7.3.Oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft op 9 mei 2022 het slachtoffer, [slachtoffer] , die op dat moment als hulpverlener bij verdachte thuis was en hem hielp met praktische zaken, meerdere malen zo hard met een voorwerp op diens hoofd geslagen dat het slachtoffer ten gevolge van het ontstane letsel op 15 mei 2022 is overleden.
Verdachte heeft aangegeven dat hij het slachtoffer kende als een lieve man en uit het onderzoek is bovendien niet gebleken van enig handelen van het slachtoffer, behalve het bieden van hulp, dat deze geweldsexplosie heeft opgeroepen. Dat maakt de gewelddadigheid van verdachte ogenschijnlijk willekeurig en extra schokkend. De heftigheid en kracht van het geweld van verdachte blijkt uit het geconstateerde hoofdletsel bij het slachtoffer, die als gevolg van het geweld behalve zwaar hersenletsel onder meer ook zeven verscheuringen aan de behaarde hoofdhuid heeft opgelopen, waarvan één met onderliggende verbrijzeling van de schedel. Volgens het NFI is het meest waarschijnlijke scenario dat verdachte het slachtoffer meerdere malen hard met de in de woning aangetroffen bebloede fles op het hoofd heeft geslagen.
Verdachte heeft het slachtoffer van het kostbaarste bezit, zijn leven, beroofd. Daarmee en met de gewelddadige wijze waarop hij dat heeft gedaan heeft verdachte bovendien onbeschrijflijk en onherstelbaar leed bezorgd aan de nabestaanden. In de slachtofferverklaring van de nabestaanden is opgetekend dat de plotselinge en gewelddadige dood van hun broer en zwager hen het idee heeft gegeven dat zij in een verkeerde film terecht zijn gekomen. Het is voor de nabestaanden bovendien zeer frustrerend om nooit te kunnen weten wat er precies is gebeurd, nu verdachte zich het niet meer kan herinneren.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Van een ziekelijke stoornis is sprake als de geestvermogens na een kortere of langere periode van ontwikkeling tijdelijk of blijvend gestoord raken. Hieronder wordt ook bijvoorbeeld dementie gerekend.
Bij verdachte is een vorm van epilepsie vastgesteld die slecht reageert op medicatie. In het verleden is herhaaldelijk beschreven dat de anti-epileptica bij verdachte geen of onvoldoende invloed heeft op de frequentie van insulten. Ook is verdachte periodes met medicatie gestopt.
Bij betrokkene is zeer waarschijnlijk dagelijks sprake van zogenaamde prodomale verschijnselen van een insult, wat zich uit in angstaanvallen. Dit moet worden gezien als een soort voorbode van een insult, hoewel dit vaak niet tot een daadwerkelijk insult leidt. Een paar keer in de week leiden deze prodomale verschijnselen wel tot een daadwerkelijk insult.
Ondanks medicatie binnen detentie is er nog steeds een hoge aanvalsfrequentie.
Gericht en georganiseerd geweld tijdens de postictale fase komt voor. Het geweld is vaak reactief, door misinterpretatie van behulpzaam gedrag van anderen. Zonder aanvalsreductie bestaat er een reëel en frequent risico op recidive van epilepsie gerelateerd geweld.
Door de jaren heen zijn er ten aanzien van verdachte signalen geweest van agressie na insulten (het bijten van zijn vrouw, een incident bij een intake bij De Waag) die niet tot justitiële bemoeienis hebben geleid. In november 2021 heeft er een ernstig agressie-incident plaatsgevonden waarbij een hulpverlener na een insult door verdachte gericht is aangevallen en politie-assistentie noodzakelijk was om verdachte in bedwang te houden. In mei 2022 is het huidige ten laste gelegde feit door verdachte gepleegd.
Ter zitting heeft neuroloog F.E. Strijks toegelicht dat na eerdere op personen gerichte gewelddadige uitbarstingen in de postictale periode, de kans toeneemt op nieuw gericht gewelddadig gedrag na insulten. Voorts heeft zij aangegeven dat patiënten enorm sterk kunnen zijn in deze postictale fase. Er komen geregeld botbreuken bij de desbetreffende patiënten voor.
Ter zitting toont verdachte geen enkel gevoel van verantwoordelijkheid voor de gevolgen voor anderen van zijn agressie na een insult, ook niet als hij een insult voelt aankomen, zoals tijdens de aanwezigheid in zijn woning van [slachtoffer] . Hij heeft er ook geen blijk van gegeven nagedacht te hebben hoe hij het gevaar van zijn eigen agressieve gedrag na een insult voor anderen kan beperken. In het PBC-rapport wordt hierover door de psycholoog vermeld dat de rode draad in het gedrag van betrokkene is, dat hij zijn eigen kwetsbaarheid vergroot en zijn eigen verantwoordelijkheid minimaliseert.
De deskundigen kunnen het bestaan van alcoholproblematiek bij verdachte niet vaststellen of uitsluiten. De rechtbank ziet in de omstandigheden dat verdachte in het verleden dagelijks veel alcohol gebruikte, dat zijn kennissen bestaan uit mensen die in het park alcohol drinken en dat bij verdachte thuis (half)volle en lege flessen sterke drank zijn aangetroffen, wel aanwijzingen voor alcoholproblematiek en acht dat zorgelijk. Alcoholgebruik is een factor die het ontstaan van epileptische aanvallen in de hand werkt, en de werking van anti-epileptica verandert.
Bij verdachte is verder sprake van beperkte intelligentie en een cognitieve achteruitgang, dat laatste waarschijnlijk als gevolg van de epilepsie. Daarnaast volgt uit het dossier dat verdachte na het overlijden van zijn moeder geen sociaal vangnet meer heeft en inmiddels ook geen vaste woonplek meer heeft.
Op grond van vorenstaande stelt de rechtbank vast dat er bij verdachte sprake is van gevaar van herhaling.
Anders dan de verdediging en de deskundigen is de rechtbank van oordeel dat verdachte op grond van zijn stoornis en het recividegevaar ter beschikking dient te worden gesteld en van overheidswege dient te worden verpleegd. Het bewezen geachte feit is een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist het opleggen van die maatregel. Gelet op het hiervoor beschreven ernstige recidivegevaar en de houding van verdachte kan niet worden volstaan met een minder vergaande maatregel.
Ook de voornoemde neuroloog acht behandeling noodzakelijk om het risico van een nieuwe epilepsie gerelateerde geweldexplosie in te perken. Zo kunnen de mogelijkheden van nieuwe of extra medicatie, neurochirurgie of nervus vagus-stimulatie in een veilige omgeving worden onderzocht. De rechtbank meent dat behandeling daarnaast toezicht op de inname van medicatie, onthouding van alcohol en een passende beveiliging biedt.
De rechtbank overweegt dat de TBS-maatregel zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen. De TBS-maatregel kan daarom, gelet op het bepaalde in artikel 38e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, langer duren dan vier jaar.