ECLI:NL:RBAMS:2023:296

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 januari 2023
Publicatiedatum
26 januari 2023
Zaaknummer
13-233653-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met bedreiging met geweld van lachgasflessen

Op 26 januari 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal van lachgasflessen, vergezeld van bedreiging met geweld. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 24 april 2022, waarbij de verdachte de aangever, een lachgasbezorger, bedreigde met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en vervolgens vier lachgasflessen uit zijn auto ontvreemde. De rechtbank heeft het bewijs beoordeeld, waaronder DNA-sporen en getuigenverklaringen, en kwam tot de conclusie dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastelegging. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de aangever en de getuige consistent en betrouwbaar waren, en dat de verdachte niet in staat was om een overtuigende verdediging te bieden. De rechtbank legde een taakstraf van 160 uur op, alsook een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden met bijzondere voorwaarden, waaronder meldplicht bij de reclassering en deelname aan diagnostisch onderzoek. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de impact op de aangever, maar hield ook rekening met de jonge leeftijd van de verdachte en zijn bereidheid om hulp te zoeken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/233653-22 (Promis)
Datum uitspraak: 26 januari 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [land van herkomst] ) op [geboortedag] 2002,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 januari 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. P.L.J. Smit en van wat verdachte en zijn raadsman mr. B.C. Swier naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
diefstal van lachgasflessen met bedreiging met geweld tegen [aangever 1] op 24 april 2022 te Amsterdam.
De tekst van de volledige tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit.
Zij heeft daarbij gewezen op de aangifte van [aangever 1] (hierna [aangever 1] ), de verklaring van [aangever 2] (hierna [aangever 2] ) en de bevindingen van de ter plaatse verschenen verbalisanten. Dat verdachte de overvaller was, leidt de officier van justitie af uit een match tussen DNA-sporen aangetroffen in de bij het feit gebruikte auto –
waaronder ophet stuur, de versnellingspook en de deur van de auto – en het DNA-profiel van verdachte. Daarnaast zijn er DNA-sporen aangetroffen die matchen met het DNA-profiel van verdachte op een in de auto gevonden telefoon. Deze telefoon is gekoppeld aan het telefoonnummer van verdachte en deze telefoon maakte ten tijde van het delict gebruik van een zendmast in de buurt van het plaats delict. Ook voldoet verdachte aan de omschrijving die de verbalisanten hebben gegeven van de bestuurder van de auto die zij hebben zien wegrennen. [aangever 2] heeft verder verklaard dat het verdachte – die hij herkende van een foto – was met wie hij die dag was toen hij wachtte op de lachgasbezorgeren in het huis waar verdachte verbleef is een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aangetroffen.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft primair vrijspraak bepleit. De verklaring van [aangever 2] moet buiten beschouwing worden gelaten omdat die niet betrouwbaar is. Daardoor kan het feit niet bewezen worden. Subsidiair heeft de verdediging bepleit dat in ieder geval geen gekwalificeerde diefstal bewezen kan worden, omdat aangever [aangever 1] niet duidelijk heeft verklaard over hoe de bedreiging heeft plaatsgevonden. Ook komt het (nep) vuurwapen dat tijdens de doorzoeking is aangetroffen niet overeen met de beschrijving van het vuurwapen zoals door [aangever 1] gegeven.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen in het dossier het volgende vast.
Aangever [aangever 1] heeft verklaard dat hij op 24 april 2022 op de openbare weg aan [straatnaam] te Amsterdam is bedreigd en beroofd door een persoon die lachgas bij hem had besteld. [aangever 1] heeft verklaard dat hij bij [straatnaam] de auto zag staan bij wie hij moest zijn en dat hij de twee inzittenden van de auto herkende van een bestelling eerder die dag. [aangever 1] heeft verklaard dat de bestuurder van de auto is uitgestapt en hem heeft bedreigd door hem een openstaand heuptasje met daarin een op een vuurwapen gelijkend voorwerp te tonen en de loop van dit wapen in zijn richting te houden. Vervolgens heeft deze persoon uit de auto van aangever vier lachgasflessen gepakt, tegen [aangever 1] gezegd: ‘ik gebruik het gewoon’ en is hij met de flessen weggelopen en samen met de bijrijder in de auto weggereden. Aangever [aangever 1] is achter de auto aangereden en heeft direct de politie gebeld. De politie heeft de auto klemgereden en op aanwijzen van aangever ter plaatse één persoon – [aangever 2] – aangehouden. De andere persoon is weggerend en wist te ontkomen. Aangever [aangever 1] heeft bij de aanhouding van [aangever 2] verklaard dat [aangever 2] één van de overvallers was, maar dat de persoon die hem daadwerkelijk had beroofd was weggerend. In de auto werden onder andere lachgasflessen en een iPhone aangetroffen.
De aangifte van [aangever 1] wordt ondersteund door de verklaring van [aangever 2] . [aangever 2] heeft verdachte aangewezen als de persoon met wie hij in de auto zat op 24 april 2022 en die de lachgastanks uit de auto van de lachgasbezorger heeft gepakt. [aangever 2] heeft in zijn beide verhoren de voornaam van verdachte genoemd en heeft in zijn laatste verhoor verdachte herkend van een politiefoto.
Anders dan de verdediging heeft bepleit, acht de rechtbank de verklaring van [aangever 2] ten aanzien van de betrokkenheid van verdachte niet onbetrouwbaar. [aangever 2] heeft op dit punt consistent verklaard. Daarnaast wordt de verklaring van [aangever 2] ondersteund door verschillende andere bewijsmiddelen. Zo is de in de auto aangetroffen iPhone door de politie onderzocht en blijkt uit de politiesystemen dat het telefoonnummer van deze telefoon is gekoppeld aan verdachte. Op de iPhone is daarnaast een DNA-profiel gevonden. Dit profiel is onderzocht en het NFI concludeert dat het meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker is dat de bemonsteringen DNA van verdachte en twee willekeurige andere personen bevatten, dan wanneer de bemonsteringen DNA bevatten van drie willekeurige onbekende personen. De rechtbank stelt op basis hiervan vast dat de gevonden iPhone toebehoort aan verdachte. Verder is uit onderzoek aan deze iPhone gebleken dat er veelvuldig telefonisch contact is geweest tussen verdachte en [aangever 2] . De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte en [aangever 2] elkaar kenden, hetgeen de herkenning van de politiefoto door [aangever 2] voor de rechtbank betrouwbaar maakt. Dat verdachte inderdaad in de auto heeft gezeten wordt mede ondersteund door in de auto aangetroffen DNA-profielen. Er zijn onder andere op het stuur, de versnellingspook, de handrem en de deurgreep aan de bestuurderszijde DNA-profielen verkregen. Ook deze DNA-profielen zijn onderzocht en ook ten aanzien van deze profielen concludeert het NFI dat het meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker is dat de bemonsteringen DNA bevatten van verdachte en een dan wel twee willekeurige onbekende personen dan wanneer de bemonsteringen DNA bevatten van twee dan wel drie onbekende willekeurige personen. Verdachte heeft voor een en ander geen verklaring gegeven. De rechtbank ziet ook daarom geen aanleiding te twijfelen aan de verklaring van [aangever 2] dat het verdachte is geweest met wie hij op 24 april 2022 in de auto zat.
De rechtbank ziet verder geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van [aangever 1] dat hij met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp is bedreigd. [aangever 1] heeft namelijk kort na de overval verklaard dat hij heel duidelijk de loop van een zilverkleurig vuurwapen zag in het tasje van verdachte. Dat dit wapen niet is aangetroffen toen verdachte enkele maanden later in de woning van zijn vader werd aangehouden, maakt dit niet anders. Anders dan de officier van justitie hecht de rechtbank overigens geen bewijswaarde aan het feit dat er in die woning een (anderkleurig) op een vuurwapen gelijkend voorwerp is aangetroffen.
Op basis van voornoemde bewijsmiddelen, tezamen en in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [aangever 1] onder bedreiging met geweld heeft beroofd van lachgasflessen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 24 april 2022 te Amsterdam op de openbare weg, te weten [straatnaam] , meerdere lachgasflessen die aan [aangever 1] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om ze zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen voornoemde [aangever 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken door
- naar voornoemde [aangever 1] toe te gaan en
- voornoemde [aangever 1] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp te tonen en
- de loop van het op een vuurwapen gelijkend voorwerp op voornoemde [aangever 1] te richten en
- voornoemde [aangever 1] dreigend de woorden toe te voegen: ‘Ik gebruik het gewoon’.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat een overval op een lachgaskoerier qua ernst en strafwaardigheid moet worden vergeleken met een overval op een winkel en heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Gedurende de proeftijd van 2 jaren moet verdachte zich houden aan de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de vergelijking van de officier van justitie niet opgaat en heeft verzocht om bij een eventuele strafoplegging te volstaan met de oplegging van een taakstraf al dan niet gecombineerd met een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met de voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft op 24 april 2022 aangever van vier lachgasflessen beroofd. Aangever is grote angst aangejaagd toen verdachte hem met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp toonde en vervolgens de lachgasflessen pakte. Aangever heeft hierover verklaard dat het feit een enorme indruk op hem heeft gemaakt en dat hij zich bedreigd voelde. Verdachte heeft getoond geen enkel respect te hebben voor andermans eigendom en slechts voor eigen gewin te willen gaan. Het gaat om een ernstig feit dat gevoelens van onvrede en angst oproept, niet alleen bij de aangever, maar ook in de samenleving.
De rechtbank heeft kennis genomen van het verslag van het schorsingstoezicht van de Reclassering Nederland en het verslag van [naam 1] , beiden van 10 januari 2023. Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van de e-mail van [naam 2] (toezichthouder bij Reclassering Nederland) van 11 januari 2023. Hieruit blijkt dat verdachte problemen ervaart op bijna alle leefgebieden. Hij heeft geen inkomen, geen stabiele huisvesting en er is sprake van schuldenproblematiek. Ook de sociale kringen waarin verdachte verkeert zijn zorgelijk. Verdachte pakt hulp echter met beide handen aan en is gemotiveerd. Uit het reclasseringsverslag volgt dat verdachte zich tijdens de schorsing goed aan de afspraken heeft gehouden. De reclassering ziet mogelijkheden om via interventies en toezicht de risico’s op herhaling te beperken en het gedrag van verdachte te veranderen. Daarom adviseert de reclassering een straf op te leggen met een voorwaardelijk deel met de volgende bijzondere voorwaarden: meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang en daarnaast een verplichting om mee te werken aan het realiseren van een dagbesteding en een stabiele financiële situatie.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank verder gekeken naar het strafblad van verdachte van 14 december 2022. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De rechtbank heeft ook gekeken naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting die de rechtbanken onderling hebben afgesproken in het ‘Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht’ (LOVS). Deze geven als uitgangspunt voor een straatroof met licht geweld of bedreiging met geweld, welk uitgangspunt de rechtbank het meest van toepassing vindt op het onderhavige feit, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden. Als strafverzwarende omstandigheid neemt de rechtbank mee dat de bedreiging plaats vond met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp.
Toch ziet de rechtbank aanleiding af te wijken van voornoemd uitgangspunt. Het strafrecht, in het bijzonder het opleggen van straffen en maatregelen, dient niet slechts een repressief, maar ook een preventief doel. Wezenlijk onderdeel van preventie is het terugdringen van de kans op recidive. Van belang is dat verdachte nog erg jong is, 19 jaar ten tijde van het feit, en dat het strafblad van verdachte (nu nog) beperkt is. De rechtbank acht het van groot belang dat verdachte zijn leven snel en goed op de rit krijgt. Gelet op het reclasseringsadvies, waarin een zorgelijk beeld van de situatie van verdachte wordt geschetst, is het opleggen van enkel een onvoorwaardelijke (gevangenis)straf hiertoe ontoereikend. Omdat verdachte zich gedurende zijn schorsing goed aan de voorwaarden heeft gehouden en verdachte op zitting heeft verklaard gemotiveerd te zijn om zijn gedrag te veranderen legt de rechtbank een deels voorwaardelijke straf op, met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
De rechtbank vindt een onvoorwaardelijke taakstraf van 160 uren, met aftrek van voorarrest naar de maatstaf van twee uren per dag, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden met een proeftijd van 2 jaar passend en geboden.
De rechtbank acht het noodzakelijk aan het voorwaardelijk deel van de straf, naast de door de reclassering geadviseerde voorwaarden, ook de bijzondere voorwaarde te koppelen dat verdachte dient mee te werken aan diagnostiek vanuit de GGZ of een soortgelijke instelling. Voor een zinvolle behandeling om het risico op herhaling terug te dringen is immers noodzakelijk dat er goed zicht wordt verkregen op de persoon van de verdachte. De rechtbank acht het daarom van belang dat wordt ingezet op diagnostiek. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard bereid te zijn daaraan mee te werken.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 312 van het Wetboek van Strafrecht.
9.
Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
160 (honderdzestig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast van
80 (tachtig) dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 (twee) uren per dag.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
4 (vier) maanden.
Beveelt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Meldplicht:
Veroordeelde meldt zich op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met veroordeelde opnemen voor de eerste afspraak.
Behandelverplichting en diagnostiek:
Veroordeelde werkt mee aan diagnostisch onderzoek en laat zich behandelen door de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start wanneer er plek is. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Huisvesting:
Veroordeelde verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start zodra er plek is. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
Financiën:
Veroordeelde geeft inzicht in zijn financiën en werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
Dagbesteding
Veroordeelde werkt mee in het vinden van een dagbesteding in de vorm van werk of het volgen van een opleiding of scholing.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F. Dekkers, voorzitter,
mrs. A.R. Vlierhuis en C.M. Mellema, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.F. Wormhoudt, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 januari 2023.