ECLI:NL:RBAMS:2023:3118
Rechtbank Amsterdam
- Voorlopige voorziening
- H.J. Tijselink
- E.H. Kalse-Spoon
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van verzoek om voorlopige voorziening tegen bestuurlijke boete voor het omzetten van zelfstandige woonruimte
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 17 mei 2023, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster, een eigenaar van een woning in Amsterdam, afgewezen. Verzoekster had een bestuurlijke boete van € 12.570,- opgelegd gekregen door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, wegens het omzetten van een zelfstandige woonruimte in meerdere onzelfstandige woonruimtes. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen deze boete en vroeg de voorzieningenrechter om het bestreden besluit te schorsen totdat er een beslissing in de bodemzaak zou zijn genomen.
De voorzieningenrechter oordeelt dat het verzoek kennelijk ongegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechter stelt vast dat er geen sprake is van 'onverwijlde spoed' die vereist is voor het treffen van een voorlopige voorziening. Bij financiële geschillen, zoals in deze zaak, is er doorgaans geen spoedeisend belang, omdat het bedrag na afloop van de bodemzaak kan worden terugbetaald, eventueel met wettelijke rente. De voorzieningenrechter concludeert dat er geen onomkeerbare situatie dreigt en dat verzoekster niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij in acute financiële nood verkeert.
Daarom wijst de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening af en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.