ECLI:NL:RBAMS:2023:3094

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 mei 2023
Publicatiedatum
16 mei 2023
Zaaknummer
13-253640-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak wegens onrechtmatig afgegeven noodbevel tijdens demonstratie op Museumplein

In de strafzaak tegen de verdachte, die op 20 maart 2021 op het Museumplein aanwezig was tijdens een demonstratie, heeft de politierechter geoordeeld dat het noodbevel dat door de burgemeester van Amsterdam was afgegeven niet rechtmatig was. De verdachte was beschuldigd van het negeren van dit noodbevel, maar de rechter concludeerde dat er onvoldoende grond was voor de afgifte van het noodbevel. Tijdens de zitting op 12 mei 2023 werd vastgesteld dat de situatie op het Museumplein op de betreffende dag niet zodanig was dat er sprake was van ernstige wanordelijkheden of een oproerige beweging. De politierechter benadrukte dat de burgemeester andere bestuurlijke mogelijkheden had om de situatie te beheersen, zoals het gebruik van de Wet Openbare Manifestaties (WOM). De rechter oordeelde dat de afgifte van het noodbevel niet proportioneel was en dat de verdachte daarom vrijgesproken moest worden van de tenlastelegging. De uitspraak werd gedaan op basis van een belangenafweging tussen de grondrechten van vrijheid van meningsuiting en vergadering en de noodzaak om de openbare orde te handhaven.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13-253640-21
Datum uitspraak: 12 mei 2023
Vonnis van de politierechter te Amsterdam, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1974 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegeven op het [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 26 april 2023 en 12 mei 2023.
De politierechter heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. H.L. van Rij, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. W.H. Jebbink, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij:
op of omstreeks 20 maart 2021 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, opzettelijk niet heeft voldaan aan een opdracht krachtens artikel 175 gemeentewet, te weten een (nood)bevel van de burgemeester, in elk geval krachtens wettelijk voorschrift, gegeven door of namens de Burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met uitoefening van enig toezicht belast), immers heeft hij, verdachte toen en aldaar zich niet (op eerste vordering) verwijderd van het Museumplein en/of de omgeving van het Museumplein, te weten onder andere het Museumplein nadat dit was gevorderd door de politie, terwijl voornoemde opdracht inhield dat hij, verdachte, zich moest verwijderen van het Museumplein en/of haar omgeving.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde kan worden bewezen. Het noodbevel is rechtmatig afgegeven en was proportioneel. Het feit is strafbaar en verdachte is strafbaar.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om verdachte vrij te spreken. Het noodbevel voldoet niet aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit en ook niet aan het evenredigheidsbeginsel. Het noodbevel is om die reden niet rechtsgeldig. Subsidiair heeft de raadsman verzocht artikel 184 Sr in dit geval buiten toepassing te laten wegens strijd met artikel 11 EVRM en verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging.
3.3.
Het oordeel van de politierechter
Inleiding
In maart 2021 golden in Nederland beperkende maatregelen vanwege het coronavirus, zoals een verbod op samenkomst van meerdere personen, een mondkapjesplicht, de verplichting om 1,5 meter afstand te houden en ook een avondklok. In deze periode, de eerste maanden van 2021, waren elk weekend bijeenkomsten c.q. demonstraties op het Museumplein van mensen die het met deze maatregelen, of een deel daarvan, niet eens waren. De demonstraties werden telkens verboden maar de mensen kwamen toch naar het Museumplein, soms in groten getale. Bij een aantal van deze bijeenkomsten waren rellen ontstaan, en was (flink) geweld gebruikt tegen de politie.
De feiten in deze zaak
Op zaterdag 20 maart 2021 bevond zich een (grote) groep personen op het Museumplein in het kader van de ‘World Wide Rally for Freedom & Democracy’. De verdachte was daarbij. Op een gegeven moment heeft de politie (via een drone) omgeroepen dat de mensen het plein moesten verlaten. Verdachte heeft verklaard dat hij dat heeft gehoord. Verdachte is, net als veel andere mensen, niet weggegaan. Enige tijd later kwam de ME, die waterkanonnen heeft ingezet en de mensen op het plein heeft natgespoten. Verdachte is gebleven. Uiteindelijk is hij gearresteerd en meegenomen naar het politiebureau aan de [locatie] , althans het terrein daar omheen. Na een kort verhoor is hij heengezonden.
In september 2021 heeft verdachte een strafbeschikking ontvangen van € 300,= voor het niet voldoen aan een ambtelijk bevel, namelijk het zich niet verwijderen van het Museumplein. Verdachte heeft tegen deze strafbeschikking verzet ingesteld.
Juridisch kader – het demonstratierechtHet recht op vrijheid van meningsuiting en het recht op vrijheid van vergadering en vereniging, zoals neergelegd in de artikelen 10 en 11 van het EVRM, zijn belangrijke grondrechten. Deze vrijheden zijn niet absoluut en kunnen worden ingeperkt, maar dat moet wel zijn voorzien bij wet en het moet noodzakelijk zijn (proportioneel en subsidiair) in een democratische samenleving in het belang van, onder meer, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten en de rechten van anderen. Zoals volgt uit jurisprudentie van het Europese Hof van de Rechten van de Mens dient zeer terughoudend te worden omgegaan met een inperking van deze rechten.
Het is aan de rechter om in het concrete geval op basis van een belangenafweging te beoordelen of sprake is van een toelaatbare beperking van de grondrechten. Een op zich gerechtvaardigde inperking van het demonstratierecht dient tot een absoluut minimum beperkt te blijven. Ook moet meegewogen worden dat met een op zichzelf gerechtvaardigde inperking van het demonstratierecht niet bereikt mag worden dat van de wijze van die inperking een verder beperkende werking (waaronder het “chilling effect”) naar de uitoefening van het demonstratierecht uitgaat.
Juridisch kader – de WOM en het noodbevel
De Wet Openbare Manifestaties (WOM) geeft bevoegdheden aan de burgemeester om voorschriften en beperkingen aan een betoging te verbinden en aanwijzingen te geven. De gemeente kan dat doen op grond van de bescherming van de gezondheid, of ter voorkoming van wanordelijkheden. De gemeente kan dat niet doen op grond van de openbare orde. De WOM schept een kader om belangen van bestuurlijke aard te behartigen.
Een noodbevel ziet, anders dan de maatregelen op grond van de WOM, wel op de bescherming van de openbare orde en komt in principe aan bod nadat er tevergeefs maatregelen op grond van de WOM zijn genomen. In zijn algemeenheid geldt dat de burgemeester enkel van de noodbevoegdheid gebruik mag maken als de haar toekomende WOM-bevoegdheden geen uitkomst bieden. Een noodbevel mag dus alleen worden uitgevaardigd als er sprake is van bestuurlijke overmacht en de burgemeester, gelet op de ernst van de te vrezen wanordelijkheden, de situatie met de haar ter beschikking staande middelen niet kan beheersen. De burgemeester mag zwaarwegend gewicht toekennen aan de adviezen van de politie en moet goed doorvragen naar de feitelijke situatie.
Gang van zaken op 20 maart 2021
Uit het dossier blijkt dat ‘United we stand Europe’ een demonstratie op het Museumplein op 20 maart 2021 had aangemeld, waar ongeveer 5.000 personen naartoe zouden komen. De burgemeester heeft op 19 maart 2021 een besluit aan deze organisatie verstuurd waarin op basis van artikel 5 WOM onder andere is neergelegd dat de demonstratie niet op het Museumplein mocht plaatsvinden. Dit, in verband met het voorkomen van wanordelijkheden en bescherming van de gezondheid. Ook is men eraan herinnerend dat 1,5 meter afstand moest worden gehouden.
Bij besluit van 19 maart 2021 heeft de burgemeester het Museumplein verder aangewezen als veiligheidsrisicogebied, omdat - kort gezegd – de politie over informatie beschikte dat er op zaterdagmiddag 20 maart 2021 een verhoogde kans was op confrontaties met personen in het bezit van wapens en er dus gevreesd moet worden voor ernstige openbare orde verstoringen.
In het proces-verbaal van ME compagniescommandant [naam] is beschreven wat er op 20 maart 2021 vervolgens gebeurde:
Ondanks dat de gemeente Amsterdam op voorhand heeft aangegeven dat een demonstratie op het Museumplein niet was toegestaan, kwamen op zaterdag 20 maart 2021 op het Museumplein veel mensen samen. Door politie-eenheden ter plaatse werd waargenomen dat de menigte op het Museumplein steeds groter werd. Ik, verbalisant, zag dat er omstreeks 11:50 uur minimaal enkele honderden mensen zich verzameld hadden. Ik zag en hoorde via portofoonberichten dat er steeds meer mensen richting het Museumplein liepen met het kennelijke doel om zich bij de mensen op het Museumplein aan te sluiten.
De burgemeester van Amsterdam heeft, in afstemming met de driehoek, deze samenkomst vervolgens als een demonstratie betiteld. Omstreeks 11:55 uur kreeg ik van mijn meerdere te horen dat de burgemeester de demonstratie ontbonden had en een noodbevel had afgegeven. Tevens kreeg ik de opdracht van mijn meerdere om op basis van het noodbevel het Museumplein vrij te maken van personen.
Hierop heb ik, verbalisant, op basis van het gegeven noodbevel van de burgemeester
van Amsterdam, de menigte gevorderd de demonstratie te doen stoppen en zich te
verwijderen van het Museumplein. Tussen 12:12 uur en 12:21 uur is deze vordering luid en duidelijk zeven keer door mij omgeroepen op verschillende plekken op het Museumplein.
Uit dit proces-verbaal lijkt te volgen dat rond 12.00 uur de bijeenkomst op het Museumplein als een demonstratie is betiteld en dat vervolgens niet alleen is besloten die te ontbinden, maar dat ook direct, dus rond 12.00 uur, het noodbevel is afgegeven.
Het noodbevel van 20 maart 2021
Het noodbevel zelf bevindt zich ook bij de stukken. Het bevel vermeldt een (iets) ander tijdstip, namelijk dat het is afgegeven rond 12.25 uur. In het noodbevel staat omschreven dat eerst de demonstratie is ontbonden, rond 12.10 uur, dat de politie de demonstranten de opdracht heeft gegeven weg te gaan, dat men hier geen gehoor aan gaf en dat er juist steeds meer mensen naar het Museumplein kwamen, dat de 1,5 meter-regel werd genegeerd en dat ‘men zich provocerend opstelde’ en dat
toenhet noodbevel is afgegeven. Als motivering van de afgifte van het noodbevel wordt het volgende aangevoerd:
  • Omdat de politie over informatie beschikt dat bij de aangekondigde demonstratie op zaterdagmiddag 20 maart 2021 een verhoogde kans bestaat op confrontaties met personen die mogelijk in het bezit zijn van wapens en dat derhalve gevreesd moet worden voor ernstige verstoring van de openbare orde;
  • Dat de politie over informatie beschikt dat mogelijk dezelfde initiatiefnemers, organisatoren en/of deelnemers aan de protesten op het Museumplein de zondagen sinds 17 januari en/of de niet toegestane demonstratie op het Malieveld in Den Haag op 14 maart 2021, ook deelnemen aan de op het Museumplein niet toegestane demonstratie 'World Wide Rally for Freedom & Democracy’ op zaterdag 20 maart 2021;
  • Het aantal coronabesmettingen in Amsterdam nog steeds hoog is, onze Veiligheidsregio is ingeschaald als 'zeer ernstig' en we ons nog steeds in een strenge lockdown bevinden;
Op grond van bovenstaande feiten en omstandigheden was er ‘ernstige vrees dat de situatie leidt tot ernstige wanordelijkheden, waarbij de beschikbare juridische instrumenten onvoldoende toereikend zijn om een adequaat veiligheidsniveau te garanderen en verdere verstoringen van de openbare orde en ernstige wanordelijkheden te voorkomen’, zo meldt het noodbevel.
Noodbevel rechtmatig?
De politierechter heeft begrip voor de lastige situatie waarin de burgemeester van Amsterdam zich bevond in de periode rond 20 maart 2021. Er was een coronapandemie gaande, en van de overheid werd verwacht dat er maatregelen werden genomen om de gezondheidsrisico’s te beperken, welke maatregelen de burgemeester werd geacht te handhaven. Bovendien was al maanden sprake van bijeenkomsten op het Museumplein, die al meermalen waren uitgelopen op rellen en geweld.
Aan de andere kant zijn, zoals gezegd, het recht op vrijheid van meningsuiting en het recht op demonstratie belangrijke grondrechten. De beperking van die rechten dient te allen tijde zorgvuldig te worden afgewogen en zo klein mogelijk te worden gehouden. Ook in tijden van een pandemie, en ook, misschien wel juist, wanneer het demonstranten betreft die de noodzaak van de genomen maatregelen en de vrijheidsbeperkingen die daarmee gepaard gaan, aan de kaak willen stellen.
Op 20 maart 2021 lijkt de burgemeester vrijwel direct nadat duidelijk was dat zich (grote) groepen mensen naar het Museumplein begaven, gegrepen te hebben naar het noodbevel. Of dat nu om 12.00 uur of 12.25 uur is geweest, feit is dat het vrij kort was nadat was geconstateerd dat er steeds meer mensen kwamen, en dat geen gehoor werd gegeven aan de oproep om weg te gaan. Van (dreigend) geweld of escalatie lijkt op dat moment echter geen sprake te zijn geweest. Nergens staat omschreven dat op 20 maart 2021 (anders dan op sommige andere dagen waarop ook noodbevelen zijn afgegeven) concrete aanwijzingen waren dat sprake was van bijvoorbeeld meegenomen wapens onder de demonstranten, of groepen die naar het Museumplein kwamen met het enkele doel om te gaan vechten, of dat sprake was van geweld tegen de politie of onder de demonstranten onderling. De demonstratie op 20 maart 2021 lijkt een vreedzame demonstratie te zijn geweest, waarbij het demonstratieverbod op het Museumplein werd genegeerd, evenals de coronaregels (want daar was het de demonstranten juist om te doen), maar die verder vreedzaam verliep. Zo volgt ook uit het proces-verbaal van [naam] , die omschrijft:
Ik heb in opdracht van mijn meerdere om 12:47 uur eerst de twee waterwerpers ingezet om de mensen nat te laten spuiten in de hoop dat de mensen het Museumplein zouden verlaten. Dit had echter geen effect. Hierop heb ik mijn eenheden opdracht gegeven om op te lopen richting de mensen op het Museumplein. Ondertussen zag ik dat een grote groep mensen was gaan zitten. Ik heb vervolgens de twee waterwerpers de opdracht gegeven om selectief gericht waterstoten te geven. Ook dit had geen effect, de mensen bleven zitten en verwijderden zich niet vanaf het Museumplein.
Daarna heb ik, na overleg met mijn meerdere, de mensen op het Museumplein aangezegd dat ze waren aangehouden ter zake overtreding van artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht, het negeren van het gegeven noodbevel door de burgemeester.
Niets over gevechten, geweld, wapens. De mensen zaten op het plein, en bleven zitten.
De politierechter stelt vast dat de situatie op 20 maart 2021 niet zodanig was dat sprake was van een oproerige beweging, andere ernstige wanordelijkheden of van rampen dan wel ernstige vrees voor het ontstaan daarvan zoals bedoeld in artikel 175 van de Gemeentewet. Later die dag niet, en ook niet op het moment dat het noodbevel werd afgegeven. De politierechter oordeelt daarom dat er niet voldoende grond was om over te gaan tot de afgifte van het noodbevel. De enkele vaststelling dat een verhoogde kans bestond op confrontaties met personen die ‘mogelijk’ in het bezit waren van wapens, of dat de demonstratie ‘mogelijk’ was georganiseerd door dezelfde initiatiefnemers die eerdere niet-toegestane demonstraties hadden georganiseerd waar rellen waren ontstaan, is naar het oordeel van de politierechter daarvoor in elk geval onvoldoende. De afgifte van het noodbevel was niet proportioneel.
De burgemeester had bovendien nog andere bestuurlijke mogelijkheden tot haar beschikking, namelijk de mogelijkheid om de mensen op het Museumplein aan te houden op basis van de WOM. Als de burgemeester van oordeel was dat de mensen van het Museumplein af moesten vanwege besmettingsgevaar, dan had zij daarvoor de WOM kunnen gebruiken. Aan het vereiste van subsidiariteit is daarom evenmin voldaan.
Conclusie
De politierechter is van oordeel dat het op 20 maart 2021 afgegeven noodbevel niet rechtmatig is. Dat betekent dat verdachte moet worden vrijgesproken van het hem tenlastegelegde feit.

4.Beslissing

De politierechter komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.G.C. Groenendaal, politierechter
en K.M.S. Kamp, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 mei 2023.