ECLI:NL:RBAMS:2023:3077

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 april 2023
Publicatiedatum
15 mei 2023
Zaaknummer
13-321322-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstallen en heling met strafmaat en bijzondere voorwaarden

Op 4 mei 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere diefstallen en heling van fietsen en postpakketten. De rechtbank heeft de zaken, die onder verschillende parketnummers waren ingediend, gevoegd behandeld. De verdachte, geboren in 1980 en thans gedetineerd, was aanwezig tijdens de zitting op 20 april 2023. De officier van justitie, mr. A.C. Kramer, vorderde een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals aanbevolen door de reclassering. De verdediging pleitte voor vrijspraak van enkele feiten en een lagere strafmaat.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal van twee elektrische fietsen en heling van een elektrische fiets, evenals diefstal van diverse postpakketten. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele andere tenlastegelegde feiten, waaronder heling van een Gazellefiets en diefstal van een Phatfour Fatbike, omdat niet bewezen kon worden dat deze fietsen door misdrijf waren verkregen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast werden bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder opname in een forensische verslavingskliniek en ambulante behandeling.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de recidive van de verdachte en de noodzaak voor behandeling van zijn verslavingsproblematiek. De benadeelde partij, die schade had geleden door de diefstal van een elektrische fiets, kreeg een schadevergoeding toegewezen van € 1.500,00, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaard, met de mogelijkheid om het resterende deel bij de burgerlijke rechter aan te brengen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 13-321322-22 (zaak A), 13-337467-22 (zaak B, ter terechtzitting gevoegd) en 13-307225-22 (zaak C, ter terechtzitting gevoegd) (promis)
Datum uitspraak: 4 mei 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1980,
wonende op het adres [adres verdachte] ,
thans gedetineerd in [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20 april 2023. Verdachte was bij de behandeling aanwezig.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A, zaak B en zaak C aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.C. Kramer en van wat verdachte en zijn raadsman mr. M.A.C. de Bruijn naar voren hebben gebracht.

2.De beschuldiging (tenlastelegging)

Verdachte wordt – kort gezegd – verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan
Zaak A:
* heling van een fiets (merk: Gazelle) op 7 december 2022 (feit 1);
* diefstal van een elektrische fiets (merk: Lekker) in de periode van 13 oktober 2022 tot en met 14 oktober 2022 waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van een valse sleutel (feit 2);
* diefstal van pakketten van [benadeelde partij zaak A 1] waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, verbreking en/of inklimming in de periode van 16 oktober 2022 tot en met 17 oktober 2022 (feit 3);
* diefstal van postpakketten van [benadeelde partij zaak A 2] en [benadeelde partij zaak A 3] waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van een valse sleutel (feit 4);
* diefstal van diverse goederen van [benadeelde partij zaak A 4] in de periode van 5 november 2022 tot en met 6 november 2022 (feit 5);
* diefstal van een postpakket van [benadeelde partij zaak A 6] in de periode van 14 oktober 2022 tot en met 17 oktober 2022 (feit 6).
Zaak B:
* heling van een elektrische fiets (merk: Urban Arrow) op 27 december 2022 (feit 1);
* diefstal van een elektrische fiets (merk: Vesper) op 5 december 2022 (feit 2);
Zaak C:
* diefstal van een elektrische fiets (model Phatfour Fatbike) waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak op 16 september 2022.
De volledige tekst van de tenlasteleggingen is opgenomen in
bijlage 1die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat alle feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
Ten aanzien van zaak A
De heling van de Gazelle fiets (feit 1) kan worden bewezen. Verdachte heeft verklaard dat hij deze fiets had geleend van een vriend, maar zijn gedrag – het loshalen en weggooien van het kinderzitje dat op de fiets was bevestigd – is zo opvallend dat bewezen kan worden dat deze fiets een door misdrijf verkregen goed betrof.
Wat betreft de fietsendiefstal en de diefstal van de postpakketten uit de [adres 1] in Amsterdam (feiten 2 en 4) kan worden bewezen dat verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van een valse sleutel. Verdachte heeft ter terechtzitting zijn mogelijke betrokkenheid bij deze feiten erkend en de verbalisanten nemen op de camerabeelden waar dat verdachte een onbekend voorwerp in het slot van een deur stopt. Daarbij wordt verdachte herkend door diverse verbalisanten.
Wat betreft de diefstal bij [benadeelde partij zaak A 1] (feit 3) is verdachte herkend op de bewegende camerabeelden. Verbalisant [verbalisant] is verdachte in meerdere zaken tegengekomen en herkent verdachte onder meer aan zijn Moose Knuckles parka jas met witte bontkraag, die verdachte in eerdere zaken ook droeg.
Ook de diefstal van goederen bij [benadeelde partij zaak A 4] (feit 5) en de diefstal van een postpakket (feit 6) kunnen worden bewezen aan de hand van heldere camerabeelden en de herkenning door diverse verbalisanten die verdachte kort voor de herkenning hebben gezien bij de aanhouding van verdachte op 11 november 2022.
Ten aanzien van zaak B
De heling van de Urban Arrow fiets kan worden bewezen (feit 1). Verdachte heeft verklaard deze fiets te hebben geleend, maar wil niet nader over deze persoon verklaren, zodat zijn verklaring niet geverifieerd kan worden. Daarbij komt dat het hoefijzerslot van de fiets was verwijderd en er een los slot op deze fiets zat. De verdachte heeft ter terechtzitting de diefstal van de fiets, merk Vesper, bekend (feit 2).
Ten aanzien van zaak C
De diefstal van de fiets (model Phatfour Fatbike) met braak of verbreking kan worden bewezen op grond van de aangifte van [benadeelde partij zaak C] , het aantreffen van verdachte kort na de diefstal in aanwezigheid van deze fiets en de donkerrode hoody die verdachte op dat moment droeg. Deze hoody heeft hij aan als hij op 17 september 2022 wordt aangetroffen in het schoonmaakhok (foto pag. 8 van het dossier). Ook is op de still van de camerabeelden van de fietsenstalling bij [locatie] van 16 september 2022 een persoon te zien met een rode hoody onder een zwarte jas (foto pag. 22 van het dossier). Dit kledingstuk is dusdanig specifiek dat mag worden aangenomen dat het dezelfde persoon betreft.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van de feiten 1, 3 en 6 van zaak A en van zaak C.
Ten aanzien van zaak A feiten 2 en 4 moet verdachte worden vrijgesproken van het kwalificerende deel ‘valse sleutel’.
Ten aanzien van zaak A feit 5 en ten aanzien van zaak B refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Vrijspraak van heling van de Gazellefiets (zaak A, feit 1) en van diefstal van de Phatfour Fatbike (zaak C)
De rechtbank vindt – anders dan de officier van justitie – niet bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan heling van de Gazellefiets op 7 december 2022 (zaak A, feit 1). Voor heling is vereist dat bewezen kan worden dat de fiets in kwestie een door misdrijf verkregen goed betreft. Uit het dossier kan niet worden opgemaakt dat daarvan sprake is, omdat een aangifte ontbreekt. Het door verdachte loshalen en weggooien van het kinderzitje, dat op deze fiets bevestigd zat, is opmerkelijk maar acht de rechtbank niet redengevend om aan te nemen dat de fiets door een misdrijf is verkregen. De rechtbank zal verdachte daarom van dit feit vrijspreken.
De rechtbank vindt ook niet bewezen dat verdachte de Phatfour Fatbike op 16 september 2022 heeft gestolen (zaak C). Gelet op het tijdsverloop tussen de diefstal van de fiets enerzijds en het aantreffen van verdachte bij deze fiets anderzijds kan niet zonder meer worden bewezen dat verdachte de persoon is die de fiets heeft gestolen. Op de stills van de camerabeelden van de fietsenstalling bij [locatie] is (het gezicht van) de persoon die de fiets wegneemt niet herkenbaar in beeld en ook is niet met zekerheid vast te stellen dat verdachte bij zijn aanhouding een (rode) hoody droeg – dus met capuchon – zoals de persoon op de camerabeelden. De rechtbank zal verdachte daarom ook van dit feit vrijspreken.
3.3.2.
Partiële vrijspraken
Ten aanzien van de feiten 2 en 4 van zaak A zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het kwalificerende bestanddeel “terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of het weg te nemen goed (fiets respectievelijke postpakketten) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door een toegangsdeur te openen met een onbekend gebleven voorwerp”. Uit de beschrijving van de camerabeelden blijkt niet dat verdachte een toegangsdeur heeft geopend met een valse sleutel en op deze wijze het pand is binnengegaan. Dit houdt de mogelijkheid open dat de toegangsdeur openstond of dat verdachte direct na een bewoner, die wel over een sleutel beschikte, het pand heeft betreden. Ook spreekt de rechtbank verdachte partieel vrij van de in feit 3 tenlastegelegde braak, verbreking en/of inklimming. Het is niet duidelijk geworden hoe verdachte binnen is gekomen. Voor zover hij een schroevendraaier heeft gebruikt, zou er sprake kunnen zijn van gebruikmaking van een valse sleutel maar dat is niet tenlastegelegd.
3.3.3.
Het oordeel over de ten laste gelegde feiten 2, 3, 4, 5 en 6 in zaak A en feiten 1 en 2 in zaak B
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan diefstal van twee elektrische fietsen (feit 2 van zaak A en feit 2 van zaak B), heling van een elektrische fiets (feit 1 van zaak B), diefstal van diverse postpakketten (feiten 4 en 6 van zaak A), diefstal van postpakketten (feit 3 van zaak A) en een diefstal van diverse goederen uit de [benadeelde partij zaak A 4] (feit 5 van zaak A).

4.Bewezenverklaring

4.1.
De rechtbank acht op grond van de in
bijlage 2vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Zaak A
2
in de periode 13 oktober 2022 tot en met 14 oktober 2022 te Amsterdam, een elektrische fiets (merk: Lekker), die aan [benadeelde partij zaak A 5] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3
in de periode 16 oktober 2022 tot en met 17 oktober 2022 te Amsterdam, dozen en/of pakketten (met inhoud), die aan winkelbedrijf [benadeelde partij zaak A 1] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4
op 14 oktober 2022 te Amsterdam, postpakketten (met inhoud), die aan [benadeelde partij zaak A 2] en [benadeelde partij zaak A 3] , in elk geval aan een ander, toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
5
in de periode 5 november 2022 tot en met 6 november 2022 te Amsterdam,
een tablet (merk: Samsung) en
portofoons en
een telefoon (merk: Samsung) en
een sleutelbos,
die aan [benadeelde partij zaak A 4] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
6
op 17 oktober 2022 te Amsterdam, een postpakket (met inhoud), dat aan [benadeelde partij zaak A 6] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Zaak B
1
op 27 december 2022 te Amsterdam, een elektrische fiets (merk: Urban Arrow), welke toebehoorde aan [benadeelde partij zaak B 1] , voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2
op 5 december 2022 te Amsterdam, een elektrische fiets (merk: Vesper), die aan [benadeelde partij zaak B 2] . toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
4.2.
Nadere bewijsoverwegingen
Ten aanzien van
feit 3 van zaak A(diefstal bij [benadeelde partij zaak A 1] ) heeft de raadsman integrale vrijspraak bepleit. Ter onderbouwing heeft hij aangevoerd dat verdachte niet op de beelden had kunnen worden herkend. De uiterlijke kenmerken van de persoon op de beelden zouden te weinig onderscheidend zijn. De rechtbank merkt in dit verband op dat de beelden op dossierpagina 63 van goede kwaliteit zijn en dat verbalisant [verbalisant] verdachte heeft herkend op de
bewegendebeelden (en daarom meer heeft gezien dan de raadsman en de rechtbank). [verbalisant] heeft ook expliciet benoemd dat gezichtsherkenning op basis van de bewegende beelden – in tegenstelling tot de stills – goed mogelijk is (los in het dossier). Anders dan de raadsman heeft betoogd, vindt de rechtbank de kenmerken waaraan [verbalisant] verdachte op die beelden heeft herkend – [signalement] – voldoende onderscheidend. Daar komt bij dat [verbalisant] verdachte in meerdere zaken is tegengekomen en (daarom) ook betrokken was bij meerdere herkenningen..
Ten aanzien van
feit 6 van zaak A(diefstal postpakket) heeft de raadsman ook integrale vrijspraak bepleit. De haarlijn van de persoon op de camerabeelden zou teveel verschillen met de haarlijn van verdachte. De rechtbank overweegt dat meerdere verbalisanten verdachte hebben herkend op de camerabeelden. Dat de persoon op een van de stills van de camerabeelden mogelijk een meer teruggetrokken haarlijn heeft (dossierpagina 71), lijkt te komen door de weerkaatsing van het licht bij de ingang – ook andere delen van deze still zijn extra opgelicht. Op een andere still van diezelfde camerabeelden is deze teruggetrokken haarlijn bij diezelfde persoon namelijk niet (meer) te zien en is het gezicht van die persoon duidelijk(er) waarneembaar op basis waarvan herkenningen kunnen worden gedaan (dossierpagina 72).
Ten aanzien van
feit 1 van zaak Boverweegt de rechtbank dat uit de aangifte blijkt dat [aangever namens benadeelde partij zaak B 1] aangifte doet namens het slachtoffer [benadeelde partij zaak B 1] Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat de fiets, de Urban Arrow, toebehoorde aan [benadeelde partij zaak B 1] De rechtbank leest de tenlastelegging in zoverre verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen en maatregelen

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Ook vordert zij oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering is geadviseerd en ook de dadelijke uitvoerbaarheid daarvan.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijke deel overeenkomt met de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. In aanvulling daarop kan een voorwaardelijk strafdeel worden opgelegd. De bijzondere voorwaarden, zoals voorgesteld door de reclassering, zijn met verdachte besproken en hij is daarmee akkoord, ook wat betreft de opname in de Pieter Roordakliniek. In verband met de aard van wat verdachte wordt verweten, kan de dadelijke uitvoerbaarheid niet worden bevolen.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich in een korte periode schuldig gemaakt aan het plegen van zeven vermogensdelicten, bestaande uit diverse diefstallen van elektrische fietsen en postpakketen, schuldheling en diefstal van meerdere goederen uit een hostel. Als gevolg van het handelen van verdachte hebben meerdere slachtoffers schade geleden en hinder ondervonden. Verdachte heeft met zijn gedrag getoond dat hij geen respect heeft voor de eigendommen van anderen.
Uit het strafblad van verdachte van 31 maart 2023 komt naar voren dat verdachte eerder veelvuldig onherroepelijk is veroordeeld voor vermogensdelicten en dat hij recent een ISD-maatregel heeft ondergaan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het advies van de reclassering van 5 april 2023 dat over verdachte is opgemaakt. Hieruit leidt de rechtbank af dat verdachte een uitgebreide behandelgeschiedenis heeft wegens verslavingsproblematiek en daarmee gepaard gaand delictgedrag. Verdachte heeft al driemaal de ISD-maatregel opgelegd gekregen. Deze maatregelen hebben niet tot structurele gedragsverandering geleid of voor een lager recidiverisico gezorgd. Het recidiverisico wordt door de reclassering ingeschat als hoog. Verdachte lijkt nu gemotiveerd zijn leven anders in te richten, mede wegens de zwangerschap van zijn vriendin. De reclassering heeft door de hulpverleningsgeschiedenis en onderliggende problematiek van verdachte zorgen omtrent de haalbaarheid van een nieuwe klinische opname, maar constateert dat een ambulant traject onvoldoende kader biedt vanwege de hoge recidiverisico’s. Gezien zijn huidige (intrinsieke) motivatie (verdachte verzoekt nu zelf om hulp), vindt de reclassering een klinisch traject meer kansrijk dan een traject vanuit een dwangkader zoals een nieuwe ISD-maatregel. Verdachte heeft de wens uitgesproken opgenomen te worden in een kliniek. De reclassering heeft een indicatiesteling aangevraagd bij het IFZ/NIFP, die is toegekend. De indicatiestelling is afgegeven voor een klinische behandeling in een forensische kliniek met een hoog beveiligingsniveau (niveau 3) en een ‘Extra Intensieve Verblijfsintensiteit’. Ook vinden zij “een kliniek geïndiceerd, alwaar specialisatie aanwezig is op het gebied van zowel verslaving als persoonlijkheidsproblematiek en PTSS”.
De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen. Eén van deze voorwaarden betreft een klinische opname in een forensische verslavingskliniek of soortgelijke zorginstelling voor de duur van een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Daarna volgt een behandeling in ambulant kader met reclasseringstoezicht.
Verdachte is inmiddels geaccepteerd door de Piet Roordakliniek, waar een wachttijd van 0 tot 3 maanden is.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard aan zichzelf te willen werken en zijn leven te willen beteren. Het omslagpunt is het feit dat zijn vriendin zwanger is en dat zijn vader drie weken geleden een beroerte heeft gehad. Hij wil samen met zijn vriendin verder. Hij wil opgenomen worden in een kliniek buiten Amsterdam en kan later bij zijn vriendin in Utrecht terecht.
Bij het bepalen van de op te leggen straf houdt de rechtbank rekening met de ernst van de feiten en de recidive, maar ook met de noodzaak voor verdachte te worden behandeld voor zijn verslavingsproblematiek en de hulp en begeleiding te ontvangen die hij daarbij nodig heeft.
De rechtbank overweegt dat de duur van de straf zoals die door de officier van justitie is gevorderd onvoldoende recht doet aan de ernst van de feiten. Zij vindt een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, passend indien alle feiten bewezen zouden zijn verklaard. Omdat de rechtbank uitgaat van een andere bewezenverklaring dan de officier van justitie en de verdediging vindt de rechtbank oplegging van de door de officier van justitie gevorderde straf voldoende passend. Daarbij houdt de rechtbank ook rekening met de verklaring van verdachte dat hij – aansluitend aan zijn detentie – graag gebruik wil maken van de kans om door opname in een kliniek verder aan zich zelf te werken. De rechtbank zal daarom de bijzondere voorwaarden opleggen zoals de reclassering heeft geadviseerd in het rapport van 5 april 2023. De rechtbank zal niet de dadelijke uitvoerbaarheid van deze bijzondere voorwaarden bevelen, omdat niet is voldaan aan de voorwaarde die artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht daaraan stelt zoals de verdediging terecht heeft opgemerkt.
7.4.
De benadeelde partij
De benadeelde partij [benadeelde partij zaak B 2] . vordert € 2.299,00 aan vergoeding van materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder zaak B feit 2 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
De verdediging heeft de hoogte van deze vordering betwist. Volgens de verdediging dient de BTW in mindering te worden gebracht op de vordering. Omdat de fiets bovendien niet nieuw was maar gebruikt, dient de rechtbank bij de beoordeling van de hoogte van het toe te wijzen schadebedrag verder ook rekening te houden met afschrijvingskosten.
De rechtbank volgt het standpunt van de verdediging en zal bij het bepalen van de hoogte van het schadebedrag de BTW (ad € 399,00) en afschrijvingskosten (ad € 400,-) in mindering brengen op de vordering van de benadeelde partij. De rechtbank concludeert dan ook dat de vordering tot vergoeding van materiële schade zal worden toegewezen tot een bedrag van in totaal (€ 2.299,00 – € 399,00 – € 400,00 =) € 1.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd (zijnde 5 december 2022).
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. De benadeelde partij kan het resterende deel van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
7.5.
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [benadeelde partij zaak B 2] . naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door zaak B feit 2 is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 1.500,00.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 63, 310 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het in zaak A onder 1 en in zaak C ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het in zaak A onder 2, 3, 4, 5 en 6 en in zaak B onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor onder het kopje Bewezenverklaring (hoofdstuk 4) is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Zaak A feiten 2, 3, 4, 5, 6 en zaak B feit 2
Telkens: diefstal.
Zaak B feit 1
Schuldheling.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
twaalf (12) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
zes (6) maanden, van deze gevangenisstraf
niet tenuitvoergelegdzal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van twee (2) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Meldplicht bij reclassering
Veroordeelde meldt zich binnen 2 werkdagen na het ingaan van de proeftijd (indien veroordeelde niet vanuit detentie direct overgeplaatst wordt naar een FVK) bij Reclassering Inforsa op [adres 2] , te Amsterdam. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Opname in een zorginstelling
Veroordeelde laat zich opnemen in een Forensische Verslavingskliniek of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start zodra er een beschikbare plaats in de kliniek vrij komt. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
Ambulante behandeling
Veroordeelde laat zich aansluitend op de klinische opname in een FVK behandelen door een forensisch behandelaar in ambulant kader, te bepalen door de reclassering. De behandeling start na aanmelding door de reclassering en zodra er een beschikbare plek voor hem vrijkomt. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
Veroordeelde verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start na aanmelding door de reclassering en zodra er een beschikbare plek voor hem vrijkomt. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
Dagbesteding
Veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
Meewerken aan middelencontrole
Veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol/drugs en of ander specifiek middel om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht.
Benadeelde partij
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij zaak B 2] . toe tot een bedrag van
€ 1.500,00 (vijftienhonderd euro) aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (5 december 2022) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt veroordeelde tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij zaak B 2] . voornoemd.
Veroordeelt veroordeelde voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt veroordeelde de verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij zaak B 2] . aan de Staat
€ 1.500,00 (vijftienhonderd euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (5 december 2022) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van
25 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover veroordeelde aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.P.C.M. Waarts, voorzitter,
mrs. F.J. Lourens en N.M. Simons, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M.M. van Leuven, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 mei 2023.
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]

Voetnoten

1.Deze aangifte is niet ondertekend, maar deze aangifte is digitaal (via internet) opgemaakt en de aangever was ingelogd via DigiD of eHerkenning. Mede om die reden is de rechtbank van oordeel dat de aangifte in de wettelijke vorm is opgemaakt ex artikel 153 van het Wetboek van Strafvordering en derhalve niet degradeert tot geschrift ex artikel 344 lid 1 sub 5 van het Wetboek van Strafvordering.
2.Zie voetnoot 1.
3.Zie voetnoot 1.