ECLI:NL:RBAMS:2023:297

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 januari 2023
Publicatiedatum
26 januari 2023
Zaaknummer
C/13/727104 / KG ZA 22-1070
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van executoriaal beslag door burenconflict over hinderlijke buitenlampen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 25 januari 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen twee buren, waarbij de eiser, wonende aan [adres 2], vorderde om het executoriaal beslag dat de gedaagde, wonende aan [adres 1], had gelegd op zijn bankrekening op te heffen. De achtergrond van het geschil ligt in een eerder vonnis van 20 april 2022, waarin de rechtbank de eiser had opgedragen om zijn buitenlampen aan te passen om hinder voor de gedaagde te voorkomen. De gedaagde had echter executoriaal beslag gelegd op de bankrekening van de eiser, omdat hij meende dat de eiser niet voldeed aan de eerdere veroordeling. Tijdens de zitting op 11 januari 2023 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht, waarbij de eiser stelde dat hij de lampen had vervangen door modellen die naar beneden schijnen, terwijl de gedaagde aanvoerde dat de hinder bleef bestaan. De voorzieningenrechter oordeelde dat de eiser de veroordeling had nageleefd en dat het beslag op de bankrekening van de eiser misbruik van bevoegdheid opleverde. Het beslag werd opgeheven en de gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten. De rechtbank benadrukte dat de gedaagde geen dwangsommen had verbeurd, omdat hij niet voldoende had aangetoond dat de eiser in gebreke was gebleven.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/727104 / KG ZA 22-1070 MDvH/EB
Vonnis in kort geding van 25 januari 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser bij dagvaarding van 3 januari 2023,
advocaat mr. K. Bozia te Lelystad,
tegen
[gedaagde ],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. J. du Bois te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde ] worden genoemd.

1.De procedure

Op de zitting van 11 januari 2023 heeft [eiser] de vorderingen zoals omschreven in de dagvaarding toegelicht. [gedaagde ] heeft verweer gevoerd.
Beide partijen hebben stukken (producties) en een pleitnota ingediend.
Ter zitting was [eiser] aanwezig met mr. Bozia en mr. J.C. Poortman en mr. J. Kloosterman (advocaat-stagiaires).
[gedaagde ] was aanwezig met mr. Du Bois.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn buren. [gedaagde ] woont met zijn gezin sinds maart 2009 aan de [adres 1] . [eiser] is eind 2015 met zijn gezin om de hoek komen wonen, aan de [adres 2] . Op de kadastrale kaart hieronder ligt de woning van [eiser] op perceelnummer [nummer 1] en die van [gedaagde ] op nummer [nummer 2] . De woning van [eiser] is aan de tuinzijde uitgebouwd, waardoor de achtergevel meer naar achteren ligt dan op de tekening aangegeven. Letter A op de kaart markeert de garage van [gedaagde ] en letter B de garage van [eiser] . Letter D is de garage van perceel [nummer 3] .
2.2.
Vanaf de [adres 2] loopt langs de zijgevel van de woning van [eiser] en op zijn perceel een pad dat, komend vanaf de [adres 2], naar rechts afbuigt en doorloopt achter de huizen gelegen aan de [adres 2].
2.3.
Het perceel van [gedaagde ] wordt gescheiden van het perceel van [eiser] door een twee meter hoge schutting, waarin zich een deur bevindt die toegang geeft tot het pad. De voordeur van de woning van [eiser] bevindt zich aan de zijgevel van de woning, aan het pad (letter C op de kaart). Aan de zijgevel hangen drie buitenlampen, één bij de voordeur (een lantaarn) en twee lampen verder naar achter gelegen, vanaf de straat gezien. De lampen hebben een schemersensor en branden van de avond- tot de ochtendschemering.
2.4.
Tussen partijen zijn geschillen ontstaan over de buitenlampen, waarvan [gedaagde ] hinder ondervond, en het gebruik door [gedaagde ] van het pad, waarop hij volgens [eiser] geen recht had. Beide geschilpunten zijn aan de orde geweest in een bodemprocedure bij deze rechtbank.
2.5.
Bij vonnis van 20 april 2022, hersteld op 8 juni 2022, is [eiser] in conventie geboden om binnen twee maanden na betekening van het vonnis de twee achterste lampen aan de zijgevel van zijn woning zodanig aan te passen dat het licht in een neerwaartse richting schijnt. In reconventie heeft de rechtbank voor recht verklaard dat geen recht is ontstaan, door verjaring of anderszins, voor [gedaagde ] om het pad te gebruiken. Het is hem verboden van het pad gebruik te maken en hem is geboden om zijn tuindeur binnen drie weken na betekening van het vonnis dicht te maken en dicht te houden. Op de naleving van al deze verplichtingen voor beide partijen, die uitvoerbaar bij voorraad zijn verklaard, zijn dwangsommen verbonden van € 100,00 per dag, met een maximum van € 10.000,00. Over de kwestie van de buitenlampen staan in het vonnis onder meer de volgende overwegingen:
“4.5. (…) [gedaagde ] heeft te dulden dat in een dichtbebouwde woonwijk ’s nachts licht brandt – ook bij woningen – en dat dit in enige mate doordringt in zijn eigen huis. De rechtbank is bij de plaatsopneming niet gebleken dat de lichtinval van de lantaarn bij de voordeur dusdanig is dat daardoor aan [gedaagde ] onrechtmatige hinder wordt toegebracht. (…)
4.6
De twee achterste lampen aan de zijgevel (gezien vanaf de straatkant) veroorzaken wel rechtstreekse lichtinval in de woning van [gedaagde ] . [gedaagde ] heeft vanuit zijn woning ook direct zich op deze lampen, in het bijzonder vanuit de (voormalige) slaapkamer op de eerste verdieping. Als [gedaagde ] vanuit die slaapkamer naar buiten kijkt, ziet hij een fel licht van de achterste lamp aan de zijgevel. Ook de middelste lamp aan de zijgevel geeft een grote mate van lichtinval. De slaapkamer op de eerste etage wordt, wanneer de gordijnen niet zijn gesloten als het ware door deze buitenlampen ‘verlicht’. Van [gedaagde ] kan verder niet worden gevergd in de slaapkamers de aanwezige (rol)gordijnen steeds volledig gesloten te houden om het licht tegen te houden; vooral op warme avonden zal behoefte aan ventilatie bestaan. [eiser] heeft weliswaar de lampen gedimd in 2017, maar bij de plaatsopneming bleek dat de lampen nog steeds vrij fel licht uitstralen in (de richting van) de woning van [gedaagde ] . Daarvan ondervindt [gedaagde ] hinder die naar het oordeel van de rechtbank als onrechtmatig is aan te merken. De rechtbank begrijpt dat [eiser] de steeg langs zijn woning wil verlichten uit veiligheidsoverwegingen (inbraakpreventie), maar hiervoor is niet noodzakelijk dat alle lampen op de bestaande wijze worden gehandhaafd. Het Pad wordt al verlicht door de buitenlamp bij de voordeur en de lichtinval in de woning van [gedaagde ] (met name op de eerste en tweede verdieping) kan op relatief eenvoudige wijze worden teruggebracht wanneer [eiser] ervoor zorgt dat de twee achterste lampen aan zijn zijgevel in een neerwaartse richting licht uitstralen. Naar het oordeel van de rechtbank kan met deze (minst ingrijpende) maatregel worden volstaan (…).”
2.6.
Beide partijen hebben het vonnis aan de ander betekend, [eiser] op 29 april 2022 en [gedaagde ] op 11 mei 2022 en 22 juli 2022 (het herstelvonnis).
2.7.
[eiser] heeft vervolgens de twee achterste lampen vervangen (zie de foto’s hieronder).
Links de oude lamp, rechts de nieuwe De twee nieuwe lampen.
2.8.
[gedaagde ] heeft aan de buitenzijde van zijn tuindeur de klink verwijderd. De deur is nog wel vanuit zijn tuin te openen. Daar heeft hij de klink laten zitten.
2.9.
Op 4 juli 2022 heeft [gedaagde ] hoger beroep ingesteld tegen het vonnis.
2.10.
Op 24 augustus en 24 oktober 2022 heeft [gedaagde ] aan [eiser] de verbeurte van dwangsommen aangezegd en op 28 oktober 2022 heeft [gedaagde ] ten laste van [eiser] executoriaal beslag onder ABN AMRO gelegd om betaling te verkrijgen van € 10.000,00 aan verbeurde dwangsommen (het maximum), plus de bijkomende kosten, in totaal € 11.275,58.
2.11.
[gedaagde ] had daarnaast ook executoriaal beslag gelegd op de woning van [eiser] voor dezelfde vordering. De vader van [eiser] , als hypotheekhouder, is op 7 november 2022 aangeschreven met – kort gezegd – de vraag of hij de executie wilde overnemen. In de aanloop naar dit kort geding heeft [gedaagde ] het beslag op de woning opgeheven.
2.12.
[eiser] heeft foto’s overgelegd waarop te zien is dat glazenwassers herhaaldelijk het pad hebben gebruikt om bij de ramen van [gedaagde ] te komen en dat een man op het pad loopt met een kliko.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert, kort gezegd, de gelegde beslagen op te heffen, [gedaagde ] te gebieden de executie te staken en hem te verbieden op grond van dezelfde rechtsverhouding opnieuw executoriaal beslag te leggen. Daarnaast vordert [eiser] [gedaagde ] te veroordelen tot betaling van € 10.000,00 aan verbeurd verklaarde dwangsommen. Alles op straffe van dwangsommen en met veroordeling van [gedaagde ] in de proceskosten, te vermeerderen met rente.
3.2.
[gedaagde ] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover voor de beoordeling van belang, ingegaan.

4.De beoordeling

inleiding

4.1.
De zaak gaat over de tenuitvoerlegging van een vonnis en opheffing van (executoriaal) beslag en is daarmee naar zijn aard spoedeisend. Dat geldt zeker voor beslag op een bankrekening. Dat het beslag al op de bankrekeningen van [eiser] ligt sinds eind oktober 2022 en in de tussen liggende periode (vruchteloos) is geprobeerd in overleg te geraken en de situatie ter plaatse samen te bekijken, maakt dat niet anders.
4.2.
In een executiegeschil waarbij het erom gaat of dwangsommen zijn verbeurd omdat een bevel tot nakoming (gebod, verbod) niet of niet voldoende is nageleefd, zoals hier het geval, heeft de rechter niet tot taak de door de bodemrechter besliste rechtsverhouding zelfstandig opnieuw te beoordelen, maar dient hij zich ertoe te beperken de ter uitvoering van het veroordelend vonnis verrichte handelingen te toetsen aan de inhoud van de veroordeling, zoals deze door uitleg moet worden vastgesteld. Daarbij dient de rechter het doel en de strekking van de veroordeling tot richtsnoer te nemen in die zin dat de veroordeling niet verder strekt dan tot het bereiken van het daarmee beoogde doel.
buitenlampen
4.3.
De veroordeling van [eiser] heeft als doel de onrechtmatige hinder veroorzaakt door zijn buitenlampen te beëindigen. De rechtbank heeft overwogen dat het vervangen van de twee achterste buitenlampen door naar beneden schijnende modellen volstaat om de onrechtmatige hinder weg te nemen. Mogelijk zal de door de rechtbank gekozen maatregel onvoldoende doeltreffend blijken te zijn, maar dat is een kwestie voor het hoger beroep, dat al loopt. Alleen als overduidelijk is dat [eiser] de veroordeling niet heeft nageleefd, zal hij dwangsommen hebben verbeurd.
4.4.
Niet in geschil is dat [eiser] binnen de door de rechtbank gestelde termijn de lampen heeft vervangen door naar beneden schijnende exemplaren. De lampen hangen ook net iets lager dan de eerdere exemplaren. Volgens [gedaagde ] duurt de lichtoverlast desondanks onverminderd voort, en voldoet [eiser] dus niet aan de veroordeling om de veroorzaakte overlast weg te nemen.
4.5.
Het is voorshands niet aannemelijk dat het licht van de nieuwe lampen op dezelfde wijze in de woning van [gedaagde ] doordringt als toen de rechtbank vonnis wees en uit de overgelegde foto’s kan dat ook niet worden afgeleid. Op een van de door [gedaagde ] ingediende foto’s is te zien hoe zijn keuken eruit ziet als het buiten donker is en binnen de lichten niet aan zijn, met andere woorden, wanneer die niet wordt gebruikt (zie hieronder). Van onrechtmatige hinder kan geen sprake zijn als de keuken niet in gebruik is. Voorshands valt niet valt in te zien hoe deze geringe lichtinval onrechtmatige hinder kan opleveren als de keuken in gebruik (en dus verlicht) is. Foto’s die de lichtinval tonen als de keuken wel in gebruik is, zijn ook niet overgelegd.
4.6.
Op de foto van de slaapkamer op de eerste verdieping is te zien dat alleen de bovenkant van de muren en het plafond door licht van buiten worden bestreken (zie hieronder). Dat is moeilijk te rijmen met de locatie en schijnrichting van de vervangen buitenlampen, en met de overige foto’s van de situatie ter plaatse (zie r.o. 2.7 en 4.6). [eiser] vermoedt dat de foto van de slaapkamer is genomen vóór de vervanging van de lampen, en [gedaagde ] heeft het tegendeel niet aannemelijk gemaakt.
Keuken [gedaagde] Slaapkamer [gedaagde]
4.7.
Al met al is voorshands niet aannemelijk dat [eiser] het vonnis niet of onvoldoende heeft nageleefd. Dat betekent dat hij geen dwangsommen heeft verbeurd en de tenuitvoerlegging van het vonnis door [gedaagde ] misbruik van bevoegdheid oplevert. Het beslag onder ABN AMRO zal dan ook worden opgeheven. De vordering tot opheffing van het beslag op de woning van [eiser] zal bij gebrek aan belang worden afgewezen, nu dat beslag al is opgeheven. De vorderingen die strekken tot het staken van de tenuitvoerlegging van het vonnis zullen worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld. Dan zijn dwangsommen niet nodig.
4.8.
Met betrekking tot de vraag of [gedaagde ] op zijn beurt het vonnis heeft nageleefd, geldt het volgende.
gebruik pad
4.9.
De door [eiser] overgelegde foto’s tonen glazenwassers die op verschillende data bezig zijn op het pad en een man die een kliko buiten zet. [gedaagde ] betwist dat hij – zoals [eiser] stelt – de man is die de kliko buitenzet. De voorzieningenrechter kan niet beoordelen wie het bij het rechte eind heeft. Een filmpje waarop volgens [eiser] te zien zou zijn dat [gedaagde ] het pad nog heeft betreden nadat het vonnis was gewezen, is niet overgelegd. De voorzieningenrechter kan dan ook niet tot het oordeel komen dat [gedaagde ] het pad na betekening van het vonnis nog heeft betreden. Uit het verweer van [gedaagde ] , dat hij geen invloed heeft op wat de glazenwassers doen, blijkt dat hij zich er onvoldoende bewust van is geweest dat hij personen die in zijn opdracht werken, moet instrueren het pad niet te gebruiken zolang [eiser] daarvoor geen toestemming heeft verleend. Dat hij zich daarvan geen rekenschap heeft gegeven, is niet geheel onbegrijpelijk en om die reden wordt geoordeeld dat [gedaagde ] op dit punt geen dwangsommen heeft verbeurd. Maar voor de toekomst moet duidelijk zijn dat noch [gedaagde ] en zijn gezin, noch hun bezoek of opdrachtnemers het pad zonder toestemming van [eiser] mogen betreden. Dat lijkt wat betreft de glazenwassers ook geen probleem op te leveren, want [eiser] heeft onbetwist gesteld dat deze ook langs een andere route bij de te lappen ramen kunnen komen. Mocht het betreden van het pad wel noodzakelijk zijn, dan mag [eiser] zijn toestemming in beginsel niet weigeren.
tuindeur
4.10.
De andere veroordeling van [gedaagde ] ziet op het dichtmaken en dichthouden van de tuindeur. Omdat [gedaagde ] de tuindeur nog als vluchtweg wil kunnen gebruiken, heeft hij die deur niet permanent vastgezet, maar alleen de klink aan de buitenkant verwijderd. Ook dat is niet onbegrijpelijk. Nu bovendien niet gebleken is dat [gedaagde ] de tuindeur na de vonnisdatum nog heeft gebruikt, is verdedigbaar dat feitelijk hetzelfde doel is bereikt als in het vonnis is beoogd. Voorshands is dan ook niet duidelijk dat [gedaagde ] op dit onderdeel zodanig tekortschiet in de naleving van het vonnis, dat hij dwangsommen heeft verbeurd. In dit verband is van belang dat [eiser] hier pas een punt van is gaan maken toen de executoriale verkoop van zijn woning werd aangezegd. De vordering tot betaling van verbeurde dwangsommen zal dan ook worden afgewezen.
4.11.
[gedaagde ] zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 128,31
- griffierecht 314,00
- salaris advocaat
1.016,00
Totaal € 1.458,31
4.12.
De gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
heft op het door [gedaagde ] ten laste van [eiser] onder ABN AMRO Bank N.V. gelegde derdenbeslag,
5.2.
schorst de tenuitvoerlegging van het vonnis van 20 april 2022 totdat in het hoger beroep zal zijn beslist,
5.3.
veroordeelt [gedaagde ] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 1.458,31, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van acht dagen na vonnisdatum tot de dag van volledige betaling,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Dudok van Heel, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. E. van Bennekom, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 25 januari 2023. [1]

Voetnoten

1.type: eB