ECLI:NL:RBAMS:2023:2960

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 mei 2023
Publicatiedatum
9 mei 2023
Zaaknummer
C/13/726999 / HA ZA 22-1036
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident en arbitragebeding in geschil tussen aandeelhouders van Dyecoo

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, gaat het om een bevoegdheidsincident dat is opgeworpen door Dyecoo Textile Systems B.V. (hierna: Dyecoo) in een geschil met CO2 Textile B.V. en Feyecon Textile B.V. (hierna gezamenlijk: CO2 Textile c.s.). CO2 Textile c.s. heeft vorderingen ingesteld tegen Dyecoo, waarbij zij onder andere de nietigheid en vernietiging van besluiten van de algemene vergadering van aandeelhouders van Dyecoo van 23 december 2021 en 5 april 2022 vorderen. Dyecoo beroept zich op een arbitragebeding in de aandeelhoudersovereenkomst, waarin is bepaald dat geschillen worden beslecht door het Nederlands Arbitrage Instituut (NAI). CO2 Textile c.s. stelt echter dat de vorderingen niet onder deze forumkeuze vallen en dat de rechtbank bevoegd is om van de vorderingen kennis te nemen.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de vorderingen van CO2 Textile c.s. betrekking hebben op besluiten van de algemene vergadering van aandeelhouders van Dyecoo, die als besluiten van de rechtspersoon Dyecoo zijn aan te merken. De rechtbank oordeelt dat de vernietiging van dergelijke besluiten niet ter vrije beschikking van partijen staat en dat de burgerlijke rechter noodzakelijk is voor de algemene werking van de uitspraak. Daarom is de rechtbank bevoegd om kennis te nemen van de vorderingen van CO2 Textile c.s. tegen Dyecoo.

Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de vordering tot uittreding van CO2 Textile c.s. ook onder de bevoegdheid van de rechtbank valt, omdat deze vordering is ingesteld tegen de vennootschap zelf en de rechtbank van de woonplaats van de vennootschap bevoegd is, tenzij anders is bepaald in de statuten of overeenkomst. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de incidentele vorderingen van Dyecoo c.s. worden afgewezen en dat de rechtbank bevoegd is om van alle vorderingen in de hoofdzaak kennis te nemen. Dyecoo c.s. is veroordeeld in de proceskosten van CO2 Textile c.s.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/726999 / HA ZA 22-1036
Vonnis in incident van 3 mei 2023
in de zaak van
de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid
1.
CO2TEXTILE B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
2.
FEYECON TEXTILE B.V.,
gevestigd te Weesp,
eisers in de hoofdzaak,
gedaagden in het incident,
advocaat: mr. M. Straus te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
1.
DYECOO TEXTILE SYSTEMS B.V.,
gevestigd te Weesp,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats 1] ,
3.
[gedaagde 3],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagden in de hoofdzaak,
eisers in het incident,
advocaat: mr. T.H. Geukes Foppen te Amsterdam.
Eisers in de hoofdzaak worden hierna afzonderlijk CO2 Textile en Feyecon en gezamenlijk CO2 Textile c.s. genoemd. Gedaagden in de hoofdzaak worden hierna afzonderlijk Dyecoo, [gedaagde 2] en [gedaagde 3] en gezamenlijk Dyecoo c.s. genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 12 december 2022,
- de akte overlegging producties van CO2 Textile c.s.,
- de incidentele conclusie tot relatieve onbevoegdheid en verwijzing vóór alle weren, met producties,
- de conclusie van antwoord in incident tot relatieve onbevoegdheid en verwijzing voor alle weren.
1.2.
Daarna is bepaald dat er een vonnis zal worden uitgesproken.

2.De feiten voor zover van belang voor het incident

2.1.
Dyecoo is opgericht in maart 2008. Dyecoo heeft een technologie bedacht en een productiemachine ontwikkeld waarmee op duurzame wijze polyestertextiel kan worden geverfd op basis van koolstofdioxide. Eén van de oprichters van Dyecoo is de heer G. Woerlee (hierna: Woerlee).
2.2.
[gedaagde 3] is statutair bestuurder van Dyecoo. [gedaagde 2] is aangesteld als financieel directeur van Dyecoo.
2.3.
Dyecoo heeft zowel gewone als preferente aandelen in haar kapitaal uitgegeven en heeft in totaal veertien aandeelhouders, onder wie CO2 Textile c.s. en CleanDye Holding (hierna: CleanDye).
2.4.
Deyecoo en al haar aandeelhouders zijn partij bij een aandeelhoudersovereenkomst (hierna: SHA) van 6 februari 2013, met een addendum van 25 januari 2016. De SHA bepaalt onder meer het volgende:
16.8 Disputes
All disputes arising in connection with this Agreement, shall be finally settled in accordance with the Arbitration Rules of the Netherlands Arbitration Institute. The arbitral tribunal shall be composed of three arbitrators. The place of arbitration shall be Amsterdam. The arbitral procedure shall be concluded in the English language.”
2.5.
Op 28 juni 2021 en 5 oktober 2021 hebben buitengewone vergaderingen van aandeelhouders (hierna: bbva’s) plaatsgevonden. Daarbij is een voornemen van het bestuur van Dyecoo besproken, dat erop neerkwam in te stemmen met een voorstel van CleanDye om de aandelen van de andere aandeelhouders over te nemen, in combinatie met een kredietverstrekking van € 6 miljoen aan Dyecoo, en een overbruggingskrediet van € 150.000,00. Dyecoo werd in dit voorstel gewaardeerd op € 6 miljoen. Onder meer CO2 Textile c.s. heeft niet met dit voorstel ingestemd. Dit plan heeft geen doorgang gevonden.
2.6.
Op 15 december 2021 werd een op 23 december 2021 te houden bvva bijeengeroepen. Voorafgaand aan die bvva hebben de aandeelhouders per e-mail een voorstel ontvangen in de vorm van een zogenoemde ‘Term Sheet’ van Li Cheng Enterprise Co. Ltd, Ingka GreenTech AB, Scheepsraad BV (allen aandeelhouders van Dyecoo) en TAU Investments (hierna: TAU, op dat moment nog geen aandeelhouder van Dyecoo). Dat voorstel hield – samengevat – in dat ieder € 500.000,00 in Dyecoo zou investeren, tegen uitgifte van nieuwe aandelen. In dat voorstel werd Dyecoo gewaardeerd op € 500.000,00.
2.7.
Tijdens de bvva van 23 december 2021 is het voorstel in de Term Sheet goedgekeurd met een meerderheid van 84,76% van de stemmen van de gewone aandeelhouders (respectievelijk 90,18% van de stemmen van de preferente aandeelhouders). CO2 Textile c.s. heeft tegen het voorstel gestemd.
2.8.
Op 28 december 2022 heeft Woerlee (namens Feyecon) [gedaagde 2] gemaild en – samengevat – geschreven dat hij vond dat hij te weinig voorbereidingstijd heeft gehad om het financieringsplan goed te bekijken, omdat de Term Sheet niet tijdig zou zijn gedeeld.
Volgens Woerlee was het tijdens de bvva van 23 december 2021 genomen aandeelhoudersbesluit daarom nietig. In zijn reactie daarop van 29 december 2021 heeft [gedaagde 2] dit alles bestreden.
2.9.
Tijdens een bvva van 5 april 2022 is besloten over te gaan tot uitgifte van de aandelen, volgens het onder 2.6 genoemde plan, met een meerderheid van 80,72 % van de stemmen van de gewone aandeelhouders (respectievelijk 87,73% van de stemmen van de preferente aandeelhouders). Onder meer CO2 Textile c.s. heeft tegen gestemd.
2.10.
Daarna is Dyecoo op 4 mei 2022 bij deze rechtbank een kort gedingprocedure gestart tegen onder meer CO2 Textile c.s. (bekend onder zaaknummer: C/13/717013 KG ZA 22-376). In dat kort geding heeft Dyecoo onder meer gevorderd dat CO2 Textile c.s. werd verboden (de uitvoering van) de aandelenuitgifte en -overdracht te frustreren. Bij vonnis van 20 mei 2022 heeft de voorzieningenrechter de vorderingen van Dyecoo toegewezen. Daarnaast heeft de voorzieningenrechter bepaald dat voornoemd vonnis in de plaats treedt voor de benodigde medewerking van CO2 Textile c.s., indien zij na betekening van het vonnis niet op eerste uitnodiging van de notaris haar bezwaren tegen de uitgifte en levering van de aandelen heeft ingetrokken.
2.11.
Bij notariële akte van 22 augustus 2022 heeft de uitgifte en levering van de aandelen plaatsgevonden.
2.12.
CO2 Textile c.s. heeft hoger beroep ingesteld tegen het in 2.10 genoemde vonnis van de voorzieningenrechter (hierna: de appelprocedure). CO2 Textile c.s. en Dyecoo hebben in de appelprocedure inmiddels hun memorie van grieven respectievelijk memorie van antwoord ingediend.

3.Het geschil in de hoofdzaak

3.1.
CO2 Textile c.s. vordert – samengevat – dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
voor recht verklaart dat de besluiten van 23 december 2021 en 5 april 2022 in strijd met de statuten alsmede de wet zijn genomen,
de besluiten van 23 december 2021 en 5 april 2022 nietig verklaart,
de besluiten van 23 december 2021 en 5 april 2022 vernietigt,
e notariële akte tot uitgifte van aandelen van 22 augustus 2022 vernietigt en, indien nodig, haar gevolgen ontneemt,
vaststelt dat [gedaagde 3] als bestuurder van Dyecoo en [gedaagde 2] als feitelijk bestuurder van Dyecoo, ieder afzonderlijk, in strijd met de statuten en/of hun zorgvuldigheidsverplichting jegens CO2 Textile c.s. hebben gehandeld en om die reden ernstig verwijtbaar dan wel onrechtmatig hebben gehandeld en, ieder afzonderlijk, aansprakelijk worden gehouden voor de door CO2 Textile c.s. geleden schade, nader op te maken bij staat,
Dyecoo c.s. veroordeelt haar aandelen in Dyecoo Textile Systems B.V. te laten overnemen voor een prijs van € 750.000,00 dan wel voor een prijs in goede justitie, zo nodig met behulp van een deskundige, vaststelt, en daarbij een billijke verhoging toepast wegens de vermindering van de waarde door gedragingen van de vennootschap en/of aandeelhouder(s) zo nodig vast te stellen door een te benoemen (waarderings-)deskundige en CO2 Textile c.s. schadeloos stelt,
Dyecoo c.s. hoofdelijk veroordeelt in de proceskosten en de nakosten.
3.2.
Dyecoo c.s. heeft nog geen verweer gevoerd en heeft eerst een bevoegdheidsincident opgeworpen.
3.3.
Partijen hebben ieder afzonderlijke verzoeken aan de rechtbank gedaan over het verdere verloop van de hoofdzaak. Op die verzoeken wordt hierna nader ingegaan.

4.Het geschil in het incident

4.1.
Dyecoo c.s. vordert – samengevat – dat de rechtbank:
zich onbevoegd verklaart kennis te nemen van de vorderingen van CO2 Textile c.s. tegen Dyecoo in de hoofdzaak,
de hoofdzaak (in de stand van het geding) ten aanzien van de vorderingen in de hoofdzaak van CO2 Textile c.s. tegen [gedaagde 2] en [gedaagde 3] verwijst naar de rechtbank Rotterdam, dan wel de rechtbank Gelderland,
CO2 Textile c.s. hoofdelijk veroordeelt in de proceskosten, vermeerderd met rente.
4.2.
CO2 Textile c.s. voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid althans afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van Dyecoo c.s. in de proceskosten en de nakosten.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, indien nodig, ingegaan.

5.De beoordeling in het incident

Inleiding
5.1.
De rechtbank zal hierna haar bevoegdheid beoordelen aan de hand van de vorderingen in de hoofdzaak. De vorderingen van CO2 Textile c.s. tegen Dyecoo en de vordering van CO2 Textile c.s. tegen Noorandus en [gedaagde 3] zullen hierna afzonderlijk worden behandeld.
De vorderingen tegen Dyecoo
De vorderingen tot nietigverklaring althans vernietiging van besluiten
5.2.
De vorderingen van CO2 Textile c.s. tegen Dyecoo zoals weergegeven in 3.1 onder a tot en met d, strekken tot nietigverklaring althans vernietiging van de besluiten van de algemene vergadering van aandeelhouders van Dyecoo van 23 december 2021 en 5 april 2022. Dyecoo c.s. beroept zich op artikel 16.8 SHA (zie hiervoor onder 2.4) en stelt dat het Nederlands Arbitrage Instituut (hierna: NAI) op grond van de in dit artikel gemaakte forumkeuze exclusief bevoegd is om van deze vorderingen kennis te nemen.
5.3.
CO2 Textile c.s. bestrijdt niet dat de aandeelhouders in de SHA een forumkeuze voor het NAI hebben gemaakt. Zij betoogt echter dat haar vorderingen niet onder deze forumkeuze vallen omdat zij tot de exclusieve bevoegdheid van de overheidsrechter behoren. CO2 Textile c.s. verwijst hiervoor naar het Groenselect-arrest van de Hoge Raad (HR 10 november 2006, ECLI:NL:HR:2006:AY4033).
5.4.
De rechtbank acht zich bevoegd om kennis te nemen van deze vorderingen van CO2 Textile c.s. Dat oordeel wordt hierna toegelicht.
5.5.
In het door CO2 Textile c.s. genoemde Groenselect-arrest was – net als hier – een geldig arbitragebeding aan de orde. De belangrijkste overwegingen van de Hoge Raad in dat arrest laten zich als volgt samenvatten. Ten eerste overwoog de Hoge Raad dat moet worden aangenomen dat vernietiging van een besluit van een rechtspersoon niet ter vrije beschikking van partijen staat, gelet op de daaruit, voor zowel de rechtspersoon als voor derden, voortvloeiende (vaak ingrijpende) rechtsgevolgen en de rechtszekerheid. Ten tweede overwoog de Hoge Raad dat de rechterlijke uitspraak waarin de nietigheid van een besluit van een rechtspersoon wordt vastgesteld of die zulk een besluit vernietigt, zowel wanneer het besluit slechts interne werking heeft als wanneer het ook externe werking heeft, naar haar aard dient te gelden ten opzichte van iedereen en niet alleen ten opzichte van degene die de vernietiging heeft verzocht. Voor deze algemene werking is tussenkomst van de burgerlijke rechter noodzakelijk, aldus de Hoge Raad.
5.6.
De vorderingen tot nietigverklaring althans vernietiging van CO2 Textile c.s. in de hoofdzaak hebben betrekking op besluiten van de algemene vergadering van aandeelhouders van Dyecoo. Deze besluiten zijn aan te merken als besluiten van de rechtspersoon Dyecoo. De vorderingen tot nietigverklaring althans vernietiging van die besluiten vallen dan ook onder de hiervoor in 5.5 omschreven exclusieve bevoegdheidsregel. Dit betekent dat de rechtbank bevoegd is om kennis te nemen van de vorderingen tot nietigverklaring althans vernietiging van besluiten van CO2 Textile c.s.
De vordering tot uittreding
5.7.
De vordering van CO2 Textile c.s. tegen Dyecoo zoals weergegeven in 3.1 onder f, strekt ertoe dat Dyecoo de aandelen van CO2 Textile c.s. in Dyecoo overneemt. Dyecoo c.s. stelt dat ook deze vordering onder de exclusieve bevoegdheid van het NAI valt en beroept zich daartoe eveneens op de forumkeuze in artikel 16.8 SHA. Daartegenover bepleit CO2 Textile c.s. dat deze rechtbank bevoegd is om van haar vordering tot uittreding kennis te nemen.
5.8.
De rechtbank stelt voorop dat de hiervoor genoemde vordering heeft te gelden als een vordering tot uittreding van CO2 Textile c.s. als bedoeld in artikel 2:343 lid 1 BW, die is ingesteld tegen de vennootschap zelf. De rechtbank van de woonplaats van de vennootschap is in beginsel bevoegd om van deze vordering kennis te nemen (artikel 2:343 lid 2 in verbinding met artikel 2:336 lid 3 BW), tenzij daarvan op de voet van artikel 2:337 lid 2 BW is afgeweken. Op grond van deze bepaling kan, samengevat, in de statuten of een overeenkomst worden bepaald dat geschillen als bedoeld in titel 8 afdeling 1 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek – waaronder een uittredingsvordering valt – aan arbitrage worden onderworpen.
5.9.
Partijen hebben in artikel 16.8 SHA een forumkeuze gemaakt voor het NAI in verband met geschillen die betrekking hebben op de SHA. In de SHA hebben partijen echter geen expliciete forumkeuze gemaakt voor het NAI in verband met geschillen als bedoeld in voornoemde titel, zoals de onderhavige vordering tot uittreding. Dit blijkt in ieder geval niet uit de tekst van de contractuele bepaling en is door Dyecoo c.s. ook niet (voldoende gemotiveerd) gesteld. Dit betekent dat deze rechtbank en niet het NAI – op grond van artikel 2:343 lid 2 in verbinding met artikel 2:336 lid 3 BW – bevoegd is om kennis te nemen van de vordering tot uittreding van CO2 Textile c.s.
Tussenconclusie
5.10.
Al het voorgaande leidt tot de tussenconclusie dat de incidentele vordering van Dyecoo c.s. – zoals weergegeven in 4.1 onder a – wordt afgewezen.
De vordering tegen [gedaagde 2] en [gedaagde 3]
5.11.
CO2 Textile c.s. heeft nog een vordering – zoals weergegeven in 3.1 onder e – gericht tegen [gedaagde 2] en [gedaagde 3] . Dyecoo c.s. heeft ten aanzien van deze vordering gesteld dat deze rechtbank relatief onbevoegd is om daarvan kennis te nemen. Dyecoo c.s. betoogt daartoe dat de woonplaatsen van [gedaagde 2] ( [woonplaats 1] ) en [gedaagde 3] ( [woonplaats 2] ) geen aanknopingspunten bieden voor de relatieve bevoegdheid van deze rechtbank. Volgens Dyecoo c.s. moet de hoofdzaak voor de behandeling van deze vordering daarom worden verwezen naar de rechtbank Rotterdam respectievelijk de rechtbank Gelderland.
5.12.
CO2 Textile c.s. bepleit daartegenover – samengevat – dat deze rechtbank relatief bevoegd is om van deze vordering kennis te nemen, omdat tussen deze vordering en de overige vorderingen in de hoofdzaak, voldoende samenhang bestaat.
5.13.
De rechtbank stelt voorop dat artikel 107 Rv bepaalt dat indien een rechter ten aanzien van de gezamenlijk in het geding betrokken gedaagden bevoegd is, die rechter ook ten aanzien van de overige gedaagden bevoegd is, mits tussen de vorderingen tegen de onderscheiden gedaagden een zodanige samenhang bestaat, dat redenen van doelmatigheid een gezamenlijke behandeling rechtvaardigen. Aan het aannemen van die voldoende samenhang tussen vorderingen, worden geen al te hoge eisen gesteld. Slechts indien de vorderingen geen enkel verband met elkaar houden, is niet aan de vereiste samenhang voldaan.
5.14.
In dit geval houden alle vorderingen in de hoofdzaak verband met de besluitvorming van de algemene vergadering van aandeelhouders van Dyecoo. Dat geldt evident voor de vernietigings- en nietigheidsvorderingen - zoals weergegeven in 3.1 onder a tot en met d - maar ook voor de aansprakelijkheidsvorderingen tegen [gedaagde 2] en [gedaagde 3] . De wijze waarop zij – als (feitelijk) bestuurders van Dyecoo – in het kader van die besluitvorming de aandeelhouders van Dyecoo van informatie hebben voorzien, is immers één van de verwijten die aan deze aansprakelijkheidsvorderingen ten grondslag ligt. Bovendien is deze vordering terug te voeren op min of meer dezelfde feiten als de andere vorderingen die CO2 Textile c.s. in de hoofdzaak heeft ingesteld. Gelet op die samenhang tussen de vorderingen, is het wenselijk dat de vorderingen gezamenlijk worden behandeld en is een afzonderlijke behandeling door verschillende rechtbanken niet doelmatig. De rechtbank acht zich dan ook op grond van artikel 107 Rv relatief bevoegd om ook kennis te nemen van de vorderingen van CO2 Textile c.s. tegen [gedaagde 2] en [gedaagde 3] . De incidentele vordering van Dyecoo c.s. – zoals weergegeven in 4.1 onder b – wordt dus ook afgewezen.
Conclusie en kosten
5.15.
De conclusie is dat de incidentele vorderingen van Dyecoo c.s. worden afgewezen en dat de rechtbank zich bevoegd acht om van alle vorderingen in de hoofdzaak kennis te nemen.
5.16.
Dyecoo c.s. krijgt dus ongelijk en moet daarom de proceskosten van CO2 Textile c.s. betalen. De rechtbank stelt de proceskosten die CO2 Textile c.s. tot aan dit vonnis heeft gemaakt vast op € 598,00 (1,0 punt x tarief II: € 598,00) aan salaris advocaat.
5.17.
Deycoo c.s. wordt ook veroordeeld in de nakosten, voor zover deze kosten op dit moment al kunnen worden begroot op de manier zoals hierna vermeld..
5.18.
De kostenveroordelingen worden uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

6.De beoordeling in de hoofdzaak

De verzoeken van partijen over het verdere verloop van de hoofdzaak
6.1.
Dyecoo c.s. verzoekt – samengevat – dat de rechtbank haar verweer in de appelprocedure reeds nu deel laat uitmaken van haar verweer in de hoofdzaak en behoudt zich tegelijkertijd het recht voor om haar weren in de hoofdzaak na de beslissing in het incident nader uit te werken. Zij stelt dat Dyecoo in de hoofdzaak grotendeels hetzelfde verweer zal voeren tegen de vorderingen van CO2 Textile c.s. als haar verweer in de appelprocedure, namelijk dat de gang van zaken rondom de aandelenuitgifte correct is geweest. Dyecoo zal iedere aansprakelijkheid van de hand wijzen en concluderen tot integrale afwijzing van de vorderingen van CO2 Textile c.s. [gedaagde 2] en [gedaagde 3] zullen die door Dyecoo ingezette lijn in deze hoofdzaak volgen en stellen dat zij als bestuurders van Dyecoo niet in strijd met enige norm hebben gehandeld. Aldus steeds Dyecoo c.s.
6.2.
CO2 Textile c.s. verzoekt op haar beurt – samengevat – dat de rechtbank aan Dyecoo c.s. een akte nietdienen verleent waar het gaat om de conclusie van antwoord in de hoofdzaak. CO2 Textile c.s. stelt daartoe dat Dyecoo c.s. haar verweer reeds als productie bij haar incidentele conclusie heeft overgelegd, zodat die conclusie tevens als verweer ten principale kan worden opgevat. Daarnaast is artikel 128 lid 3 Rv van toepassing op het door Dyecoo c.s. ingediende incidentele conclusie. Op grond van dat wetsartikel moeten alle excepties en antwoorden tegelijk naar voren worden gebracht, op straffe van verval van niet aangevoerde excepties, en indien niet ten principale is geantwoord, van het recht om dat alsnog te doen. Aldus steeds CO2 Textile c.s.
6.3.
De rechtbank overweegt als volgt. De verzoeken van partijen zijn met name gegrond op het feit dat Dyecoo c.s. bij haar incidentele conclusie haar memorie van antwoord in de appelprocedure als productie heeft overgelegd. De rechtbank ziet daarin echter geen aanleiding om aan Dyecoo c.s. een akte niet-dienen te verlenen of om haar verweer in de appelprocedure reeds nu deel te laten uitmaken van haar verweer in de hoofdzaak. De onderhavige procedure en de appelprocedure vertonen weliswaar (inhoudelijke) gelijkenissen, maar betreffen ook afzonderlijke onderwerpen. Het gaat in de appelprocedure bovendien om een hoger beroep tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter. De door Dyecoo c.s. overgelegde memorie van antwoord kan dan ook niet (alvast) beschouwd worden als een (beperkt) antwoord in deze hoofdzaak. Bovendien zijn [gedaagde 2] en [gedaagde 3] – anders dan in de onderhavige procedure – geen partij bij de appelprocedure. Het verlenen van een akte nietdienen aan Dyecoo c.s. zou in dit geval mede tot gevolg hebben dat [gedaagde 2] en [gedaagde 3] zich niet bij conclusie van antwoord kunnen verweren tegen de vorderingen van CO2 Textile c.s. De beginselen van hoor en wederhoor en de eisen van een goede procesorde verzetten zich tegen deze gang van zaken. Voor zover het enkel om het verzoek van Dyecoo c.s. zelf gaat, ziet de rechtbank niet in hoe dit verzoek zich verhoudt tot de gelijktijdige wens van Dyecoo c.s. dat zij in aanvulling hierop nog een afzonderlijke conclusie van antwoord mag indienen.
6.4.
Voor zover CO2 Textile c.s. betoogt dat aan Dyecoo c.s. een akte niet-dienen moet worden verleend, omdat zij haar onbevoegdheidsexcepties niet tegelijk met haar conclusie van antwoord heeft opgeworpen, wordt zij daarin niet gevolgd. Artikel 128 lid 3 Rv bepaalt weliswaar dat alle excepties en het antwoord ten principale tegelijk naar voren dienen te worden gebracht, maar deze regel strekt er slechts toe te voorkomen dat excepties worden opgeworpen, nadat voor antwoord is geconcludeerd.
6.5.
Gelet op dit alles zal de rechtbank bepalen dat de zaak weer op de rol van 14 juni 2023 zal komen voor conclusie van antwoord aan de zijde van Dyecoo c.s.

7.De beslissing

De rechtbank
in het incident
7.1.
wijst de vorderingen af,
7.2.
veroordeelt Dyecoo c.s. in de proceskosten, aan de zijde van CO2 Textile c.s. vastgesteld op € 598,00,
7.3.
veroordeelt Dyecoo c.s. in de na dit vonnis aan de zijde van CO2 Textile c.s. ontstane nakosten, vastgesteld op:
- € 173,00 aan salaris advocaat,
- te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden en Dyecoo c.s. niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan, met een bedrag van € 90,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis,
7.4.
verklaart de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
7.5.
bepaalt dat de zaak weer op de rol van
14 juni 2023zal komen voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.F. de Groot, rechter, bijgestaan door mr. L.J.P.C. Silven, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2023.