Op 16 mei 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 11 juli 2022 in Amsterdam heeft geprobeerd een vrouw zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De verdachte had een conflict met het slachtoffer over het verstrekken van verdovende middelen. Toen het slachtoffer weigerde, sloeg de verdachte haar met kracht in het gezicht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte meermalen met de vuist op het hoofd van het slachtoffer heeft geslagen, wat leidde tot letsel in de vorm van een bloeduitstorting en oppervlakkige huidbeschadigingen. De officier van justitie vorderde bewezenverklaring van de poging tot zware mishandeling, terwijl de verdediging betoogde dat niet bewezen kon worden dat de verdachte met voldoende kracht had geslagen.
De rechtbank oordeelde dat er een aanmerkelijke kans bestond op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel, gezien de kracht en frequentie van de slagen. De poging tot zware mishandeling werd bewezen verklaard. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van vijf maanden op, met aftrek van voorarrest. Daarnaast werd de benadeelde partij, het slachtoffer, in haar vordering tot schadevergoeding gedeeltelijk in het gelijk gesteld, waarbij de rechtbank € 500,- aan immateriële schade toekende, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank oordeelde dat de materiële schade onvoldoende was onderbouwd en verklaarde de benadeelde partij in dat opzicht niet-ontvankelijk.