ECLI:NL:RBAMS:2023:3010

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 april 2023
Publicatiedatum
10 mei 2023
Zaaknummer
AMS 23/1232
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake last onder dwangsom en invordering door gemeente Amsterdam

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, die uitstel van de invordering van een last onder dwangsom vraagt. De gemeente Amsterdam had op 2 maart 2021 een last onder dwangsom opgelegd aan verzoeker, omdat hij niet voldeed aan de voorwaarden van een omgevingsvergunning voor een dakkapel. Na het verstrijken van de termijn voor het verwijderen van de dakkapel, besloot de gemeente op 20 mei 2022 tot invordering van de dwangsom van € 10.000,-. Verzoeker maakte hiertegen bezwaar, maar dit bezwaar werd te laat ingediend, wat de gemeente aanvoerde als reden om het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 15 maart 2023 behandeld, waarbij verzoeker en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de gemeente. De voorzieningenrechter weegt de belangen van verzoeker, die aangeeft in financiële problemen te verkeren en uitstel van betaling wenst, tegen de belangen van de gemeente, die de invordering wil doorzetten. De voorzieningenrechter constateert dat de dakkapel inmiddels in overeenstemming is met de omgevingsvergunning, waardoor er geen overtreding meer is. Dit leidt tot de conclusie dat het belang van verzoeker om uitstel van betaling zwaarder weegt dan het belang van de gemeente bij directe invordering.

De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en draagt de gemeente op om verzoeker uitstel van betaling te verlenen tot zes maanden na bekendmaking van de uitspraak, of totdat partijen overeenstemming hebben bereikt over de matiging van de dwangsom. Tevens wordt de gemeente veroordeeld tot betaling van het griffierecht en de proceskosten aan verzoeker, die in totaal € 1.674,- bedragen. De uitspraak is gedaan door mr. L.H. Waller, voorzieningenrechter, en is openbaar uitgesproken op 19 april 2023.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/1232

uitspraak van de voorzieningenrechter van 19 april 2023 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit Amsterdam, verzoeker

(gemachtigde: mr. B.A. Zevenbergen),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,de gemeente
(gemachtigde: mr. H.J. van der Wal).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorlopige voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker om uitstel van de invordering van de last onder dwangsom.
1.1.
Met het besluit van 2 maart 2021 heeft de gemeente een last onder dwangsom opgelegd. De gemeente heeft met het besluit van 20 mei 2022 besloten tot invordering van de dwangsom omdat niet aan de last is voldaan. Verzoeker heeft hiertegen op 26 januari 2023 bezwaar gemaakt.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 15 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker, [de persoon] als tolk en de gemachtigde van de gemeente.

Totstandkoming van het besluit

2. Verzoeker heeft in 2016 de woning op het adres [adres] in Amsterdam met een dakkapel aan de voorzijde van 4,1 meter breed gekocht.
2.1.
Met het besluit van 2 maart 2021 heeft de gemeente aan verzoeker een last onder dwangsom opgelegd van € 10.000,- om binnen zes weken de dakkapel aan de voorzijde zonder omgevingsvergunning te verwijderen. De gemeente heeft de begunstigingstermijn verlengd tot 25 mei 2021. Verzoeker heeft de dakkapel verplaatst naar de achterzijde en een omgevingsvergunning voor een dakkapel aan de voorzijde aangevraagd. Op 3 mei 2021 heeft de gemeente een omgevingsvergunning verleend voor een dakkapel aan de voorzijde van 2,5 meter breed.
2.2.
Met het besluit van 20 mei 2022 heeft de gemeente aan verzoeker laten weten dat de dwangsom is verbeurd en dat de gemeente tot inning van de € 10.000,- overgaat. De gemeente heeft namelijk geconstateerd dat de dakkapel aan de voorzijde 2,8 meter breed is en daarom niet voldoet aan de omgevingsvergunning van 3 mei 2021. Verzoeker heeft daarom niet aan de last voldaan.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
3.1.
De voorzieningenrechter weegt de belangen van verzoeker die pleiten vóór het treffen van een voorlopige voorziening en de belangen van de gemeente die pleiten tegen het treffen daarvan, aan de hand van de gronden van verzoeker als volgt af.
4. Tussen partijen is niet in geschil is dat de dakkapel inmiddels in overeenstemming is met de omgevingsvergunning van 14 september 2022. De situatie is dus gelegaliseerd. Dat betekent dat op dit moment geen sprake meer is van een overtreding.
5. Verzoeker voert aan dat hij verschillende schulden heeft en in overleg is met de gemeente over de matiging van de dwangsom. Verzoeker wil daarom uitstel van de invordering.
6. De gemeente geeft aan dat de dienst Belastingen de invordering niet wil schorsen. Ook wijst de gemeente erop dat verzoeker buiten de wettelijke termijn bezwaar heeft gemaakt. De gemeente heeft op de zitting gesteld dat er geen redenen zij die maken dat de overschrijding van de termijn met meer dan een jaar verschoonbaar is en dat het bezwaar daarom niet-ontvankelijk zal worden verklaard. De gemeente geeft aan dat aan verzoeker destijds is verteld dat hij tijdig bezwaar moest maken.
7. De voorzieningenrechter ziet in het kader van de belangenafweging aanleiding het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen en overweegt als volgt. Het doel van een last onder dwangsom is het ongedaan maken van een overtreding. Het betreft een herstelsanctie. Als de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd bestaat er de verplichting tot het betalen van een geldsom. [1] De bedoeling van een last onder dwangsom is dat de verschuldigdheid van de dwangsom wordt voorkomen. De dreigende dwangsom moet er juist voor zorgen dat de overtreding wordt beëindigd. Nu de overtreding inmiddels is beëindigd weegt naar het oordeel van de voorzieningenrechter het belang van de gemeente bij directe betaling minder zwaar dan het belang van verzoeker om voor zes maanden uitstel van betaling te krijgen voor overleg over matiging van de dwangsom. De voorzieningenrechter weegt daarbij ook de hoogte van de dwangsom mee.

Conclusie en gevolgen

8. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en treft de volgende voorlopige voorziening. De gemeente wordt opgedragen om verzoeker uitstel van betaling te verlenen tot zes maanden na bekendmaking van deze uitspraak dan wel tot partijen een overstemming hebben bereikt over de matiging van de dwangsom.
8.1.
Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst moet de gemeente het griffierecht aan verzoeker vergoeden. Daarom krijgt verzoeker ook een vergoeding van zijn proceskosten. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoeker een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft het verzoekschrift ingediend en aan de zitting deelgenomen. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 837,-. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.674,-.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- draagt de gemeente op om verzoeker uitstel van betaling te verlenen tot zes maanden na bekendmaking van deze uitspraak dan wel tot partijen een overstemming hebben bereikt over de matiging van de dwangsom;
- bepaalt dat de gemeente het griffierecht van € 184,- aan verzoeker moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.H. Waller, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. K.H.E. Swinkels, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 april 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie artikel 5:31d van de Algemene wet bestuursrecht.