ECLI:NL:RBAMS:2023:3111

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 mei 2023
Publicatiedatum
16 mei 2023
Zaaknummer
AMS 22/5792
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard wegens te late indiening zonder verschoonbare termijnoverschrijding

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 10 mei 2023, wordt het beroep van eiser tegen de beslissing op bezwaar van de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen beoordeeld. Eiser had op 22 maart 2022 een uitkering aangevraagd op basis van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). De aanvraag werd echter buiten behandeling gelaten omdat eiser geen benodigde gegevens had verstrekt. Eiser diende op 24 mei 2022 bezwaar in, maar dit bezwaar werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat was ingediend. De termijn voor het indienen van bezwaar liep af op 27 juli 2022, maar het bezwaar werd pas op 6 september 2022 ontvangen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet tijdig bezwaar heeft gemaakt en dat hij geen omstandigheden heeft aangevoerd die zouden leiden tot een verschoonbare termijnoverschrijding. Eiser stelde dat hij de brief van 22 april 2022 niet had ontvangen en dat hij ziek was, maar de rechtbank oordeelde dat deze argumenten niet voldoende waren om de termijnoverschrijding te rechtvaardigen. De rechtbank concludeert dat de beslissing van verweerder om het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren terecht was.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, waardoor het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt geen griffierecht terug en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak biedt inzicht in de toepassing van de Algemene wet bestuursrecht, met name de bepalingen omtrent de termijn voor het indienen van bezwaar en de voorwaarden voor verschoonbare termijnoverschrijding.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/5792

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 mei 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] (Marokko), eiser

en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder,
(gemachtigde: S. Meeuwsen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de beslissing op bezwaar van verweerder van 13 oktober 2022, waarbij het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk is verklaard.
2. De rechtbank heeft het beroep op 18 april 2023 op zitting behandeld. Eiser is zonder bericht van verhindering niet verschenen. Gemachtigde van verweerder is met bericht van verhindering niet verschenen.

Totstandkoming van het besluit

3. Eiser heeft op 22 maart 2022 een uitkering aangevraagd op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO).
4. Verweerder heeft bij brief van 22 april 2022 eiser gevraagd om aanvullende informatie toe te sturen.
5. Met het primaire besluit van 15 juni 2022 is de aanvraag buiten behandeling gelaten, omdat eiser geen gegevens heeft verstrekt die verweerder nodig heeft om het recht op uitkering vast te stellen.
6. Tegen deze beslissing is bezwaar aangetekend op 24 mei 2022, door verweerder ontvangen op 6 september 2022, welk bezwaar niet-ontvankelijk is verklaard. De periode waarin bezwaar had kunnen worden gemaakt liep af op 27 juli 2022.
7. Eiser heeft beroep ingesteld.

Juridisch kader

8. Voor het indienen van een bezwaarschrift geldt op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een termijn van zes weken. Op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb vangt de termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Op grond van artikel 6:9, tweede lid, van de Awb is een bezwaarschrift, bij verzending per post, tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
9. Op grond van artikel 6:11 van de Awb blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond van een te late indiening achterwege als redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest (verschoonbare termijnoverschrijding).

Beoordeling door de rechtbank

10. Eiser heeft gesteld dat hij de brief van 22 april 2022 niet heeft ontvangen. De brief van 15 juni 2022 heeft hij op 15 juli 2022 ontvangen. Daarnaast voert hij aan ziek te zijn, geen activiteiten te kunnen ondernemen en geen andere inkomsten of uitkering te ontvangen.
11. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het bezwaarschrift te laat is ingediend. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 15 juni 2022 en had tijdig bezwaar kunnen maken door voor 28 juli 2022 een bezwaarschrift te versturen. Op de laatste pagina van het bewaarschrift is een poststempel te vinden. Hieruit is volgens verweerder op te maken dat het bezwaar pas in de maand september 2022 per post vanuit [woonplaats] in Marokko is verzonden.
12. De rechtbank stelt vast dat het bezwaarschrift op 6 september 2022 is ontvangen. De periode waarin bezwaar had kunnen worden gemaakt liep af op 27 juli 2022. De stelling van eiser dat hij het besluit op 15 juli 2022 heeft ontvangen, kan hem niet baten. In dat geval zou de termijn aflopen op 26 augustus 2022. Eiser heeft niet gesteld en het is ook niet gebleken dat het bezwaarschrift wel tijdig is ingediend. Ook zijn door eiser geen omstandigheden aangevoerd die leiden tot een verschoonbare termijnoverschrijding. De rechtbank concludeert dat verweerder het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat bij deze uitkomst geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H.M. van de Ven, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.G. Elfferich, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 10 mei 2023.
Griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.