ECLI:NL:RBAMS:2023:3108

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 mei 2023
Publicatiedatum
16 mei 2023
Zaaknummer
22/2598
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de vaststelling van het Warmteplan Amstel III-Paasheuvelweggebied en omgeving

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 17 mei 2023, wordt het beroep van Certitudo Property XXXV B.V. en anderen tegen de vaststelling van het Warmteplan Amstel III-Paasheuvelweggebied en omgeving beoordeeld. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk, omdat het Warmteplan nog niet in werking is getreden en derhalve geen besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt vast dat het Warmteplan op 16 februari 2022 is vastgesteld en voorziet in een aansluitplicht voor 3.500 woningen en 1.000 woningequivalenten aan voorzieningen. Echter, het rechtsgevolg van deze aansluitplicht is nog niet ingetreden, aangezien het Warmteplan pas in werking treedt op een door het college van burgemeester en wethouders te bepalen datum, die op zijn vroegst 1 januari 2023 kan zijn. Hierdoor is er geen sprake van een besluit waartegen beroep openstaat.

De rechtbank wijst erop dat, hoewel het Warmteplan minimumnormen voor energiezuinigheid en milieubescherming bevat, deze niet van toepassing zijn op de aansluitplicht. De rechtbank concludeert dat er geen rechtsgevolg is ingetreden en dat het beroep daarom niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.674,-, omdat er sprake is van een onjuiste rechtsmiddelenverwijzing door het bestuursorgaan. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/2598

uitspraak van de meervoudige kamer van 17 mei 2023 in de zaak tussen

Certitudo Property XXXV B.V. e.a., uit Den Bosch, eisers

(gemachtigden: mr. J.J. Molenaar en mr. K.M. Kole),
en

de raad van de gemeente Amsterdam, verweerder

(gemachtigde: mr. E.H.P. Brans).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de vaststelling van het Warmteplan Amstel III-Paasheuvelweggebied en omgeving (hierna: het Warmteplan Amstel III).
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 13 april 2023 op zitting behandeld. Namens eisers zijn verschenen hun gemachtigden, [naam 1] en [naam 2] (werkzaam bij [naam bedrijf] ). Namens verweerder zijn verschenen zijn gemachtigde, [naam 3] ( [functie 1] ), [naam 4] ( [functie 2] ) en mr. P. Huiszoon ( [functie 3] ).

Beoordeling door de rechtbank

1. Op 16 februari 2022 heeft verweerder het Warmteplan Amstel III vastgesteld. [1] Dit plan voorziet in een aansluitplicht voor 3.500 woningen en 1.000 woningequivalenten aan voorzieningen (totaal 4.500 aansluitingen) op een collectief energiesysteem, waarbij onder andere gebruik gemaakt kan worden van lokale bronnen. Het Warmteplan Amstel III is voorbereid met de uniforme openbare voorbereidingsprocedure.
2. Op 6 december 2022 heeft verweerder met een redactionele wijziging van het Warmteplan Amstel III de omschrijving van de mate van bescherming van het milieu en het collectieve energiesysteem verduidelijkt.
3. Een warmteplan is volgens artikel 1.1, eerste lid, van het Bouwbesluit 2012 een ‘besluit van de gemeenteraad inzake de aanleg van een distributienet voor warmte in een bepaald gebied, waarin voor een periode van ten hoogste 10 jaar, uitgaande van het voor die periode geplande aantal aansluitingen op dat distributienet, de mate van energiezuinigheid en bescherming van het milieu, gebaseerd op de energiezuinigheid van dat distributienet en het opwekkingsrendement van de over dat distributienet getransporteerde warmte, bij aansluiting op dat distributienet is opgenomen.’
Ontvankelijkheid
4. Voordat de rechtbank toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep, moet zij beoordelen of zij bevoegd is van het door eisers ingestelde beroep kennis te nemen. De vraag die (ambtshalve) bij de rechtbank voorligt is of het Warmteplan Amstel III op enig rechtsgevolg is gericht en dus een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) is waartegen beroep open staat.
5. Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Awb wordt onder besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Met het begrip rechtshandeling wordt bedoeld een handeling gericht op rechtsgevolg. Ingevolge artikel 8:1 van de Awb kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter.
6. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) heeft in haar uitspraak van 16 februari 2022 [2] geoordeeld dat het rechtsgevolg van een warmteplan is dat op grond van artikel 6.10 van het Bouwbesluit 2012 een aansluitplicht ontstaat. In zoverre is een warmteplan ingevolge de Afdeling een concretiserend besluit van algemene strekking.
7. De rechtbank stelt het volgende vast. Ingevolge artikel III van het Warmteplan Amstel III treedt het warmteplan in werking op een door het college van burgemeester en wethouders nader te bepalen datum, op zijn vroegst 1 januari 2023. Ter zitting is gebleken dat het college dat besluit nog niet heeft genomen. Dit brengt mee dat het rechtsgevolg dat met het plan is beoogd, het ontstaan van een aansluitplicht, nog niet is ingetreden. Nu er nog geen rechtsgevolg is ingetreden, is geen sprake van een besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Dat in het Warmteplan Amstel III wel een minimumnorm aan energiezuinigheid en bescherming van milieu staat waar exploitanten en projectontwikkelaars zich al op kunnen richten, maakt dit niet anders. Een en ander ziet namelijk niet op de aansluitplicht.
8. Nu geen sprake is van een besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb, bestaat er ingevolge artikel 8:1 van de Awb niet de mogelijkheid om beroep in te stellen bij de bestuursrechter. De rechtbank zal het beroep daarom niet-ontvankelijk verklaren.
9. Omdat de rechtbank niet toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep, beoordeelt zij niet of alle eisers belanghebbend zijn in de door hen ingestelde procedure.
Kosten
10. Bij een niet-ontvankelijkheidverklaring blijft een veroordeling in de proceskosten als regel achterwege, behalve als dit een gevolg is van een onjuiste rechtsmiddelenverwijzing door het bestuursorgaan. De rechtbank stelt vast dat in het Warmteplan Amstel III geen rechtsmiddelenclausule is opgenomen. De rechtbank ziet desondanks aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten omdat sprake is van een verwijtbaarheid aan de zijde van verweerder. De rechtbank stelt daartoe allereerst vast dat eisers op 17 mei 2022 bij verweerder bezwaar hebben gemaakt tegen het Warmteplan Amstel III. Met een brief van 24 mei 2022 heeft verweerder eisers vervolgens laten weten dat het bezwaar is doorgestuurd naar de rechtbank, omdat volgens verweerder tegen het Warmteplan Amstel III op grond van artikel 7.1, eerste lid, onder d, van de Awb rechtstreeks beroep bij de rechtbank openstond. Zoals uit bovenstaande overwegingen blijkt, heeft verweerder hieromtrent een onjuist standpunt ingenomen.
11. De rechtbank stelt de proceskosten op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op
€ 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).
12. Ook zal verweerder het griffierecht moeten vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.674,-;
  • bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 365,- aan eisers vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M. van der Linden-Kaajan, voorzitter, en
mr. C.A.E. Wijnker en mr. C.F. de Lemos Benvindo, leden, in aanwezigheid van
mr.C.J. van 't Hoff, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 mei 2023.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Gepubliceerd op 5 april 2022 in het Gemeenteblad, nr. 151571.