ECLI:NL:RBAMS:2023:3115

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 mei 2023
Publicatiedatum
16 mei 2023
Zaaknummer
AMS 22/4331
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een WIA-uitkering en de vaststelling van arbeidsongeschiktheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 10 mei 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de beslissing op bezwaar van de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) beoordeeld. Eiseres, die sinds 28 mei 2019 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) ontvangt, heeft zich op 6 maart 2020 ziekgemeld en een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) aangevraagd. In 2021 heeft zij een WIA-uitkering aangevraagd, maar deze werd afgewezen omdat zij meer dan 65% van haar loon kan verdienen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het UWV verklaarde het bezwaar ongegrond op 2 augustus 2022.

De rechtbank heeft het beroep op 18 april 2023 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde niet verschenen, terwijl de gemachtigde van verweerder wel aanwezig was. De rechtbank oordeelt dat de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige zorgvuldig hebben gehandeld en dat er geen toegenomen klachten zijn uit dezelfde oorzaak. Eiseres heeft niet voldoende medische gegevens overlegd om haar stelling van toegenomen arbeidsongeschiktheid te onderbouwen. De rechtbank concludeert dat de medische en arbeidskundige rapporten voldoen aan de vereisten van zorgvuldigheid en dat de geselecteerde functies voor eiseres geschikt zijn.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, waardoor het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/4331

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 mei 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. W. Hoebba)
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder,
(gemachtigde: mr. E. Kok).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de beslissing op bezwaar van verweerder van 2 augustus 2022.
2. De rechtbank heeft het beroep op 18 april 2023 op zitting behandeld. Eiseres en haar gemachtigde zijn met bericht van verhindering niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Totstandkoming van het besluit

3. Eiseres is voor het laatst werkzaam geweest als [functie] voor gemiddeld 39,90 uur per week. Vanaf 28 mei 2019 heeft zij een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) ontvangen. Op 6 maart 2020 heeft zij zich vanuit de WW ziekgemeld en is haar een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend. Eiseres heeft al eerder in verleden, vanaf 2004, een ZW-uitkering en een WIA-uitkering [1] ontvangen. In 2018 heeft een WIA-beoordeling plaatsgevonden in het kader van het einde van de wachttijd van de ZW. Daarbij werd eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt geacht.
4. Op 25 november 2021 heeft eiseres een WIA-uitkering aangevraagd. Met het primaire besluit van 2 maart 2022 is deze WIA-uitkering afgewezen, omdat eiseres meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat ze ziek werd. Het arbeidsongeschiktheidspercentage is vastgesteld op 18,90%. Omdat dit minder dan 35% is, komt eiseres niet in aanmerking voor een WIA-uitkering. Aan dit besluit heeft verweerder een rapport van de verzekeringsarts van 18 februari 2022 en een rapport van de arbeidsdeskundige van 1 maart 2022 ten grondslag gelegd.
5. Tegen deze beslissing is bezwaar gemaakt op 7 april 2022. Met het bestreden besluit van 2 augustus 2022 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit heeft verweerder een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 14 juli 2022 en een rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 27 juli 2022 ten grondslag gelegd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het dossier bestudeerd en eiseres gezien op een hoorzitting en spreekuur. Daarnaast heeft zij informatie van derden, die is verkregen tijdens bezwaarprocedure, betrokken bij het onderzoek. Het gaat om een brief van [chirurg] , een brief van de [ziekenhuis] en een brief van [orthopedisch chirurg] . Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is er geen sprake van toegenomen arbeidsongeschiktheid door dezelfde ziekteoorzaak. Wel is er reden om de functionele mogelijkhedenlijst (FML) aan te passen. Er zijn beperkingen toegevoegd ten aanzien van staan, lopen, boven schouderhoogte actief zijn en reiken. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft deze beperkingen meegenomen in zijn beoordeling en komt tot de conclusie dat het geen gevolgen heeft voor de geschiktheid van de voorbeeldfuncties.
6. Eiseres heeft beroep ingesteld.

Overwegingen

Standpunt van eiseres
7. Eiseres stelt zich op het standpunt dat er sprake is van toegenomen arbeidsongeschiktheid door dezelfde oorzaak. Volgens haar moet er een forse urenbeperking worden gehanteerd en heeft de verzekeringsarts onvoldoende gemotiveerd waarom een urenbeperking niet aan de orde is. Ook is onvoldoende rekening gehouden met de pijnklachten en overige lichamelijke klachten van eiseres bij het vaststellen van de belastbaarheid. Eiseres verwijst daarbij naar het medisch journaal van 7 juli 2022 van de huisarts, waarin een opsomming staat van de medische problemen van eiseres. Tot slot stelt eiseres dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet aannemelijk heeft gemaakt dat de toegenomen klachten voortkomen uit een andere ziekteoorzaak, terwijl de bewijslast op verweerder rust.
8. Eiseres stelt zich verder op het standpunt dat de voor de schatting geselecteerde functies niet geschikt zijn voor haar. Bij de functies productiemedewerker industrie (samenstellen van producten, SBC code 111180), administratief ondersteuner (SBC code 315100) en telefonisch verkoper (SBC code 315173) is onder meer onvoldoende rekening gehouden met de beperkingen van eiseres op emotie/conflicthantering en op zitten. In deze functies is sprake van contact met andere collega’s en leidinggevenden, waarbij sprake kan zijn van emotie-/conflicthantering. Ook wordt in deze functies ongeveer één uur achtereen gezeten, terwijl eiseres in werkelijkheid korter kan zitten. Eiseres verwijst hierbij naar een rapport van de indicatiearts Amsterdam. Verweerder is volgens haar niet of in onvoldoende mate ingegaan op de bezwaren die zijn aangevoerd tegen de arbeidskundige grondslag van de schatting.
Oordeel rechtbank
9. In deze zaak moet de rechtbank de vraag beantwoorden of verweerder op goede gronden heeft vastgesteld dat bij eiseres met ingang van 4 maart 2022 geen sprake is van toegenomen medische beperkingen die voortkomen uit dezelfde ziekteoorzaak op grond waarvan zij gedurende de wachttijd ongeschikt was tot het verrichten van haar arbeid. Daartoe moet de rechtbank aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden toetsen of verweerder de medische beperkingen correct heeft vastgesteld en of eiseres, rekening houdend met deze beperkingen, in staat is om de geselecteerde functies te verrichten.
Is het medisch onderzoek zorgvuldig geweest?
10. Verweerder mag zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid in beginsel baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de bevindingen. Als de rapporten aan deze voorwaarden voldoen, is het aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet juist zijn. De rechtbank gaat hieronder in op de vraag of de opgestelde medische en arbeidskundige rapporten voldoen aan de hierboven genoemde voorwaarden.
11. De verzekeringsarts heeft het dossier en de ontvangen informatie bestudeerd, eiseres op het spreekuur gezien en lichamelijk onderzocht. Volgens de verzekeringsarts zijn de beperkingen van eiseres gelegen in twee nieuwe medische feiten en is geen sprake van een toename van de beperkingen door dezelfde ziekteoorzaak. De WIA beoordeling in 2018 was op basis van de diagnosen: rugpijn aspecifiek chronisch, hypertensie en overige aandoening vrouwelijk geslachtsorgaan. De diagnosen op datum in geding zijn gewrichtspijn (rug/rechterschouder), buikpijn, angina pectoris en hypertensie. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het dossier eveneens bestudeerd, is aanwezig geweest bij de hoorzitting, heeft eiseres lichamelijk onderzocht en informatie van derden, verkregen tijdens de bezwaarprocedure, bij haar beoordeling betrokken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep komt tot dezelfde conclusie dat er sprake is van nieuwe ziekteoorzaken. Daarnaast is gebleken dat tevens sprake is van OSAS (slaapapneu). Ten aanzien van de `oude' klachten, waaronder met name de rug-problematiek en de hoge bloeddruk, is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen sprake van toegenomen beperkingen door dezelfde ziekteoorzaak, ondanks dat de pijnervaring mogelijk wel is toegenomen. Bij de ziekmelding en uit de onderzoeksbevindingen in bezwaar zijn er volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen nieuwe medische feiten naar voren gekomen waaruit blijkt dat de beperkingen zijn toegenomen. Daarnaast zijn al uitgebreide beperkingen gesteld. De rechtbank is van oordeel dat alle medische gegevens op een deugdelijke en kenbare wijze betrokken zijn bij de medische beoordeling. Er is daarom geen aanleiding om het medisch onderzoek onzorgvuldig te vinden.
Is de medische beoordeling juist?
12. De rechtbank oordeelt dat uit het voorgaande aannemelijk is gemaakt dat er geen toegenomen klachten zijn uit dezelfde oorzaak. Eiseres is al langere tijd bekend met deze klachten, waarmee door de verzekeringsarts bezwaar en beroep rekening is gehouden in de FML van 21 juli 2022. De enkele stelling van eiseres dat haar klachten zijn toegenomen is onvoldoende om dit aan te nemen. Zij heeft verder niet met medische gegevens onderbouwd dat sprake is van toegenomen arbeidsongeschiktheid door dezelfde ziekteoorzaak.
13. Eiseres voert aan dat de huidige schouderklachten ten onrechte worden aangemerkt als nieuwe klachten. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd dat in het verleden wel is gerapporteerd over schouderklachten, maar dat dit destijds geen beperkingen met zich meebracht en er is ook niet eerder een peesontsteking van de biceps dan wel slijtage van het schouder/sleutelbeengewricht vastgesteld. Daarom is er wel sprake van een nieuwe ziekteoorzaak. Dit geldt ook voor de klachten passend bij pijn op de borst (angina pectoris). De rechtbank kan dit volgen.
14. Verder heeft eiseres aangevoerd dat in de FML onvoldoende rekening wordt gehouden met de beperkingen van eiseres. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft ook niet goed onderbouwd waarom een urenbeperking niet aan de orde is. De rechtbank volgt dit niet. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd dat er wel energetische beperkingen in locomotore belasting zijn vastgesteld ten gevolge van de rug-problematiek (onder andere in lang lopen en zwaar tillen). Verder is de rechtbank met de verzekeringsarts bezwaar en beroep van oordeel dat er ten aanzien van de duurbelastbaarheid geen indicatie is voor het stellen van een grotere urenbeperking dan maximaal acht uur per dag en maximaal 40 uur per week. Eiseres komt hiervoor alleen in aanmerking wanneer de energetische beperking dusdanig groot is dat er sprake is van consequente recuperatiemomenten overdag. Dit komt niet naar voren in het dagverhaal van eiseres. Ook is er geen sprake van verminderde beschikbaarheid (eiseres volgt geen intensieve therapieën) dan wel een preventieve reden voor het stellen van een aanvullende urenbeperking (zoals een aandoening waarbij een verhoogd risico op terugval in klachten ontstaat, zoals bij een psychose).
Is de arbeidskundige beoordeling juist?
15. Tot slot heeft eiseres zich op het standpunt gesteld dat de geselecteerde functies niet geschikt zijn. De rechtbank kan dit niet volgen. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft uitgebreid gemotiveerd dat de belastbaarheid van eiseres past in de geselecteerde functies. Daarbij is voldoende rekening gehouden met de beperkingen van eiseres, waaronder de urenbeperking (niet ’s nachts, maximaal acht uur per dag en maximaal 40 uur per week), beperkingen ten aanzien van statische houdingen en dynamische handelingen, persoonlijk functioneren (geen veelvuldige deadlines of onder omstandigheden met verwondings- of ongevalsrisico’s). Ook is in de geselecteerde functies geen sprake van langer dan 60 minuten achtereen zitten dan wel is er een mogelijkheid tot vertreden. De rechtbank stelt vast de door eiseres aangevoerde beperkingen op zitten en emotie/conflicthantering niet worden onderbouwd door medische stukken. Het rapport van de indicatiearts waarnaar eiseres verwijst, is niet overgelegd. Deze beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

16. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat bij deze uitkomst geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H.M. van de Ven, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.G. Elfferich, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 10 mei 2023.
Griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.