ECLI:NL:RBAMS:2023:3007

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 april 2023
Publicatiedatum
10 mei 2023
Zaaknummer
AMS 23_1388
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen woning sluiting door burgemeester wegens drugshandel en geweldsincidenten

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, die bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit van de burgemeester van Amstelveen om zijn woning te sluiten. De burgemeester heeft de woning gesloten op basis van een schietincident en de vondst van een aanzienlijke hoeveelheid drugs en een vuurwapen in de woning. Verzoeker, eigenaar van de woning, heeft bezwaar gemaakt tegen deze sluiting, maar de voorzieningenrechter oordeelt dat de burgemeester terecht heeft besloten tot sluiting. De voorzieningenrechter wijst erop dat de aangetroffen hoeveelheid drugs en het vuurwapen duiden op verzwarende omstandigheden die een sluiting rechtvaardigen. Verzoeker heeft aangevoerd dat er geen noodzaak was voor sluiting, maar de voorzieningenrechter volgt hem hierin niet. De burgemeester heeft volgens de voorzieningenrechter voldoende redenen gehad om de sluiting te rechtvaardigen, gezien de risico's voor de openbare orde en veiligheid. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat de sluiting van de woning niet onevenredig is en verzoeker na drie maanden weer kan terugkeren. De uitspraak is gedaan op 19 april 2023 en er staat geen hoger beroep open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/1388

uitspraak van de voorzieningenrechter van 19 april 2023 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit Amstelveen, verzoeker

(gemachtigde: mr. L.M. Ravestijn),
en

de burgemeester van de gemeente Amstelveen, de burgemeester

(gemachtigde: mr. M. van Lent).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen het besluit waarmee de burgemeester de sluiting van de woning aan de [adres] in Amsterdam (hierna: de woning) heeft bevolen.
1.1. Met het bestreden besluit van 16 februari 2023 heeft de burgemeester de woning van verzoeker met ingang van 23 februari 2023 voor de duur van drie maanden gesloten. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.2. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 24 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigde van de burgemeester.

Totstandkoming van het besluit

2. Verzoeker is eigenaar van de woning. In de avond van 16 januari 2023 heeft een schietincident plaatsgevonden ter hoogte van de [straat] in Amstelveen. Diezelfde avond is verzoeker het VU ziekenhuis binnengelopen met een schotwond in zijn buik. Omdat volgens de politie het vermoeden bestaat dat het schietincident aan de [straat] en het schietincident waarbij verzoeker slachtoffer is geworden in verband staan met elkaar, is besloten een huiszoeking te doen in de woning van verzoeker.
3. Uit de door de politie opgemaakte bestuurlijke rapportage van 17 januari 2023 (de bestuurlijke rapportage) blijkt dat in de woonkamer en de slaapkamer van de woning een vuurwapen en mogelijk drugs is aangetroffen, namelijk:
- 21 gripzakjes van verschillende grootte en met verschillende hoeveelheden wiet, in totaal 248,6 gram;
- 8 gripzakjes met hasj;
- een gripzakje met wit/bruin poeder;
- sealverpakking met daarin vermoedelijk een brok hasj;
- een omgebouwd gaspistool van het merk Ekol Tuna;
- twee hulzen en een patroon van het merk 'CBC volmantel', en
- een doosje witte kristallen en een gripzakje met wit poeder (vermoedelijk harddrugs).
4. De burgemeester heeft op basis van de door de politie opgestelde bestuurlijke rapportage de woning op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet overeenkomstig het Beleid toepassing artikel 13b Opiumwet Amstelveen 2022 (hierna: de beleidsregels) voor de duur van drie maanden gesloten. Volgens de burgemeester is sprake van verzwarende omstandigheden, zodat in dit geval niet kon worden volstaan met een waarschuwing. In de woning zijn naast een handelshoeveelheid drugs, een wapen, twee hulzen en een kogelpatroon aangetroffen. Verder heeft de burgemeester in zijn besluit betrokken dat verzoeker recentelijk is beschoten en daarvan geen aangifte heeft gedaan, dat de Basisregistratie Personen niet klopt en dat verzoeker genoemd wordt in een anonieme melding gerelateerd aan drugshandel.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
De noodzaak van de sluiting
4. De burgemeester hanteert op grond van de beleidsregels het uitgangspunt dat als wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 13b van de Opiumwet en sprake is van een feitelijk bewoonde woning, er in beginsel alleen een sluiting van drie maanden volgt als naast het aantreffen van een handelshoeveelheid drugs zich ook andere (verzwarende) omstandigheden voordoen.
5. Verzoeker heeft aangevoerd aan dat er geen noodzaak bestond om de woning te sluiten. Volgens verzoeker is geen sprake van zodanig verzwarende omstandigheden dat niet kon worden volstaan met een waarschuwing. Uit de rapporten van de politie blijkt dat er geen harddrugs zijn aangetroffen. Het alarmpistool is oud en defect. Daarbij is niet gebleken van een ‘loop’ naar het pand en is niet onderbouwd hoe de beschieting of de anonieme melding in verband staan met het pand.
5.1.
Ten aanzien van betoog van verzoeker dat de aangetroffen hoeveelheid softdrugs niet (veel) meer betreft dan een gebruikershoeveelheid, overweegt de voorzieningenrechter dat het bij aanwezigheid van meer dan 0,5 gram harddrugs of meer dan 5 gram softdrugs in een woning, in beginsel aannemelijk is dat de aangetroffen drugs deels of geheel bestemd waren voor verkoop, aflevering of verstrekking. [1] In de woning zijn 248,6 gram wiet, 8 gripzakjes en een sealverpakking met hasj gevonden. Dat is aanzienlijk meer dan 5 gram. De burgemeester mocht er alleen al daarom vanuit gaan dat het hier om een handelshoeveelheid en niet om een gebruikershoeveelheid gaat. Daarbij blijkt uit het definitieve labotoriumrapport van 16 maart 2023 dat het om in totaal 213 gram hasj gaat. Het betoog van verzoeker dat het zou gaan om niet (veel) meer dan een gebruikershoeveelheid, is ook niet nader onderbouwd. De voorzieningenrechter volgt verzoeker dan ook niet in zijn standpunt.
5.2.
Uitgangspunt is dat als in een woning een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen, aangenomen mag worden dat de woning een rol vervult binnen de keten van drugshandel, hetgeen op zichzelf al een belang bij sluiting oplevert, ook als ter plaatse geen overlast of feitelijke drugshandel is geconstateerd. [2] De burgemeester heeft in dit kader van belang kunnen vinden dat de aanwezigheid van een handelshoeveelheid drugs kan leiden tot onveilige situaties voor de buurt, omdat op plaatsen waar een handelshoeveelheid drugs worden bewaard of verhandeld, vaker (gewelds)incidenten plaatsvinden, zoals overvallen, inbraken, ripdeals, bedreigingen of overlast. De voorzieningenrechter is verder van oordeel dat de burgemeester heeft kunnen overwegen dat in dit geval sprake is van verzwarende omstandigheden. Deze bestaan uit het aangetroffen vuurwapen, het patroon en de hulzen. Het betoog van verzoeker dat het gaat om een defect pistool, maakt naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet dat de burgemeester dit niet in de beoordeling heeft kunnen betrekken. Het gegeven dat het vuurwapen niet (meer) goed werkt, doet niet af aan het feit dat het een verboden wapen betreft.
5.3.
Bij de beantwoording van de vraag of de woning een rol speelt in de drugshandel heeft de burgemeester voorts betrokken de recente beschieting, waarvan verzoeker geen aangifte heeft gedaan, de onjuiste inschrijving in de Basisregistratie personen en de MMA-melding [3] gerelateerd aan drugshandel. Ten aanzien van het standpunt van verzoeker dat de burgemeester onvoldoende onderscheid maakt tussen verzoeker en het pand, overweegt de voorzieningenrechter dat de burgemeester in bezwaar nader kan motiveren waarom hij ook omstandigheden van belang acht voor de noodzaak van het sluiten van de woning.
5.4.
Gelet op de aangetroffen hoeveelheid drugs, het vuurwapen, hulzen en patroon heeft de burgemeester naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter de noodzaak tot sluiting van de woning aanwezig mogen achten en was hij niet gehouden om te volstaan met een waarschuwing.
6. Als sluiting van een woning in beginsel noodzakelijk wordt geacht, neemt dat niet weg dat de sluiting ook evenwichtig moet zijn.
6.1.
Verzoeker stelt dat de sluiting van de woning hem onevenredig zwaar treft. Verzoeker heeft op de zitting toegelicht dat de woning nu al een maand gesloten is, hij niet langer bij vrienden op de bank kan verblijven en hij de beslissing op bezwaar daarom niet kan afwachten. Verzoeker heeft ook aangegeven dat het voor het herstel van zijn wond niet bevorderlijk is om op een bank te slapen.
6.2.
De voorzieningenrechter overweegt dat aan een sluiting van een woning inherent is dat een bewoner de woning moet verlaten. Dit is op zichzelf dan ook geen bijzondere omstandigheid. Dat wordt anders als de betrokkene een bijzondere binding heeft met de woning. De burgemeester heeft mogen overwegen dat van een bijzondere binding met de woning of overige omstandigheden die de sluiting onevenredig maken, niet is gebleken. Verzoeker is eigenaar van het pand, zodat geen sprake is van eventuele vervolgschade, zoals het ontbinden van een huurovereenkomst. Dat betekent dat verzoeker na drie maanden kan terugkeren naar de woning.
7. Wat betreft het standpunt van verzoeker dat de doorzoeking van de woning onrechtmatig was, overweegt de voorzieningenrechter als volgt. De burgemeester heeft in zijn verweerschrift toegelicht dat uit navraag bij de politie is gebleken dat door de rechter-commissaris is besloten de woning te betreden en dat de rechter-commissaris ook ter plaatse was. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om aan deze toelichting te twijfelen.

Conclusie en gevolgen

8. Gelet op het voorgaande komt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat het bestreden besluit in bezwaar waarschijnlijk zal standhouden. In wat verzoeker aan belangen heeft gesteld, ziet de voorzieningenrechter onvoldoende rechtvaardiging om een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen.
8.1.
Voor een proceskostenveroordeling of een vergoeding van het griffierecht, bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.H. Waller, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.D. Pielaat, griffier. Het dictum van de uitspraak is op 24 maart om 15:30 uur door de griffier telefonisch doorgegeven aan partijen. De volledige uitspraak is op 19 april 2023 bekendgemaakt aan partijen.
de griffier is verhinderd deze uitspraak
te ondertekenen
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie onder meer de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 11 december 2013, ECLI:NL:RVS:2013:2362.
2.Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 1 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1435
3.Meld Misdaad Anoniem.