In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 12 mei 2023 uitspraak gedaan in een geschil over de WOZ-waarde van een onroerende zaak gelegen in Amstelveen. De heffingsambtenaar van de gemeente Amstelveen had in een beschikking van 26 februari 2021 de WOZ-waarde vastgesteld op € 295.000 voor het kalenderjaar 2021. Dit leidde tot een aanslag onroerendezaakbelasting (ozb) voor eigenaren. De eiser, [de persoon 1], maakte bezwaar tegen deze beschikking, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard. Na het overlijden van de eiser werd het beroep voortgezet door de erven.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het object, een voormalig jarendertigbenedenwoning, op de waardepeildatum als kantoor werd gebruikt. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar de WOZ-waarde terecht had vastgesteld op basis van de bestemming van het object na een bestemmingsplanwijziging. De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar de waarde niet te hoog had vastgesteld en dat het beroep ongegrond was. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht.
De uitspraak benadrukt het belang van de waardepeildatum en de invloed van bestemmingsplanwijzigingen op de waardering van onroerende zaken. De rechtbank heeft de heffingsambtenaar in het gelijk gesteld en de eisers in hun verzoek om een lagere WOZ-waarde afgewezen.