De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich in korte tijd schuldig gemaakt aan een reeks zedendelicten en aan twee bedreigingen. Het gaat in totaal om zes strafbare feiten gepleegd in iets meer dan een jaar tijd. Verdachte heeft medewerksters van [soort bedrijf] , [naam bedrijf 2] , aangerand door in de borst van een medewerkster te knijpen, hen vast te pakken en door rijdende bewegingen tegen het onderlichaam van een medewerkster te maken. Ook heeft hij een wildvreemde vrouw op straat aangerand door haar in haar billen te knijpen. Door zijn handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de aangeefsters. Verdachte heeft zijn eigen lustgevoelens vooropgesteld en zich nauwelijks iets aangetrokken van aangeefsters die hem meerdere malen hebben gevraagd om de [soort bedrijf] te verlaten. Deze gebeurtenissen hebben veel impact gehad op aangeefsters. Ook heeft verdachte een kassamedewerker bedreigd in een supermarkt en medepassagier in het openbaar vervoer. Ook deze gebeurtenissen hebben veel impact gehad op de aangevers. Uit de slachtoffer-verklaringen is gebleken dat de gebeurtenissen gevoelens van angst en onveiligheid hebben veroorzaakt bij de aangevers.
De persoon van verdachte
Zoals hiervoor onder 7 overwogen, blijkt uit de rapporten van de deskundigen dat verdachte leidt aan een autisme spectrum stoornis met recidiverende psychotische kenmerken in de vorm van een ongespecificeerde schizofreniespectrum of andere psychotische stoornis. Dit zijn ernstige stoornissen die moeilijk te behandelen zijn.
De autisme spectrum stoornis was aanwezig ten tijde van de bewezenverklaarde feiten en ligt daaraan ten grondslag. Ten tijde van het bewezenverklaarde feit in zaak B was er eveneens sprake van een psychose. Het risico op recidive van een geweldsdelict en/of zedendelict wordt hoog ingeschat, waarbij er sprake is van weinig beschermende factoren. Er is sprake van een afwezig tot beperkt ziektebesef en ziekte-inzicht.
8.3.1Motivering van de op te leggen maatregel
De deskundigen hebben in hun rapporten geconcludeerd dat het noodzakelijk is voor de beperking van de recidive om verdachte voor een langere tijd in een zeer gestructureerde, gespecialiseerde en forensische setting te behandelen. Hierbij is het noodzakelijk dat er voldoende externe dwang uitgeoefend kan worden om de noodzakelijke behandeling, waaronder medicatie, uit te kunnen voeren. Reguliere dwangmaatregelen in de GGZ hebben tot nu toe alleen tijdelijk en niet structureel geleid tot gedragsverandering.
Een voorwaardelijke straf(deel) onder toezicht van de reclassering met bijzondere voorwaarden heeft volgens de deskundigen een te groot risico dat betrokkene zich niet aan de behandelafspraken houdt, met name vanuit onvermogen. Behandeling en begeleiding wordt echter als noodzakelijk gezien om het hoge recidiverisico te verlagen. Indien betrokkene zich niet wil committeren aan behandeling/medicatie inname dan zou het realiseren van behandeling in het kader van een zorgmachtiging ook geen toegevoegde waarde bieden, aangezien dit reeds meerdere keren geprobeerd is.
Gelet op het feit dat bovenstaande kaders als onvoldoende worden inschat om het hoge recidiverisico te verlagen, wordt door beide deskundigen geadviseerd een tbs-maatregel op te leggen. Bij een tbs-maatregel met voorwaarden dient betrokkene besef te hebben van de voorwaarden en de intentie om zich hieraan te houden. De vraag is of hij dit inzicht heeft, en of dit niet juist ontbreekt vanwege zijn pathologie. Daardoor bestaat het risico dat hij niet in staat is zich aan de voorwaarden te houden. Ook dient hij zich meewerkend op te stellen om een tbs-maatregel met voorwaarden te doen slagen alsmede zich bewust te zijn van de consequenties van het overtreden van de voorwaarden. Door de deskundigen wordt ingeschat dat betrokkene vanwege zijn pathologie niet in staat kan worden geacht zich te houden aan voorwaarden, zodat beide deskundigen adviseren om een tbs-maatregel met dwangverpleging op te leggen.
Psychiater M.M. Sprock heeft ter terechtzitting haar advies tot oplegging van de tbs-maatregel met dwangverpleging gehandhaafd. Zij heeft ter terechtzitting toegelicht dat het op voorhand moeilijk is om te voorspellen hoe responsief verdachte zal zijn, maar dat behandeling van verdachte wel mogelijk is. De behandeling zal er vooral in bestaan om verdachte handvatten te bieden om met zijn gedrag om te gaan. Autisme is niet te genezen maar een tbs-maatregel zal worden gericht op het beperken van risicofactoren. De deskundige heeft herhaald dat indien verdachte vrijwillig wordt opgenomen, of op grond van een zorgmachtiging, het recidiverisico te groot is. Verder is voor de oplegging van een tbs-maatregel met voorwaarden het onvermogen van verdachte te groot.
Tenslotte heeft de rechtbank kennis genomen van het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 20 maart 2023, opgemaakt door [reclasseringsmedewerker] . Hierin blijkt dat de reclassering adviseert om een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. Reclassering ziet geen mogelijkheden om met interventies of toezicht binnen een voorwaardelijk strafdeel de risico's te beperken of het gedrag te veranderen. Reclassering sluit zich aan bij het advies van de deskundigen.
Conclusie
De rechtbank kan zich met de conclusies van de deskundigen verenigen en is van oordeel dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis in de vorm van een autisme spectrum stoornis met recidiverende psychotische kenmerken in de vorm van een ongespecificeerde schizofreniespectrum of andere psychotische stoornis.
Vervolgens ligt de vraag ter beantwoording voor of – ter bescherming van de maatschappij – een tbs-maatregel met dwangverpleging aangewezen is. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend. Niet alleen is gebleken dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis, maar ook dat sprake is van een groot recidivegevaar, gelet op de behandelgeschiedenis van verdachte en de conclusies van de deskundigen. Eerdere ingrepen hebben niet structureel geleid tot gedragsverandering. De deskundigen achten de kans op recidive van zowel gewelds- als zedendelicten hoog.
Om het gevaar voor recidive te kunnen beteugelen, om de problematiek van verdachte zoveel mogelijk te beperken en ter optimale bescherming van de maatschappij, is de rechtbank van oordeel dat alleen kan worden volstaan met een tbs-maatregel met dwangverpleging. De veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen eist het opleggen van die maatregel.
De bewezen verklaarde feiten in zaak A onder 1 en 2, zaak B, zaak C en zaak D betreffen misdrijven als genoemd in artikel 37a, eerste lid, onder 1, van het Wetboek van Strafrecht en/of misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld. Aan de wettelijke voorwaarden voor het kunnen opleggen van een tbs-maatregel is dan ook voldaan. Voor deze feiten wordt de maatregel opgelegd.
De rechtbank benadrukt verder nog dat de door de raadsvrouw van verdachte geponeerde stelling dat de oplegging van een tbs-maatregel met dwangverpleging een ‘ultimum remedium’ is, niet uit de wet volgt. Voor de vraag of een tbs-maatregel met dwangverpleging moet worden opgelegd dient te worden vastgesteld dat wordt voldaan aan de wettelijke eisen in artikel 37a en in artikel 37b van het Wetboek van Strafrecht. Het gaat daarbij om het opleggen van de meest passende maatregel in de specifieke situatie. De wet eist niet dat eerst een minder ingrijpende sanctie (straf of maatregel) moet worden opgelegd dan wel een vrijwillig of minder ingrijpend behandeltraject moet worden gevolgd alvorens de tbs-maatregel met dwangverpleging kan worden opgelegd. In dit geval is de rechtbank, met de officier van justitie, van oordeel dat zowel een zorgmachtiging, als een tbs-maatregel met voorwaarden geen passende, of adequate maatregel voor verdachte is. De rechtbank heeft er geen vertrouwen in dat verdachte kan worden behandeld op grond van een zorgmachtiging of binnen een kader met een voorwaardelijk karakter. Een tbs-maatregel met dwangverpleging biedt de benodigde garanties qua beveiliging, intensiviteit, effectiviteit en duur van de behandeling.
De duur van de tbs-maatregel is niet in tijd beperkt. De door verdachte begane misdrijven waren gericht tegen en veroorzaakten gevaar voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon. De terbeschikkingstelling kan dan ook de duur van vier jaren te boven gaan.
8.3.2Motivering van de op te leggen gevangenisstraf
In aanmerking genomen dat de rechtbank verdachte verminderd toerekeningsvatbaar acht voor de bewezen verklaarde feiten in zaken A, C en D en de strafbaarheid van verdachte hiervoor niet is uitgesloten, acht de rechtbank naast de tbs-maatregel met dwangverpleging oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf aangewezen. Omdat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie heeft gevorderd, komt zij tot een lagere straf dan geëist. Vanwege de aard en ernst van de strafbare feiten is gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met aftrek van voorarrest op zijn plaats.