshulpcentrum (IRC) worden gestuurd, waarna het IRC de Deense autoriteiten vraagt om al dan geen toestemming te verlenen.

5.Beoordeling door de rechtbank

Wettelijke grondslag
De officier van justitie moet bevoegd worden geacht tot het opleggen van beperkingen.
Artikel 61 van de OLW bepaalt namelijk dat een persoon die op basis van deze wet van zijn vrijheid wordt beroofd, wordt behandeld als een verdachte die krachtens Sv aan een overeenkomstige maatregel is onderworpen. Aangenomen dient te worden dat, ook al wordt artikel 62 Sv niet genoemd bij de bepalingen die in artikel 30 van de OLW van overeenkomstige toepassing zijn verklaard, hiermee artikel 62 Sv van overeenkomstige toepassing is in geval van overleveringsdetentie.
De officier van justitie moet dan ook in beginsel bevoegd worden geacht tot het treffen van de in artikel 62 Sv bedoelde maatregelen, waaronder het nemen van vingerafdrukken en foto’s, maar ook het opleggen van beperkingen, krachtens een rechtshulpverzoek van de betreffende buitenlandse autoriteit, die om overlevering van klager heeft gevraagd.
De uitvoering van buitenlandse rechtshulpverzoeken is geregeld in de eerste en derde afdeling van Boek 5, Titel 1, Sv.
Artikel 5.1.1, tweede lid, Sv luidt:
Als verzoeken om rechtshulp worden aangemerkt verzoeken van daartoe bevoegde autoriteiten van een staat aan de bevoegde autoriteiten van een andere staat tot het al dan niet gezamenlijk verrichten van handelingen van onderzoek of het verlenen van medewerking daaraan, verzoeken ter bepaling van de aanwezigheid van wederrechtelijk verkregen voordeel, het toezenden van documenten, dossiers of stukken, of het geven van inlichtingen, dan wel het betekenen of uitreiken van stukken of het doen van aanzeggingen of mededelingen aan derden.
Artikel 5.1.4, tweede en derde lid, Sv luiden:

2. Voor zover het verzoek om rechtshulp van een vreemde staat is gegrond op een verdrag wordt daaraan zoveel mogelijk het verlangde gevolg gegeven;

3. In gevallen waarin het betreft een verzoek dat niet op een verdrag is gegrond, alsmede in gevallen waarin het toepasselijke verdrag niet tot inwilliging verplicht, kan een verzoek om rechtshulp van een bevoegde autoriteit van een vreemde staat worden ingewilligd indien de inwilliging niet in strijd is met een wettelijk voorschrift of dient te worden geweigerd in het kader van het algemeen belang.

Het verlenen van medewerking aan handelingen van onderzoek als bedoeld in artikel 5.1.1., tweede lid, Sv moet ruim worden opgevat en daaronder kan ook worden begrepen het opleggen van beperkingen in het belang van strafrechtelijk onderzoek van het land dat het rechtshulpverzoek heeft ingediend. Dat als gevolg van deze medewerking de persoonlijke levenssfeer van een opgeëiste persoon (nader) kan worden beperkt, maakt dat niet anders.
Uit artikel 5.1.4, derde lid, Sv, volgt, onder meer, dat indien het rechtshulpverzoek niet op een verdrag is gegrond, aan dit verzoek wordt voldaan, mits het een redelijk verzoek betreft en inwilliging ervan niet in strijd is met een wettelijk voorschrift. Genoemd artikel 62 Sv biedt een wettelijke basis voor het opleggen van beperkingen aan klager.
Het opleggen van beperkingen in het belang van buitenlands strafrechtelijk onderzoek vindt dan ook zijn wettelijke grondslag in de artikelen 5.1.1 en 5.1.4 Sv juncto artikel 62 Sv.
Het rechtshulpverzoek
Uit de stukken blijkt dat door het Internationaal Rechtshulp Centrum (IRC) van het Openbaar Ministerie de Nederlandse justitiële autoriteit een verzoek is ontvangen van de
Specialanklagerte Aarhus (Denemarken) waarbij is verzocht om over te gaan tot het opleggen van beperkingen aan klager.
In de e-mail van 3 april 2023 heeft de
Specialanklagerte Aarhus aangegeven dat de beperkingen moeten voortduren en dit als volgt toegelicht:
In Danish custody we would among other things impose restrictions such as no unsupervised visits, in prison facility as well as phone calls, and no unsupervised communication in general, that be letters, e-mails etc. Please note that in Denmark these restrictions would be imposed by a court order. The court order issued in Denmark in connection with the EAW facilitates the before-mentioned restrictions pertaining to [klager] under Danish law.
The background for imposing the before-mentioned restrictions is among other things:
- The character of the case and the suspected extent of drug trafficking
- [klager] position as suspected king pin of the network
- The fact that [klager] has fled Denmark in order to avoid being arrested and prosecuted in Denmark
- [klager] is suspected of having the will and capability of interfering with the investigation, if he is not in custody and subject to custody restrictions, i.e. alert or communicate with other suspects/perpetrators, affecting statements from witnesses, remove, delete or affect evidence from digital and encrypted platforms, etc.
It would certainly be damaging to the case and the investigation should [klager] be able to communicate freely and unsupervised, which would also mean lack of actual control with [klager]’ assets, such as foreign bank accounts, crypto funds, real estate etc.
Please be informed that it is the assessment of Danish police that [klager] has access to real estate properties in foreign countries with little or no possibility of extradition.
De beoordeling van het bezwaarschrift
Voor de beantwoording van de vraag of in een concrete zaak beperkingen mogen worden opgelegd ten behoeve van een buitenlands strafrechtelijk onderzoek, dient naar het oordeel van de rechtbank, gelet op hetgeen in artikel 62, eerste lid, Sv is bepaald, te worden bezien of die beperkingen in het belang van het onderzoek volstrekt noodzakelijk zijn.
Gelet op de e-mail van 3 april 2023 van de
Specialanklagerte Aarhus en het standpunt van de officier van justitie en de raadsvrouw, is de rechtbank van oordeel dat ten aanzien van het versturen en ontvangen van brieven en andere poststukken de beperkingen – voor zover dat niet al het geval is – moeten voorzien in de mogelijkheid om deze te versturen en ontvangen met toestemming van de Deense autoriteiten, aldus dat stukken eerst naar het Internationaal Rechtshulpcentrum (IRC) worden gestuurd, waarna het IRC de Deense autoriteit kan vragen om mogelijke toestemming en vervolgens in doorzending kan worden voorzien.
Tegen de achtergrond van de in Denemarken tegen klager bestaande verdenking en voornoemde e-mail van 3 april 2023 van de
Specialanklager, heeft de rechtbank behoefte aan nadere informatie voor het deel van de beperkingen dat ziet op contact tussen klager en medegedetineerden, voor zover deze geen medeverdachten betreffen. De rechtbank zal de behandeling van het bezwaarschrift daarom aanhouden om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen aan de Deense uitvaardigende justitiële autoriteit te vragen waar het collusiegevaar uit blijkt als klager wél contact zou hebben met medegedetineerden, voor zover deze geen medeverdachten betreffen.
Voorts acht de rechtbank van belang van de Deense autoriteiten antwoord op de vraag te verkrijgen of inderdaad (inmiddels) alle bekende medeverdachten gedetineerd zijn en aan hen beperkingen volgens het Deense model zijn opgelegd.
Voor het overige is de rechtbank op dit moment van oordeel dat de beperkingen nog wel volstrekt noodzakelijk zijn.

6.Beslissing

De rechtbank:
Verklaarthet bezwaar tegen het bestreden bevel van de officier van justitie in zoverre gegrond dat het voor klager mogelijk moet zijn om correspondentie (brieven en andere poststukken) te versturen en ontvangen, met voorafgaande toestemming van de Deense autoriteiten, aldus dat stukken eerst naar het Internationaal Rechtshulpcentrum (IRC) worden gestuurd, waarna het IRC de Deense autoriteiten vraagt om al dan niet toestemming te verlenen.
Houdtde behandeling van en verdere beslissingen op het bezwaarschrift aan tot
12 april 2023 om 09:05 uurteneinde de officier van justitie in de gelegenheid te stellen aan de Deense autoriteiten te vragen waar het collusiegevaar uit blijkt of bestaat als klager wél contact zou hebben met medegedetineerden, voor zover deze geen medeverdachten betreffen.
Voorts dient aan de Deense autoriteiten de vraag te worden voorgelegd of (inmiddels) alle bekende medeverdachten gedetineerd zijn en aan hen beperkingen volgens het Deense model zijn opgelegd.
Beveeltde oproeping van de opgeëiste persoon tegen voornoemde dag en tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan zijn raadsvrouw.
Beveeltde oproeping van een tolk in de Deense of Engelse taal tegen voornoemde datum en tijdstip.
Deze beschikking is gegeven op 5 april 2023 in raadkamer van deze rechtbank door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. J.G. Vegter en A.J. Scheijde, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.T.P. van Munster, griffier,
en ondertekend door de voorzitter en de griffier.