ECLI:NL:RBAMS:2023:3079

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 april 2023
Publicatiedatum
15 mei 2023
Zaaknummer
C/13/717057 / HA ZA 22-362
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot aandelenoverdracht en schending van non-concurrentie- en relatiebedingen in het kader van bestuurdersaansprakelijkheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 26 april 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap Infinitspace Holding B.V. en [gedaagde], die als bestuurder was aangesteld. Infinitspace vorderde onder andere de overdracht van aandelen door [gedaagde] voor de nominale waarde, alsook schadevergoeding wegens schending van non-concurrentie- en relatiebedingen. De rechtbank oordeelde dat [gedaagde] zijn verplichtingen uit de Managementovereenkomst en de aandeelhoudersovereenkomst had geschonden door concurrerende activiteiten te ontplooien en zakelijke kansen van Infinitspace in privé te benutten. De rechtbank stelde vast dat [gedaagde] contractuele boetes verschuldigd was en dat hij zijn aandelen moest aanbieden aan Infinitspace tegen de nominale waarde van € 0,12 per aandeel. Tevens werd [gedaagde] aansprakelijk gesteld voor de schade die Infinitspace had geleden door zijn onbehoorlijke bestuurdersgedrag. In reconventie vorderde [gedaagde] schadevergoeding wegens zijn ontslag, maar deze vordering werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat het ontslag rechtsgeldig was en dat [gedaagde] geen recht had op de gevorderde managementvergoedingen. De proceskosten werden toegewezen aan Infinitspace.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/717057 / HA ZA 22-362
Vonnis van 26 april 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
INFINITSPACE HOLDING B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. B. van Voorst te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] (Israël),
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. H. Loonstein te Amsterdam.
Partijen worden hierna Infinitspace en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 20 april 2022, met producties,
  • de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie, met producties,
  • de conclusie van antwoord in reconventie tevens houdende akte eisvermeerdering in conventie, met producties,
  • de antwoordakte op eisvermeerdering in conventie tevens houdende eiswijziging, met producties,
  • het tussenvonnis van 5 oktober 2022, waarbij een mondelinge behandeling is gelast, en
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 27 februari 2023 en de daarin genoemde stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Infinitspace, gestart in juli 2020 en formeel opgericht op 16 november 2020, is een onderneming die voor vastgoedeigenaren flexibele werkplekken ontwikkelt. Oprichters en indirect bestuurders zijn de broers [naam broers] (via zijn onderneming The Sunnier Side B.V., hierna: TSS) en [naam broers] (via zijn onderneming Wacx B.V., hierna: Wacx).
2.2.
[gedaagde] is vastgoedondernemer. Hij houdt zich voornamelijk bezig met het aantrekken, ontwikkelen en verhuren van commercieel vastgoed.
2.3.
Op 17 maart 2021 heeft Infinitspace [gedaagde] aangesteld als bestuurder voor de functie van
Chief Growth Officer, waarvoor partijen een Managementovereenkomst (hierna: de Managementovereenkomst) zijn aangegaan. Partijen zijn een maandelijkse managementvergoeding overeengekomen. Daarnaast heeft [gedaagde] 12% van de aandelen in Infinitspace (hierna: de Aandelen) gekocht van TSS en Wacx voor € 15.000. Op dezelfde dag is [gedaagde] met TSS en Wacx een aandeelhoudersovereenkomst (hierna: de SHA) overeengekomen.
2.4.
In de SHA en de Managementovereenkomst zijn bedingen opgenomen waarin is bepaald dat [gedaagde] gedurende de duur van die overeenkomsten en voor een periode daarna geen activiteiten mag verrichten die concurreren met Infinitspace (non-concurrentiebeding, artikel 14.1 SHA en artikel 6.1 onder a Managementovereenkomst) en geen relaties van Infinitspace mag overnemen (artikel 14.3 SHA en artikel 6.1 onder c Managementovereenkomst). In het non-concurrentiebeding is bepaald dat deze niet geldt voor: “
conducting any business in which they are already involved”. Schending ervan kan worden bestraft met een geldboete (artikel 14.2 SHA). Ook is bepaald dat [gedaagde] geen zakelijke kansen van Infinitspace buiten Infinitspace om mag ontwikkelen (artikel 15 SHA, artikel 7 Managementovereenkomst).
2.5.
In de SHA is verder – bij wijze van een soort proefperiode van een jaar – bepaald dat de Aandelen worden gevest als [gedaagde] op de
cliff datevan 15 maart 2021 nog steeds werkzaamheden verricht voor Infinitspace (artikel 16 SHA). Als de samenwerking met [gedaagde] eindigt, moet [gedaagde] de Aandelen aanbieden aan de andere aandeelhouders (artikel 17 SHA). In de SHA is onderscheid gemaakt tussen de situatie dat [gedaagde] zou vertrekken als
bad leaver(artikel 17.2) of als
good leaver(artikel 17.5). In de Managementovereenkomst hebben partijen afgesproken dat die overeenkomst wordt aangegaan voor onbepaalde tijd en dat iedere partij het recht heeft om deze op te zeggen met inachtneming van een opzegtermijn van twee maanden (artikel 3.1).
Voor een volledig overzicht van de relevante artikelen van de SHA en de Managementovereenkomst verwijst de rechtbank naar Bijlage I van dit vonnis.
2.6.
[gedaagde] heeft vóór de samenwerking met Infinitspace een Q&A ingevuld, waarin hij de volgende vraag als volgt heeft beantwoord:

Do you sit on any boards of companies and do you have any conflict of interest with our project?
Only Uffizis that doesn’t and won’t compete (or cause) a conflict of interest”.
2.7.
[gedaagde] was reeds voor de samenwerking met Infinitspace een bekende van de heer [naam 1] , medeoprichter van een in Israël beursgenoteerde groep van vennootschappen (hierna: de [naam groep] ). [gedaagde] heeft in 2020 eenmalig diensten verleend aan een vennootschap binnen deze groep.
2.8.
Tijdens de samenwerking met Infinitspace heeft [gedaagde] Infinitspace in contact gebracht met een van de vennootschappen binnen de [naam groep] : [naam vennootschap] B.V. (hierna: [naam vennootschap] ). [naam vennootschap] heeft in juli 2021 een pand gekocht in Londen, genaamd Kingsbourne House.
2.9.
In 2021 heeft Infinitspace contact onderhouden met [naam vennootschap] over de inrichting en exploitatie van Kingsbourne House. Dit heeft ertoe geleid dat Infinitspace op 31 oktober 2021 een schriftelijke voorovereenkomst heeft gesloten met (een van de groepsvennootschappen van) [naam vennootschap] voor onder andere het inrichten van flexibele werkplekken in Kingsbourne House. Infinitspace en [naam vennootschap] waren in onderhandeling over een definitieve managementovereenkomst. Infinitspace en [naam vennootschap] hebben in dat kader een voorovereenkomst gesloten.
2.10.
In de loop van 2021 is de samenwerking tussen Infinitspace en [gedaagde] gaan haperen. [gedaagde] vond dat zijn prestaties een groter aandelenbelang rechtvaardigden, terwijl de broers [naam broers] juist vonden dat [gedaagde] minder goed presteerde dan zij hadden verwacht. Zij verschilden ook van inzicht over de toekomst van de onderneming.
2.11.
Bij e-mail van 3 januari 2022 aan [gedaagde] hebben de broers [naam broers] als bestuursleden van Infinitspace – op verzoek van aandeelhouders Wacx en TSS, die samen 88% van het geplaatste kapitaal vertegenwoordigen – een bijzondere algemene vergadering van aandeelhouders uitgeschreven voor 11 januari 2022 (hierna: bava I), te houden via
videocall. Op de agenda stond de bespreking van en stemming over het voornemen van Wacx en TSS tot het ontslag van [gedaagde] als bestuurder van Infinitspace. De gronden voor het ontslagvoornemen zijn uitvoerig weergegeven in de e-mail en komen er samengevat op neer dat [gedaagde] niet functioneerde volgens de verwachtingen die hij had gewekt, dat hij niet kwam opdagen bij belangrijke vergaderingen of onvoorbereid en ongeïnteresseerd was, en dat er over en weer een gebrek aan vertrouwen bestond, zonder uitzicht op een verbetering op korte termijn.
2.12.
Onder meer op 5 januari 2022 heeft [gedaagde] verzocht de aandeelhoudersvergadering uit te stellen tot 18 januari 2022, omdat hij te ziek was door COVID-19 en zich daardoor niet goed kon voorbereiden. [naam broers] heeft op 6 januari 2022 laten weten dat bava I niet zou worden uitgesteld.
2.13.
Op 10 januari 2022 heeft [gedaagde] telefonisch contact gehad met de heer [naam 2] (hierna: [naam 2] ), de contactpersoon bij [naam vennootschap] . [naam 2] heeft bij [naam broers] aangegeven dat hij voor de deal met Infinitspace toen
“all the opens on our side” heeft besproken met [gedaagde] .
2.14.
Op 11 januari 2022 is bava I gehouden, zonder aanwezigheid van [gedaagde] . Er is toen niet gestemd over het voorgenomen ontslagbesluit, teneinde [gedaagde] de gelegenheid te geven daarover op een vergadering zijn visie te geven. Infinitspace heeft [gedaagde] daarom op verzoek van Wacx en TSS opgeroepen voor een nieuwe algemene vergadering van aandeelhouders gepland op 19 januari 2022 (hierna: bava II).
2.15.
Deze oproeping geschiedde per e-mail van 11 januari 2022 en bij brief van 12 januari 2022, waarin [gedaagde] ook is geïnformeerd dat Infinitspace de Managementovereenkomst wel al per 12 januari 2022 opzegt tegen 12 maart 2022, onder de voorwaarde dat de opzegging zou worden ingetrokken als [gedaagde] tijdens bava II niet zou worden ontslagen als statutair bestuurder.
2.16.
Op of rond 18 en 19 januari 2022 was [gedaagde] zonder medeweten van Infinitspace aanwezig in Kingsbourne House en heeft hij gesproken met medewerkers van [naam vennootschap] .
2.17.
Per e-mail van 19 januari 2022 is [gedaagde] ingegaan op de gronden die voor zijn ontslag waren aangevoerd. Die e-mail is besproken tijdens bava II van 19 januari 2022, waar alle drie de aandeelhouders aanwezig waren. De zienswijze van [gedaagde] heeft niet kunnen voorkomen dat het besluit tot zijn ontslag bij meerderheid is genomen door Wacx en TSS.
2.18.
Op 21 en 23 januari 2022 zijn naar het e-mailadres van [gedaagde] op zijn Infinitspace-account e-mails verstuurd van een architect met een
floor planvoor Kingsbourne House, terwijl een andere architect hiervoor al eerder een
floor planhad opgesteld in opdracht van Infinitspace.
2.19.
Op 23 januari 2022 heeft [naam 2] namens [naam vennootschap] de samenwerking met Infinitspace opgezegd.
2.20.
Op 25 januari 2022 heeft Infinitspace [gedaagde] schriftelijk gesommeerd om zich te houden aan het non-concurrentie- en relatiebeding, op straffe van opeisbare boetes.
2.21.
Infinitspace heeft de managementvergoeding van [gedaagde] betaald tot 12 maart 2022.
2.22.
[gedaagde] heeft op 1 februari 2022 een vennootschap opgericht, genaamd KH Works en/of Hospitality X. In 2022 heeft [gedaagde] (via deze vennootschap) betaalde werkzaamheden verricht voor [naam vennootschap] .
2.23.
[naam vennootschap] heeft de samenwerking met [gedaagde] in de loop van 2022 beëindigd en heeft alsnog een contract gesloten met Infinitspace voor de exploitatie van Kingsbourne House.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
Infinitspace vordert na eisvermeerdering, samengevat, dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
I. [gedaagde] veroordeelt tot het betalen aan Infinitspace van € 416.000,00, vermeerderd met rente,
II. [gedaagde] veroordeelt tot het betalen aan Infinitspace van € 2.000,00 per dag dat [gedaagde] na 27 juli 2022 in overtreding is van zijn verplichtingen in de Overeenkomsten door (a) concurrerende activiteit(en), of (b) het wegnemen van zakelijke relatie(s) van Infinitspace, vermeerderd met rente,
III. [gedaagde] verbiedt om na het overdragen van zijn aandelen in Infinitspace voor een periode van twaalf maanden (a) betrokken te zijn bij enige activiteit voor of van [naam vennootschap] en (b) met Infinitspace concurrerende activiteiten te verrichten,
IV. te verklaren voor recht dat [gedaagde] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van artikel 14 en 15 SHA, en artikel 6 en 7 Managementovereenkomst, en [gedaagde] veroordeelt om de door Infinitspace geleden schade te vergoeden, nader op te maken bij staat,
V. te verklaren voor recht dat [gedaagde] zijn bestuurstaak onbehoorlijk heeft uitgevoerd en [gedaagde] veroordeelt tot het vergoeden van de hierdoor geleden schade, nader op te maken bij staat,
VI. [gedaagde] beveelt tot het aanbieden en overdragen van zijn aandelen in Infinitspace aan Infinitspace, onder de voorwaarde dat TSS en Wacx daarmee instemmen en/of afstand doen van hun recht om de Aandelen aangeboden te krijgen, tegen een koopprijs van primair € 0,12, subsidiair € 0,09 voor zijn
unvested sharesen een koopprijs gelijk aan de
fair market valuevoor zijn
vested shares,
VII. bepaalt dat als [gedaagde] weigert zijn medewerking te verlenen voor de onder VI genoemde vordering, dit vonnis dezelfde kracht zal hebben als het daar bedoelde aanbod van [gedaagde] of een in wettige vorm opgemaakte leveringsakte, danwel [gedaagde] veroordeelt tot verbeurte van een dwangsom,
VIII. [gedaagde] veroordeelt in de proces- en nakosten, vermeerderd met rente.
3.2.
Infinitspace stelt dat [gedaagde] buiten Infinitspace om is gaan samenwerken met [naam vennootschap] en dus in strijd heeft gehandeld met de non-concurrentie- en relatiebedingen uit de SHA en de Managementovereenkomst, waardoor [gedaagde] de contractuele boetes is verschuldigd. Ook stelt Infinitspace dat [gedaagde] hierdoor in strijd met zijn wettelijke en contractuele verplichtingen zakelijke kansen van Infinitspace in privé heeft benut. Volgens Infinitspace is [gedaagde] als bestuurder aansprakelijk voor de schade die Infinitspace daardoor heeft geleden. Daarnaast stelt Infinitspace dat [gedaagde] de Aandelen moet aanbieden en overdragen aan Infinitspace op grond van artikel 17 SHA, omdat [gedaagde] is ontslagen als bestuurder. In dat kader stelt Infinitspace dat de Aandelen niet zijn gevest, omdat [gedaagde] is ontslagen vóór de
cliff dateen ook omdat hij geldt als
bad leaver. Volgens Infinitspace mag [gedaagde] vanaf het overdragen van de Aandelen nog twaalf maanden geen concurrerende activiteiten met Infinitspace verrichten. Tot slot betoogt Infinitspace dat [gedaagde] een deel van de aan hem betaalde managementvergoedingen moet terugbetalen, omdat hierover geen werkzaamheden hebben gestaan.
3.3.
[gedaagde] betwist dat hij een contractuele boete is verschuldigd. [gedaagde] voert primair aan dat hij geen beding uit de SHA of Managementovereenkomst heeft geschonden, omdat [naam vennootschap] uit zijn eigen netwerk komt en daarvoor een uitzondering geldt. Daarbij staat volgens [gedaagde] vast dat [naam vennootschap] niet in zee zou zijn gegaan met Infinitspace zonder dat [gedaagde] daar werkte, dus heeft Infinitspace geen schade. Subsidiair voert [gedaagde] aan dat de gevolgen van die bedingen op grond van de redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn, zodat deze buiten toepassing moeten blijven. Voor het geval wordt vastgesteld dat [gedaagde] wel een boete is verschuldigd, doet [gedaagde] een beroep op artikel 6:94 BW tot matiging. Ook betwist [gedaagde] dat hij de Aandelen moet aanbieden, omdat hij niet rechtsgeldig is ontslagen als bestuurder. Voor zover wordt vastgesteld dat zijn ontslag rechtsgeldig is gegeven, voert [gedaagde] aan dat dit is gebeurd na de
cliff date, zodat de Aandelen zijn gevest en hij bij verkoop ervan recht heeft op een hogere waarde dan de nominale waarde.
in reconventie
3.4.
[gedaagde] vordert na eiswijziging, samengevat, dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
I. Infinitspace veroordeelt tot het vergoeden van de schade die [gedaagde] als aandeelhouder heeft geleden als gevolg van de gemiste zakelijke kansen, nader op te maken bij staat,
II. het besluit van 19 januari 2022 dat heeft geleid tot het ontslag van [gedaagde] , vernietigt,
III. Infinitspace veroordeelt tot het betalen van de managementvergoedingen van in totaal € 22.500,00, te vermeerderen met rente,
IV. Infinitspace veroordeelt in de proces- en nakosten, vermeerderd met rente.
3.5.
[gedaagde] baseert zijn vorderingen op de stelling dat hij schade heeft geleden, omdat [naam vennootschap] de samenwerking heeft opgezegd doordat Infinitspace hem heeft ontslagen. Ook stelt [gedaagde] dat het ontslagbesluit van 19 januari 2022 niet rechtsgeldig is, omdat deze formele gebreken bevat. Verder stelt [gedaagde] dat hij recht heeft op een managementvergoeding tot 31 juli 2022, maar dat Infinitspace slechts heeft uitbetaald tot en met 12 maart 2022.
3.6.
Infinitspace voert verweer.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie
Rechtsmacht en toepasselijk recht
4.1.
Aangezien [gedaagde] in Israël woont, zal de rechtbank allereerst (ambtshalve) beoordelen of de Nederlandse rechter internationale rechtsmacht heeft om over de vorderingen in conventie en reconventie te oordelen en zo ja, welk recht van toepassing is.
4.2.
Israël is niet aangesloten bij Europese verdragen en de overeenkomsten vallen niet binnen het toepassingsbereik van internationale verdragen aangaande rechtsmacht of toepasselijk recht. Het forumkeuzebeding moet dan ook worden getoetst aan het Nederlandse recht. Artikel 8 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“1. De Nederlandse rechter heeft rechtsmacht indien partijen met betrekking tot een bepaalde rechtsbetrekking die tot hun vrije bepaling staat, bij overeenkomst een Nederlandse rechter of de Nederlandse rechter hebben aangewezen voor de kennisneming van geschillen welke naar aanleiding van die rechtsbetrekking zijn ontstaan of zullen ontstaan, tenzij daarvoor geen redelijk belang aanwezig is (…)
5. Een overeenkomst als bedoeld in het eerste of het tweede lid wordt bewezen door een geschrift. (…)”
4.3.
Infinitspace wijst op het forumkeuzebeding in artikel 19 van de SHA en artikel 12 van de Managementovereenkomst, waarin partijen zijn overeengekomen dat de rechtbank Amsterdam exclusief bevoegd is inzake alle geschillen in verband met die overeenkomsten en dat Nederlands recht van toepassing is. [gedaagde] heeft hiertegen geen verweer gevoerd. De rechtbank is dus bevoegd kennis te nemen van het onderhavige geschil.
4.4.
Tussen partijen staat ook vast dat zij in het forumkeuzebeding een rechtskeuze hebben gemaakt voor Nederlands recht. Op grond van artikel 3 lid 1 Rome I [1] wordt een overeenkomst beheerst door het recht dat de partijen hebben gekozen. De rechtbank zal dus Nederlands recht toepassen.
in conventie
Moet [gedaagde] Aandelen aanbieden en overdragen?
4.5.
De rechtbank zal eerst oordelen over de onder VI gevorderde veroordeling van [gedaagde] om zijn aandelen aan Infinitspace aan te bieden. [gedaagde] heeft aangevoerd dat Infinitspace niet-ontvankelijk is in deze vordering, omdat Infinitspace op grond van artikel 17 SHA pas recht heeft op aanbieding van de aandelen als TSS en Wacx de Aandelen niet wensen over te nemen. De rechtbank ziet daarin geen aanleiding Infinitspace niet-ontvankelijk te verklaren, omdat Infinitspace deze voorwaarde juist expliciet heeft genoemd in haar vordering. De vordering zoals die thans is geformuleerd, kan dus op dit moment (ook zonder dat vaststaat dat TSS en Wacx afzien van de Aandelen) worden ontvangen en beoordeeld.
4.6.
Tussen partijen staat vast dat de zakelijke relatie tussen [gedaagde] en Infinitspace is geëindigd en dat [gedaagde] op grond van artikel 17 lid 1 SHA gehouden is zijn aandelen aan te bieden. Zij twisten over de vraag voor welke waarde de Aandelen moeten worden aangeboden. Infinitspace gaat uit van de nominale waarde, omdat volgens Infinitspace [gedaagde] moet worden gezien als
bad leaveróf als
good leavervóór de
cliff datevan 15 maart 2022 in de zin van artikel 17 SHA. [gedaagde] betwist dat hij een
bad leaveris en voert aan dat de relatie na de
cliff dateis geëindigd en al zijn aandelen zijn gevest op grond van artikel 16 SHA.
4.7.
Vaststaat dat de Managementovereenkomst op 12 januari 2022 is opgezegd met een opzegtermijn van twee maanden, dus tegen 12 maart 2022. Dat is vóór de
cliff datevan 15 maart 2022. Dit heeft op grond van artikel 16 SHA tot gevolg dat geen van de Aandelen van [gedaagde] zijn gevest. Op grond van artikel 17.6 SHA is de koopprijs voor zijn aandelen dan gelijk aan de nominale waarde.
4.8.
[gedaagde] voert aan dat de opzegging van de Managementovereenkomst niet gerechtvaardigd was en is geconstrueerd met als enig doel om te voorkomen dat de Aandelen zouden worden gevest. Volgens [gedaagde] is de Managementovereenkomst pas later geëindigd en zijn daarom 20% van zijn aandelen gevest. Voor deze aandelen moet op grond van artikel 17.6 SHA de marktwaarde worden betaald.
4.9.
De rechtbank gaat daar niet in mee. Tussen partijen staat vast dat vanaf in elk geval september 2021 al sprake was van verslechtering van de verhoudingen tussen [gedaagde] enerzijds en de broers [naam broers] anderzijds. Uit de overgelegde correspondentie blijkt dat die in de maanden daarop niet verbeterden, eerder verslechterden. [gedaagde] heeft niet weersproken dat hij te allen tijde kon worden ontslagen, zonder dat daarvoor een goede reden nodig was. Dit volgt ook uit artikel 3.1 Managementovereenkomst. Dat betekent dat de broers [naam broers] de samenwerking mochten beëindigen om hun moverende redenen.
4.10.
De broers [naam broers] hebben toegelicht dat zij de samenwerking zijn gaan heroverwegen toen het einde van de proefperiode van een jaar (de
cliff date) naderde. Gelet op de verhoudingen waren zij tot de conclusie gekomen dat zij de samenwerking met [gedaagde] niet wensten voort te zetten. Toen de stemming over het ontslag op bava I niet door kon gaan, vanwege de ziekmelding van [gedaagde] , is besloten de Managementovereenkomst wel al per 12 januari 2022 op te zeggen tegen 12 maart 2022, onder de voorwaarde dat de opzegging zou worden ingetrokken als [gedaagde] tijdens bava II niet zou worden ontslagen als statutair bestuurder. Dit was, onder genoemde omstandigheden en gelet op de aanstaande
cliff date, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar. Naar het oordeel van de rechtbank is daarbij niet relevant of en hoeveel waarde [gedaagde] aan de onderneming heeft toegevoegd, aangezien de managementovereenkomst te allen tijde en zonder opgave van reden kon worden opgezegd. Toen bleek dat het ontslagbesluit op bava II werd genomen, hoefde de opzegging niet te worden ingetrokken. De Managementovereenkomst is dus op 12 januari 2022 opgezegd tegen 12 maart 2022, kort voorafgaande aan de
cliff date.
4.11.
Overigens kan uit hetgeen hierna worden overwogen ten aanzien van overtreding van het relatie- en non-concurrentiebeding en het in privé benutten van
corporate opportunities, ook worden afgeleid dat [gedaagde] moet worden beschouwd als
bad leaver. Ook om die reden moeten de Aandelen voor de nominale waarde worden aangeboden.
4.12.
Het voorgaande brengt mee dat [gedaagde] zijn aandelen in Infinitspace moet aanbieden en overdragen aan Infinitspace – onder de voorwaarde dat TSS en Wacx daarmee instemmen en/of afstand doen van hun recht om de Aandelen aangeboden te krijgen – en dat de koopprijs gelijk zal zijn aan de nominale waarde. Tussen partijen staat vast dat de nominale waarde van de aandelen € 0,12 per aandeel bedraagt.
4.13.
Als [gedaagde] geen medewerking verleent, zal dit vonnis in de plaats treden van dat deel van de op te stellen notariële akte tot koop, verkoop en levering van de Aandelen dat ziet op de ontbrekende wilsverklaring van [gedaagde] van levering van de Aandelen (op grond van artikel 3:300 lid 2 BW).
Overtreding non-concurrentiebeding en relatiebeding?
4.14.
Infinitspace vordert contractuele boetes wegens overtreding van het non-concurrentiebeding en het relatiebeding in de SHA en de Managementovereenkomst. Volgens Infinitspace is [gedaagde] vanaf in elk geval begin januari 2022 bezig geweest om [naam vennootschap] over te nemen als klant van Infinitspace en heeft hij in 2022 betaalde werkzaamheden voor [naam vennootschap] verricht totdat hij ook daar werd ontslagen. [gedaagde] heeft verklaard dat hij in 2022 werkzaamheden voor [naam vennootschap] heeft verricht op basis van zijn persoonlijke relatie met de heer [naam 1] en dat hij ook betaald kreeg. Daarmee heeft [gedaagde] onvoldoende weersproken dat hij voor Infinitspace concurrerende activiteiten heeft verricht en heeft gewerkt met/voor een klant van Infinitspace.
4.15.
Volgens [gedaagde] is echter geen sprake van overtreding van het non-concurrentie- en relatiebeding. [gedaagde] beroept zich ten aanzien het non-concurrentiebeding op de uitzondering dat deze niet geldt voor: “
conducting any business in which they are already involved”. Volgens [gedaagde] valt [naam vennootschap] onder deze ‘business’, omdat hij Infinitspace met [naam vennootschap] in contact heeft gebracht, medeoprichter [naam 1] persoonlijk kent, al eerder voor de [naam groep] heeft gewerkt (hetgeen ook over flexwerkplekken ging) en juist vanwege zijn netwerk door Infinitspace is aangetrokken. Infinitspace betwist dat [naam vennootschap] onder de uitzondering valt en voert aan dat [gedaagde] werkzaamheden voor de [naam groep] al lang waren afgerond toen hij het non-concurrentiebeding tekende, hetgeen hij ook heeft bevestigd door in de Q&A te antwoorden dat hij op dat moment geen concurrerende activiteiten ontplooide (zie onder 2.6). Volgens [gedaagde] was het nooit de bedoeling dat hij zijn relaties zou ‘afstaan’ aan Infinitspace. Volgens Infinitspace is met de uitzondering bedoeld dat [gedaagde] (en TSS en Wacx) niet worden belet in het voortzetten van (neven)functies die zij op dat moment vervullen.
4.16.
Nu partijen het niet eens zijn over de betekenis van “
conducting any business in which they are already involved” moet het beding worden uitgelegd. Daarbij zijn de volgende omstandigheden van belang. Tussen partijen staat vast dat Infinitspace onder meer met [gedaagde] wilde samenwerken vanwege zijn netwerk in het vastgoed. De [naam groep] behoorde tot het netwerk van [gedaagde] en dat wist Infinitspace voordat de SHA en Managementovereenkomst werden gesloten. Vaststaat ook dat de tekst van het non-concurrentiebeding een standaardtekst is die door het advocatenkantoor van Infinitspace wordt gebruikt in door hun opgestelde contracten en dat partijen vooraf niet hebben gesproken of onderhandeld over de tekst van het beding.
4.17.
Het feit dat de tekst spreekt van ‘
conducting any business’, wijst erop dat partijen hebben gedoeld op het doen van zaken/het uitvoeren van werkzaamheden en niet op het hebben van een (zaken)relatie. Het zinsdeel ‘
are already involved’ suggereert dat het gaat over activiteiten die op dat moment worden uitgevoerd. Als partijen hadden willen doelen op reeds bestaande (zaken)relaties, dan had het voor de hand gelegen dat andere bewoordingen waren gekozen, die niet duiden op een
handelenin de
tegenwoordigetijd. Het gedrag van [gedaagde] rond het einde van de samenwerking met Infinitspace wijst er daarbij op dat hij er zelf ook van uitging dat hij [naam vennootschap] niet mocht meenemen; [gedaagde] heeft niet betwist dat [naam 2] van [naam vennootschap] hem op 10 januari 2022 heeft gebeld (volgens [naam 2] om ‘
all open ends’over Kingsbourne House te bespreken) en dat [gedaagde] dit telefoontje tot tweemaal toe heeft ontkend tegen Infinitspace. Ook staat vast dat [gedaagde] niet aan Infinitspace heeft verteld dat hij op of rond 18 en 19 januari 2022 aanwezig was in Kingsbourne House en heeft hij gesproken met medewerkers van [naam vennootschap] . [gedaagde] heeft onvoldoende gemotiveerd betwist dat medewerkers van Infinitspace hem daar zagen, waarop hij hen heeft gevraagd voor Infinitspace te verzwijgen dat zij hem hebben gezien.
4.18.
[gedaagde] heeft dus onvoldoende toegelicht dat de werkzaamheden die hij in 2022 voor [naam vennootschap] heeft verricht, vallen onder de uitzondering in het non-concurrentiebeding. Daarmee staat vast dat [gedaagde] dit beding in de SHA en de Managementovereenkomst heeft geschonden.
4.19.
Ten aanzien van het relatiebeding voert [gedaagde] aan dat daarin niet elke vorm van contact wordt verboden en dat het ook onredelijk en ongegrond zou zijn [gedaagde] met lege handen achter te laten. Dat standpunt wordt verworpen. Zoals hiervoor reeds is vastgesteld, is [gedaagde] niet slechts contact blijven onderhouden met [naam vennootschap] , maar is hij precies die werkzaamheden voor Kingsbourne House gaan verrichten als waarvoor Infinitspace al een voorovereenkomst had gesloten met [naam vennootschap] . [gedaagde] heeft op zitting aangegeven dat hij hiervoor ook een maandelijkse vergoeding kreeg. Dit moet zonder meer worden gezien als – in ieder geval – ‘
accept business’ van een (aanstaande) klant van Infinitspace, hetgeen het relatiebeding verbiedt. [gedaagde] heeft onvoldoende toegelicht waarom dit verbod onredelijk of ongegrond zou zijn.
4.20.
[gedaagde] voert daarnaast aan dat het verbod in het relatiebeding alleen ziet op klanten van Infinitspace ten tijde van de ‘
termination date’ van de overeenkomst(en). Aangezien de SHA nog altijd niet is geëindigd en [naam vennootschap] in 2022 geen klant was van Infinitspace, vindt [gedaagde] dat hij het relatiebeding dus niet heeft overtreden. Infinitspace heeft daarop gesteld dat de termen ‘
terminated’ en ‘
termination’ in artikel 14.1 aanhef en onder iii SHA niet hetzelfde moeten worden uitgelegd: in de aanhef zou ‘
terminated’ de betekenis hebben van het moment van overdracht van de aandelen, onder iii zou ‘
termination’ moeten worden uitgelegd als het moment dat [gedaagde] zijn aandelen had behoren aan te bieden. Infinitspace wijst daarbij op artikel 6.1 Managementovereenkomst, waarbij de termen wel hetzelfde moment bedoelen, namelijk het moment dat de Managementovereenkomst eindigt.
4.21.
De rechtbank gaat uit van het kennelijke doel van het relatiebeding, namelijk dat [gedaagde] zijn kennis en relaties vanuit Infinitspace niet kan aanwenden voor met Infinitspace concurrerende activiteiten. Zoals volgt uit de Managementovereenkomst, is het peilmoment het einde van de Managementovereenkomst, zijnde het moment dat [gedaagde] niet langer werkzaam is onder de vlag van Infinitspace en uit dien hoofde ook geen nieuwe kennis en relaties van Infinitspace meer kan opdoen. De bewoordingen ‘
termination date’ in artikel 14.1 onder iii SHA moeten dus redelijkerwijs worden gezien als het einde van de Managementovereenkomst: 12 maart 2022. Vaststaat dat Infinitspace toen actief was in hetzelfde werkgebied als waarin [gedaagde] zaken heeft aangenomen.
4.22.
[gedaagde] voert tot slot aan dat de SHA nog niet is geëindigd en dat het relatiebeding pas daarna ingaat. Die uitleg valt echter niet af te leiden uit de tekst van het beding, waar in de aanhef staat dat het verbod geldt ‘
for as long as this Agreement is in effect, and for a period of twelve (12) months after its terminated’.
4.23.
De conclusie is dat [gedaagde] ook het relatiebeding heeft overtreden.
Hoogte contractuele boetes?
4.24.
Infinitspace vordert contractuele boetes op grond van overtreding van het non-concurrentie- en relatiebeding. Volgens Infinitspace duren de overtredingen nog steeds voort. Dat blijkt echter niet uit de door haar overgelegde stukken; in productie 56 is een e-mail overgelegd van 28 oktober 2022, waaruit moet worden afgeleid dat de overtreding in elk geval toen was geëindigd. Nu [gedaagde] niet anderszins heeft verklaard, gaat de rechtbank ervan uit dat de overtredingen tot die datum hebben geduurd.
4.25.
Gelijk Infinitspace heeft gesteld, gaat de rechtbank ervan uit dat [gedaagde] in elk geval op 10 januari 2022 is begonnen met overtreding van het non-concurrentie- en relatiebeding. Op die dag had hij het telefoongesprek met [naam 2] over ‘
all open ends’. Anders dan [gedaagde] betoogt, blijkt uit de volgende omstandigheden dat hij zijn werkzaamheden voor [naam vennootschap] vanaf die datum niet langer voor Infinitspace verrichtte, maar op eigen titel. [gedaagde] ontkende aanvankelijk tweemaal dat hij met [naam 2] had gesproken en hij vroeg twee medewerkers apart van elkaar om voor Infinitspace te verzwijgen dat hij rond 18/19 januari 2022 in Kingsbourne House was. Toen Infinitspace er toch achter kwam dat [gedaagde] in Kingsbourne House was geweest, heeft hij gezegd dat hij voor een wedstrijd van Arsenal in Londen was (terwijl Infinitspace onweersproken heeft gesteld dat Arsenal die data niet in Londen speelde) en vervolgens dat hij met [naam vennootschap] sprak over de (niet concurrerende) ‘
hospitatily and leisure business’ terwijl Kingsbourne House geen vergunning heeft voor dergelijke activiteiten. Daarnaast heeft [gedaagde] buiten medeweten van Infinitspace een nieuwe architect gevraagd een
floor planop te stellen voor Kingsbourne House, terwijl Infinitspace al een
floor planhad laten opstellen. [gedaagde] heeft desgevraagd geen alternatieve verklaring kunnen geven voor deze omtrekkende bewegingen.
4.26.
Kortom: overtreding van het non-concurrentie- en relatiebeding heeft geduurd van 10 januari 2022 tot 28 oktober 2022.
4.27.
Infinitspace maakt aanspraak op de in de SHA overeengekomen boete van € 20.000 per overtreding van het non-concurrentiebeding en het relatiebeding, met daarbij opgeteld € 2.000 per dag dat het gebrek voortduurt. In de periode van 10 januari 2022 tot de dagvaarding van 20 april 2022 (100 dagen) komt dit volgens Infinitspace neer op € 220.000. Doorgerekend is dat bedrag voor de vastgestelde periode opgelopen tot (€ 220.000 + (191 dagen × € 2.000) = € 602.000‬. [gedaagde] doet een beroep op matiging.
4.28.
Op grond van artikel 6:94 BW heeft de rechter de bevoegdheid een contractuele boete te matigen als de billijkheid dit klaarblijkelijk eist. Deze maatstaf – die de rechter terughoudend moet toepassen – brengt mee dat voor matiging slechts plaats is wanneer onverkorte toepassing van het boetebeding een buitensporig, en dus onaanvaardbaar, resultaat zou opleveren. Daarbij zal de rechter niet alleen moeten letten op de verhouding tussen de werkelijke schade en de hoogte van de boete, maar ook op de aard van de overeenkomst, de inhoud en de strekking van het beding en de omstandigheden waaronder het is ingeroepen. Beslissend is uiteindelijk de weging van alle relevante omstandigheden van het geval.
4.29.
[gedaagde] stelt dat matiging op zijn plaats is, omdat Infinitspace geen schade heeft geleden als gevolg van de overtredingen. [naam 2] heeft immers in een e-mail van 23 januari 2022 laten weten dat [naam vennootschap] alleen met Infinitspace zaken wilde doen vanwege [gedaagde] en niet als [gedaagde] niet langer aan Infinitspace verbonden was. Infinitspace heeft zelf besloten [gedaagde] te ontslaan en dus is het haar eigen schuld dat [naam vennootschap] is afgehaakt. Daarbij was het [naam vennootschap] die [gedaagde] benaderde om vervolgens samen te werken en niet andersom. Ook kan niet van [gedaagde] worden verwacht dat hij [naam vennootschap] als contact ‘van de hand doet’, aldus steeds [gedaagde] .
4.30.
Infinitspace betwist dat zij geen schade heeft geleden; zij wijst op de e-mail van [naam 2] van 12 januari 2023, overgelegd als productie 60, waaruit blijkt dat [gedaagde] na zijn ontslag tegen [naam vennootschap] heeft gezegd dat Infinitspace ermee instemde dat hij verder zou samenwerken met [naam vennootschap] . Deze onjuiste mededeling heeft de beslissing van [naam vennootschap] om verder te gaan met [gedaagde] mogelijk beïnvloed, waardoor niet kan worden vastgesteld of [naam vennootschap] nooit in zee zou zijn gegaan met Infinitspace zonder [gedaagde] . Bezien in samenhang met de eerder genoemde omstandigheden blijkt hier eerder uit dat de concurrentie van [gedaagde] de reden is geweest dat Infinitspace [naam vennootschap] niet als klant heeft kunnen binnenhalen. Het staat daarnaast ook vast dat Infinitspace zonder [gedaagde] inmiddels wel samenwerkt met [naam vennootschap] ten aanzien van Kingsbourne House. Infinitspace stelt dat dit onder slechtere voorwaarden is dan aanvankelijk beoogd en dat zij in de tussenliggende periode ook omzet heeft gederfd. Dit heeft [gedaagde] niet weersproken, zodat vaststaat dat Infinitspace schade heeft geleden. De advocaat van Infinitspace heeft ter zitting verklaard dat de schade 3,5 miljoen euro bedraagt. De advocaat van [gedaagde] heeft hierop ter zitting gereageerd door te stellen dat dit bedrag niet is onderbouwd. Dit is echter onvoldoende ter toelichting van de door [gedaagde] gestelde wanverhouding tussen boete en schade, waarvan [gedaagde] de bewijslast draagt. Het had op zijn weg gelegen om dit uitgebreider te motiveren. Daar moet hij ook toe in staat worden geacht, aangezien hij inhoudelijk op de hoogte wordt geacht van de orde van grootte van de gederfde omzetten. Voor het aannemen van een wanverhouding tussen boete en schade heeft [gedaagde] dus onvoldoende gesteld.
4.31.
Daarbij weegt de rechtbank mee dat [gedaagde] het non-concurrentie- en het relatiebeding heeft geschonden op het moment dat [gedaagde] nog bestuurder was van Infinitspace, en dus dat Infinitspace erop mocht vertrouwen dat [gedaagde] zou handelen in het belang van Infinitspace. Ook heeft [gedaagde] zich gecommitteerd geen klanten – dus ook niet [naam vennootschap] – mee te nemen als de samenwerking eindigt en was hij zich welbewust dat zijn handelen gesanctioneerd kon worden met een boete. Ook weegt mee dat een contractuele boete is bedoeld als prikkel voor partijen om een overeenkomst na te komen; het te verwachten voordeel van overtreding mag dus niet groter zijn dan de hoogte van de boete.
4.32.
Anderzijds zijn de gevolgen van onverkorte toewijzing van de gevorderde boete van € 602.000,00 in onderhavige situatie groot; [gedaagde] heeft uiteindelijk een beperkte periode een managementvergoeding ontvangen van [naam vennootschap] , die maandelijks – zo heeft hij onbetwist gesteld – € 5.000 bedroeg. Daarbij is [gedaagde] als particulier gebonden aan de boetebedingen, terwijl de broers [naam broers] de overeenkomst zijn aangegaan met hun holdingvennootschappen TSS en Wacx. De boetes raken [gedaagde] daarmee harder. Ook staat vast dat over het boetebeding niet is onderhandeld. Ook weegt mee dat Infinitspace [naam vennootschap] later alsnog heeft weten te contracteren, waardoor de schade veel minder omvangrijk is gebleken dan als dat niet zo zou zijn geweest.
4.33.
Gelet op alle omstandigheden van het geval is het gevorderde boetebedrag van
€ 602.000,00 naar het oordeel van de rechtbank buitensporig en zou toewijzing ervan tot een onaanvaardbaar resultaat leiden. Alles afwegende wordt de gevorderde contractuele boete gematigd tot in totaal € 100.000,00. De daarover gevorderde rente zal worden toegewezen vanaf 28 oktober 2022.
[gedaagde] gehouden aan non-concurrentiebeding na overdragen Aandelen?
4.34.
Infinitspace vordert dat de rechtbank [gedaagde] houdt aan artikel 14.1 SHA en hem verbiedt om na het overdragen van zijn aandelen in Infinitspace voor een periode van twaalf maanden (a) betrokken te zijn bij enige activiteit voor of van [naam vennootschap] en (b) met Infinitspace concurrerende activiteiten te verrichten. Aangezien de Aandelen nog niet zijn overgedragen, is volgens Infinitspace de SHA nog niet ‘
terminated’ en is deze termijn nog niet aangevangen. [gedaagde] voert aan dat deze uitleg niet strookt met het non-concurrentiebeding in de Managementovereenkomst, waar het verbod doorloopt tot een aantal maanden (daar zes) na beëindiging van de Managementovereenkomst. Zoals hiervoor is overwogen (zie onder 4.21), en door Infinitspace bepleit, is dat volgens een redelijke uitleg ook de betekenis van ‘
termination date’ in artikel 14.1 onder iii SHA. De rechtbank ziet ook aanleiding deze betekenis toe te kennen aan de term ‘
terminated’in 14.1 aanhef SHA. Net als bij het relatiebeding, is het kennelijke doel van het non-concurrentiebeding immers dat [gedaagde] zijn kennis en relaties vanuit Infinitspace niet kan aanwenden voor met Infinitspace concurrerende activiteiten.
4.35.
De bewoordingen ‘
after its terminated’in artikel 14.1 aanhef en onder i SHA doelen dus redelijkerwijs op: na het einde van de Managementovereenkomst op 12 maart 2022. [gedaagde] was dus tot twaalf maanden na die datum gehouden aan het non-concurrentiebeding in de SHA, dat wil zeggen tot 11 maart 2023. Deze datum ligt op het moment van het wijzen van dit vonnis in het verleden, dus is de vordering niet toewijsbaar.
Moet [gedaagde] managementvergoedingen terugbetalen?
4.36.
In het onder I gevorderde bedrag van € 416.000 was – behalve de tot 27 juli 2022 verbeurde boetes – ook een bedrag inbegrepen tot terugbetaling van een deel van de betaalde managementvergoedingen, namelijk de naar rato betaalde vergoeding vanaf 27 december 2021. Infinitspace stelt dat [gedaagde] vanaf die datum feitelijk geen werkzaamheden meer voor haar heeft verricht en dat de bedragen dus onverschuldigd zijn betaald, dan wel [gedaagde] hierdoor ongerechtvaardigd is verrijkt.
4.37.
Volgens de eigen stellingen van Infinitspace is echter wel sprake van een rechtsgrond voor deze betalingen, namelijk de Managementovereenkomst die 12 maart 2022 is geëindigd. Van onverschuldigde betaling blijkt dus niet. Voor ongerechtvaardigde verrijking is vereist dat voor de verrijking geen redelijke grond aanwezig is. Niet ongerechtvaardigd is een verrijking die haar grondslag vindt in een rechtshandeling, zoals hier de Managementovereenkomst. Infinitspace heeft geen beroep gedaan op een gestelde tekortkoming, zodat daar ook geen gevolgen aan kunnen worden verboden. [gedaagde] hoeft dus geen managementvergoeding terug te betalen. Het deel van de vordering dat ziet op deze stellingen wordt dan ook afgewezen.
Heeft [gedaagde] Infinitspace zakelijke kansen ontnomen?
4.38.
Infinitspace stelt dat [gedaagde] in strijd met zijn wettelijke en contractuele verplichtingen zakelijke kansen van Infinitspace in privé heeft benut. Volgens Infinitspace is [gedaagde] als bestuurder aansprakelijk voor de schade die Infinitspace daardoor heeft geleden. [gedaagde] betwist dit en voert aan dat het terugtrekken van [naam vennootschap] aan de broers [naam broers] zelf is te wijten, omdat zij (via hun ondernemingen) [gedaagde] hebben ontslagen en [naam vennootschap] niet zonder [gedaagde] met Infinitspace wilde samenwerken.
4.39.
Uit hetgeen hiervoor reeds is overwogen (zie onder 4.25), blijkt dat [gedaagde] zakelijke kansen van Infinitspace in privé heeft benut. Dat is in strijd met artikel 15 SHA en artikel 7 Managementovereenkomst. Het staat vast dat hierdoor schade is ontstaan voor Infinitspace.
4.40.
Gelet hierop en de overwegingen onder 4.18 en 4.23, zal de vordering onder IV worden toegewezen.
Bestuurdersaansprakelijkheid?
4.41.
Ook uit artikelen 2:8 en 2:9 BW vloeit voort dat de bestuurder van de vennootschap
corporate opportunitiesten gunste van de vennootschap dient te benutten. Indien de bestuurder een
corporate opportunityaanwendt ten behoeve van zichzelf, schiet hij tekort in de uitoefening van de hem opgedragen taak. Kan de bestuurder daarvan een ernstig verwijt worden gemaakt, dan is hij jegens de vennootschap voor diens schade aansprakelijk op grond van artikel 2:9 BW. Van een ernstig verwijt is in beginsel sprake indien de bestuurder zijn eigen belang heeft laten prevaleren boven dat van de vennootschap. Ook dat is hier het geval: toen het [gedaagde] duidelijk werd dat hij als bestuurder werd ontslagen – hetgeen de broers [naam broers] (via hun ondernemingen) vrijstond – heeft hij het project Kingsbourne House in de opzegtermijn met succes heimelijk binnengehaald in zijn eigen, nieuw opgerichte vennootschap.
4.42.
De vordering onder V zal worden toegewezen.
Proceskosten
4.43.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Infinitspace worden begroot op:
- dagvaarding € 103,33
- griffierecht 5.737,00
- salaris advocaat
3.760,00(2,0 punten × tarief € 1.880)
Totaal € 9.600,33
in reconventie
4.44.
[gedaagde] vordert Infinitspace te veroordelen tot het vergoeden van schade die hij heeft geleden als gevolg van zijn ontslag op 19 januari 2022 en de schade die hij als aandeelhouder lijdt doordat [naam vennootschap] niet meer met Infinitspace wilde contracteren, hetgeen volgens [gedaagde] is veroorzaakt door het ontslagbesluit.
Het ontslag als statutair bestuurder
4.45.
[gedaagde] legt aan zijn vorderingen tot schadevergoeding en vernietiging van het ontslagbesluit het volgende ten grondslag. Hij is niet op rechtsgeldige wijze ontslagen. Op bava I van 11 januari 2022 heeft geen rechtsgeldige aandeelhoudersvergadering plaatsgevonden. Een schriftelijk verzoek van de aandeelhouders tot het bijeenroepen van die aandeelhoudersvergadering ontbreekt, evenals een bestuursbesluit over het bijeenroepen van die vergadering en een uitnodiging van een bestuursvergadering met inachtneming van de voorgeschreven oproepingstermijn. Daarmee is niet voldaan aan wettelijke – want in strijd met de redelijkheid en billijkheid – en statutaire eisen. Alle bestuurders hadden een indirect of direct persoonlijk belang dat tegenstrijdig is met het belang van de vennootschap en zij hadden de mogelijkheid moeten krijgen te beraadslagen en te stemmen over de bijeenroeping. Vanwege het tegenstrijdig belang van alle bestuurders bij het voorgenomen ontslag van [gedaagde] , hadden zij de uit de Statuten aangewezen procedure moeten volgen. Dat is niet gebeurd.
4.46.
Ook op bava II van 19 januari 2022 zijn geen rechtsgeldige besluiten genomen. Aan de uitroeping van die tweede vergadering kleven dezelfde bezwaren als aan die van de eerste. De in de wet en de statuten opgenomen voorschriften voor het oproepen en agenderen van vergaderingen zijn niet in acht genomen, zodat de besluiten nietig of vernietigbaar zijn op grond van artikel 2:14 lid 1 BW of vernietigbaar op grond van artikel 2:15 lid 1 BW. [gedaagde] vermoedt dat de broers [naam broers] van de voorgeschreven procedure zijn afgeweken om hem nog vóór de
cliff dateuit de vennootschap te werken zodat zij niet de marktwaarde voor zijn aandelen zouden hoeven te betalen. De opgegeven ontslaggronden zijn volgens hem in ieder geval niet juist en onhoudbaar. Dit geldt ook voor de beëindiging van de Managementovereenkomst bij brief van 12 januari 2022. Volgens [gedaagde] blijkt dit ook uit het gegeven dat Infinitspace na een door partijen gevoerde kort geding-procedure, Infinitspace de Managementovereenkomst voor een tweede keer heeft opgezegd per 31 mei 2022 met als einddatum 31 juli 2022.
4.47.
Infinitspace voert over de formele gang van zaken het volgende aan. Anders dan [gedaagde] meent, is een bestuursvergadering voorafgaand aan een aandeelhoudersvergadering niet vereist. Sterker, het bestuur was verplicht een aandeelhoudersvergadering bijeen te roepen nu Wacx en TSS daarom vroegen. De bevoegdheid tot het bijeenroepen van een aandeelhoudersvergadering komt in afwijking van artikel 2:219 BW toe aan de individuele bestuurders van Infinitspace. Bovendien zijn de belangen van [gedaagde] niet zodanig geschaad dat de gang van zaken in strijd komt met de eisen van redelijkheid en billijkheid. Hij is uitgebreid in de gelegenheid gesteld om zijn adviserende stem uit te brengen en zich te verweren tegen de geuite bezwaren. Bava II is op verzoek van Wacx en TSS uitgeroepen, anders dan [gedaagde] stelt. Dat verzoek is op 11 januari 2022 gedaan. De termijn van artikel 15 lid 6 van de statuten is voor deze kwestie niet relevant, omdat de aandeelhoudersvergaderingen zijn bijeengeroepen op grond van artikel 15 lid 3 van de statuten, en een nauwkeurige opgave van de te behandelen onderwerpen bij de oproeping zat.
4.48.
De rechtbank heeft geen gebreken kunnen constateren en licht dat als volgt toe.
Op bava I van 11 januari 2022 hebben Wacx en TSS, die samen 88% van het geplaatste kapitaal vertegenwoordigen, het bestuur van Infinitspace verzocht een nieuwe aandeelhoudersvergadering uit te roepen. Het te behandelen onderwerp op die nieuwe aandeelhoudersvergadering – het ontslag van [gedaagde] en de gronden daarvoor – was al nauwkeurig op schrift gesteld. Dat een zwaarwichtig belang van Infinitspace (als bedoeld in lid 6 van artikel 15 van de statuten) zich verzette tegen de door Wacx en TSS gewenste aandeelhoudersvergadering, is gesteld noch gebleken. Het bestuur was op grond van artikel 15 lid 3 van de statuten dan ook verplicht een aandeelhoudersvergadering bijeen te roepen. De oproeping voor bava II van 19 januari 2022 is, met vermelding van de agenda, op 11 januari 2022 schriftelijk aan [gedaagde] verstuurd, en dus binnen de in artikel 15 lid 4 van de statuten voorgeschreven termijn. [gedaagde] heeft voorts voldoende tijd gehad om zich voor te bereiden op de beraadslaging over zijn ontslag en hij heeft ook uitgebreid verweer gevoerd tegen het voorgenomen ontslag.
4.49.
Vervolgens moet beoordeeld worden of het ontslagbesluit naar inhoud of totstandkoming in strijd is met de redelijkheid en billijkheid die door artikel 2:8 worden geëist (artikel 2:15 lid 1 sub b BW). De rechter past terughoudendheid bij de beoordeling of een orgaan van een rechtspersoon bij het nemen van een besluit alle in aanmerking komende belangen in redelijkheid heeft afgewogen en daarbij de nodige zorgvuldigheid in acht heeft genomen. Hier speelt de vraag of het ontslagbesluit in strijd met de redelijkheid en billijkheid is genomen met als enige reden te voorkomen dat de aandelen van [gedaagde] zouden vesten. Zoals hiervoor reeds is overwogen is de rechtbank van oordeel dat het de broers [naam broers] vrij stond de relatie met [gedaagde] te beëindigen en dat daarbij niet is gebleken van enige onredelijkheid of onbillijkheid.
4.50.
Nu er geen bezwaren kleven aan het ontslag, valt ook niet in te zien waarom [gedaagde] recht heeft op schadevergoeding.
Schade als aandeelhouder
4.51.
[gedaagde] vordert daarnaast dat Infinitspace de schade vergoedt die hij als aandeelhouders lijdt vanwege het niet doorgaan van de overeenkomst tussen Infinitspace en [naam vennootschap] . Zoals Infinitspace terecht aanvoert, maakt [gedaagde] echter niet duidelijk welke norm Infinitspace geschonden zou hebben. [gedaagde] spreekt slechts van gemiste businesskansen. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien dat [gedaagde] hierdoor schade heeft geleden, nu hij die overeenkomst met [naam vennootschap] immers juist zelf (met zijn eigen vennootschap) is aangegaan.
4.52.
Kortom, vorderingen I en II worden afgewezen.
Managementvergoedingen
4.53.
Tot slot vordert [gedaagde] 4,5 maand aan achterstallige managementvergoedingen tot 1 augustus 2022. Deze vordering is gebaseerd op de stelling dat de opzegging op 12 januari 2022 geen doel heeft getroffen en dus wordt teruggevallen op de opzegging die Infinitspace zekerheidshalve nog heeft gedaan na de kort geding-procedure. Nu de rechtbank heeft vastgesteld dat de managementovereenkomst is geëindigd op 12 maart 2022 en Infinitspace de managementvergoedingen tot die tijd heeft betaald, bestaat geen recht meer op managementvergoedingen. Vordering III wordt dus ook afgewezen.
Proceskosten
4.54.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Infinitspace worden begroot op: € 766,00
(2 punten × tarief € 766,00 × 0,5 vanwege de samenhang met de vorderingen in conventie).
in conventie en in reconventie
4.55.
[gedaagde] wordt ook veroordeeld in de nakosten. Dit zijn kosten die worden toegewezen aan de partij die (overwegend) in het gelijk is gesteld (in dit geval Infinitspace), als vergoeding voor advocaatkosten en eventuele betekeningskosten die ontstaan na het wijzen van dit vonnis. Onder de beslissing staat om welke bedragen het gaat.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagde] , onder de voorwaarde dat TSS en Wacx daarmee instemmen en/of afstand doen van hun recht om de Aandelen aangeboden te krijgen, tot het aanbieden en overdragen van de Aandelen aan Infinitspace tegen een koopprijs van € 0,12,
5.2.
bepaalt dat als [gedaagde] niet binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis meewerkt aan de veroordeling onder 5.1 en eerst als aan de onder 5.1 genoemde voorwaarde is voldaan, dit vonnis in de plaats treedt van het onder 5.1 bedoelde aanbod van [gedaagde] en op grond van artikel 3:300 lid 2 BW van dat deel van de op te stellen notariële akte dat ziet op de ontbrekende wilsverklaring van [gedaagde] van levering van de Aandelen,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan Infinitspace te betalen een bedrag van € 100.000,00 (honderdduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het toegewezen bedrag met ingang van 28 oktober 2022 tot de dag van volledige betaling,
5.4.
verklaart voor recht dat [gedaagde] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van artikel 14 en 15 SHA, en artikel 6 en 7 Managementovereenkomst,
5.5.
verklaart voor recht dat [gedaagde] zijn bestuurstaak onbehoorlijk heeft uitgevoerd, waarvan hem een ernstig verwijt kan worden gemaakt in de zin van artikel 2:9 BW,
5.6.
veroordeelt [gedaagde] tot het vergoeden van de door Infinitspace geleden schade als gevolg van de bestuurdersaansprakelijkheid als bedoeld onder 5.4 en 5.5, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
5.7.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Infinitspace tot op heden begroot op € 9.600,33, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.9.
wijst de vorderingen af,
5.10.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Infinitspace tot op heden begroot op € 766,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
in conventie en in reconventie
5.11.
veroordeelt [gedaagde] in de nakosten, begroot op € 271,00 aan salaris advocaat. Als [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis heeft voldaan en het vonnis wordt betekend, dan moet [gedaagde] daarnaast betalen: de explootkosten van betekening door de deurwaarder, € 90,00 aan salaris advocaat en de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW tot de dag van volledige betaling,
5.12.
verklaart dit vonnis onder 5.1 tot en met 5.3, 5.6, 5.7, 5.10 en 5.11 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.F. Zaagsma, rechter, bijgestaan door mr. R. Hafith, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 26 april 2023.
Bijlage I
De relevante artikelen in de SHA zijn:

14 Non-compete and non-solicitation
14.1
The Shareholders (…) agree that, for as long as this Agreement is in effect, and for a period of twelve (12) months after its terminated, they shall not (in)directly:
i. set-up, incorporate, factually initiate or conduct any business or activity competing with the Business. However, this does not limit them from conducting any business in which they are already involved on the date of this Agreement;
(…)
iii. solicit or entice away or attempt to solicit or entice away any (identified prospective) customer, representative, agent or any other business relation of the Company or accept business from any such person or organization in a business area in which the Company operates at the termination date; or
(…)
14.2
In the event that a Shareholder (…) breaches a provision of this Clause 14 and does not remedy this breach within a reasonable timeframe after receiving a written notice from the Company, the Shareholder (…) will incur a penalty (
boete), immediately due and payable to the Company, without any judicial intervention or notice of default (
ingebrekestelling) being required for the enforcement thereof, in the amount of EUR 20,000 and to be increased with EUR 2.000 for each day during which the breach continues.

15Corporate opportunities

Each of the Shareholders agrees to carry out all corporate opportunities in relation to the Business through the Company only (…). The Parties agree to inform the other Parties as soon as any corporate opportunities arises.

16.Vesting Schedules

16.1
For the benefit of the Company, the Shares of a Shareholder shall be subject to the (reverse) vesting terms and conditions as set out in this Clause 16.
(…)
16.2
Vesting is based on the following:
i. the vesting regime will start as of the date of adherence of this Agreement (the “
Effective Date”);
ii. during the first 12 months after the Effective Date, (the “
One Year Cliff Date”), none of the Shares will vest;
iii. as of the One Year Cliff Date, 20% of the Shareholders’ Shares will immediately vest;
iv. the remaining 80% of the Shareholders’ Shares will vest within 36 months following the One Year Cliff Date (the “
Vesting Period”) (…)
(…)
16.4
The Shares held by [gedaagde] [
, de rechtbank] are subject to the following (reverse) vesting schedule:
i.
Effective Date[gedaagde] : 15 March 2021 ; and
ii.
Cliff Date[gedaagde] : 15 March 2022;
16.5
Vesting for a Shareholder is conditional on its relation with the Company as an employee, consultant or director for a minimal average of 40 hours per week (a “
Business Relationship”).
16.6
The Shares vested by continuity of the Shareholder’s Business Relationship with the Company under this reverse vesting regime shall be regarded as “
Vested Shares”. Any Shares held by a Shareholder, that are not (yet) vested by continuity of the Sahreholder’s Business Relationship with the Company under this reverse vesting regime shall be regarded as “
Unvested Shares” in relation to which such Shareholder does not hold any economic rights and benefits (
winstrechten), but does hold all other legal rights attached to such Shares.
(…)

17.Good and Bad Leaver Provisions

17.1
In case the Business Relationship of the Shareholder with the Company or its successor ends, the Shareholder qualifies as a ‘
Leaver”.
(…)
17.4
In case the Shareholder qualifies as a Bad Leaver, the relevant Shareholder shall, within twenty-one (21) days after the end of the Business Relationship, offer for sale all Shales held by the Shareholder, to all other Shareholders on a pro rata basis and, if one or more Shareholders do not wish to purchase the Shares offered to it, subsequently to the Company. In such case, the purchase price for all Shares shall be equal to the nominal value of the Shares (…).
(…)
17.6
In case the Shareholder qualifies as a Good Leaver, the relevant Shareholder shall, within twenty-one (21) days after the end of the Business Relationship, offer for sale all Shales held by the Shareholder, to all other Shareholders on a pro rata basis and, if one or more Shareholders do not wish to purchase the Shares offered to it, subsequently to the Company. In such case, the purchase price for all Shares shall be equal to the nominal value of the Shares (…). The purchase price of any Vested Shares shall be equal to the fair market value.
(…)
17.9
Each Shareholder agrees to the transfer of the relevant Shares in accordance with the provisions of this Clause 17, shall co-operate with the transfer of Shares, and agrees to take such actions as may be reasonably requested to carry out his obligations and the intentions which can be read into this Agreement. If the relevant Shareholder does not comply with his obligations under and resulting from this Clause 17, the Company shall have the power and the duty to fulfil said obligations for and on behalf of such Shareholder. Each Shareholder hereby irrevocably authorizes and grants, and to the extent necessary shall give in the future, an irrevocable and unconditional power of attorney to the Company to perform the actions and give effect to the Shareholder’s undertakings and obligations referred to and resulting this Clause 17.
(…)”
De relevante artikelen in de Managementovereenkomst zijn:

3 Term and Termination
3.1
This Agreement commences on the date of execution of this Agreement and is entered into for an indefinite period of time (
onbepaalde tijd). Each Party may terminate this Agreement by written notification with due observance of a notice period of two months. (…)

6.Non-compete and non-solicitation

6.1
The Manager [
[gedaagde] , de rechtbank] agrees that, for the duration of this Agreement and for a period of six months after its terminated, he shall not (in)directly:
(a) set-up, incorporate, factually initiate or conduct any business or activity competing with the Business. However, this does not limit them from conducting any business in which they are already involved on the date of this Agreement;
(…)
(c) solicit or entice away or attempt to solicit or entice away any (identified prospective) customer, representative, agent or any other business relation of the Company or accept business from any such person or organization in a business area in which the Company operates at the termination date; (…)

7.Corporate opportunities

The Manager agrees to carry out all corporate opportunities in relation to the Business through the Company only (…).”

Voetnoten

1.Verordening (EG) Nr. 593/2008 van het Europees parlement en de raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I).