ECLI:NL:RBAMS:2023:2941

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 mei 2023
Publicatiedatum
9 mei 2023
Zaaknummer
13/043446-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel van Spanje

Op 10 mei 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door Spanje. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1956, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland is en op dat moment gedetineerd was in een penitentiaire inrichting. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 26 april 2023 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. K. van der Schaft, aanwezig was, evenals de opgeëiste persoon en zijn raadsman, mr. R.A.E. Bunge.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. De opgeëiste persoon heeft verklaard dat zijn persoonsgegevens correct zijn en dat hij de Portugese nationaliteit heeft. Het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon nog negen maanden van zijn straf moet uitzitten, die is opgelegd door de Provinciale Rechtbank in Las Palmas de Gran Canaria. De rechtbank heeft overwogen dat de opgelegde vrijheidsstraf langer is dan vier maanden, wat vereist is voor een executieoverlevering.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de overlevering van de opgeëiste persoon aan Spanje kan plaatsvinden voor de feiten die in het EAB zijn omschreven. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en de rechters in het openbaar hebben geoordeeld. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, conform artikel 29, tweede lid, OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/043446-23
Datum uitspraak: 10 mei 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 9 maart 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 10 februari 2023 door
the Parole Court number 2 in The Canary Islands, Santa Cruz de Tenerife(Spanje) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 1956,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
uit andere hoofde gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [locatie],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 26 april 2023. Het openbaar ministerie heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman,
mr. R.A.E. Bunge, advocaat in Heeze, en door een tolk in de Portugese taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Portugese nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt:
  • een vonnis van 5 oktober 2016 van
  • een vonnis van 5 oktober 2016 van
  • een order to revoke probation van 1 februari 2023;
  • een
De rechtbank maakt uit de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 3 en 14 april 2023 op dat de datum van het vonnis van
the Provincial Court, Section 2, in Las Palmas de Gran Canariamoet zijn: 5 oktober 2015.
Uit de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit blijkt dat de overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen voor de duur van:
  • vier jaar en drie maanden (vonnis van 5 oktober 2016 van
  • zes jaar en zes maanden (vonnis van
door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straffen resteren volgens het EAB nog negen maanden.
De raadsman merkt op dat het strafrestant in het licht van de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit niet duidelijk is en dat daarom de overlevering moet worden geweigerd.
De officier van justitie stelt dat alleen de hoogte van de opgelegde straf relevant is
De rechtbank overweegt als volgt. In het EAB is onder rubriek c.2 melding gemaakt van de opgelegde straf en het deel van de straf dat de opgeëiste persoon na overlevering nog moet uitzitten. De duur van de opgelegde vrijheidsstraf is doorslaggevend, zo volgt uit artikel 2, eerste lid, Kaderbesluit 2002/584/JBZ. Er is sprake van een opgelegde vrijheidsstraf van een langere duur dan vier maanden, die vereist zijn voor een executieoverlevering. Er is dus voldaan aan artikel 7 OLW. Bij de executie van de straf in Spanje kan de opgeëiste persoon desgewenst een en ander aan de orde stellen.
De vonnissen betreffen de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB [3] en in de aanvullende e-mails van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 14 en 19 april 2023.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij de processen die tot de beslissingen hebben geleid. Uit aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 3 en 24 april 2023 blijkt dat dit geldt voor het vonnis van 5 oktober 2016 en het vonnis van 5 oktober 2015. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW is dus niet van toepassing op deze vonnissen.
Uit het EAB en de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit blijkt dat de opgeëiste persoon voorwaardelijk in vrijheid is gesteld en dat die voorwaardelijke invrijheidstelling is herroepen bij beslissing van 1 februari 2023.
Omtrent de toetsing van een dergelijke herroepingsbeslissing is op 23 maart 2023 door het Hof van Justitie van de Europese Unie gewezen arrest in de zaak
LU & PH(ECLI:EU:C:2023:235) van belang. In rechtsoverweging 68 wordt overwogen:
Uit een en ander volgt dat artikel 4 bis, lid 1, van kaderbesluit 2002/584, gelezen in het licht van de artikelen 47 en 48 van het Handvest, aldus moet worden uitgelegd dat wanneer de opschorting van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf naar aanleiding van een nieuwe strafrechtelijke veroordeling wordt herroepen en met het oog op de tenuitvoerlegging van die straf een Europees aanhoudingsbevel wordt uitgevaardigd, deze bij verstek gewezen strafrechtelijke veroordeling een „beslissing” in de zin van die bepaling vormt. Dat is niet het geval bij de beslissing tot herroeping van de tenuitvoerlegging van deze straf.
In rechtsoverweging 92 wordt verder overwogen:
Uit een en ander volgt dat
- artikel 4 bis, lid 1, van kaderbesluit 2002/584 aldus moet worden uitgelegd dat het de uitvoerende rechterlijke autoriteit toestaat om de overlevering van de gezochte persoon aan de uitvaardigende lidstaat te weigeren wanneer blijkt dat de procedure die heeft geleid tot een tweede, voor de uitvaardiging van het Europees aanhoudingsbevel bepalende, strafrechtelijke veroordeling van deze persoon bij verstek is gevoerd, tenzij het Europees aanhoudingsbevel wat die procedure betreft een van de in die bepaling, onder a) tot en met d), genoemde vermeldingen bevat.
Bij e-mail van 3 april 2023 heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit laten weten dat de herroepingsbeslissing niet is gegrond op een nieuwe strafrechtelijke veroordeling. Van een voor de uitvaardiging van het EAB bepalende, strafrechtelijke veroordeling bij verstek, die aan artikel 12 OLW getoetst zou moeten worden, is dus geen sprake. De herroepingsbeslissing valt niet onder de reikwijdte van artikel 12 OLW.

4.Strafbaarheid; feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 5, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Uit het EAB en de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 14 april 2023 volgt dat op deze feiten naar het recht van Spanje een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon],aan
the Parole Court number 2 in The Canary Islands, Santa Cruz de Tenerife(Spanje) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. R.A. Sipkens en L. Sanders, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.R. Eijsten, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 10 mei 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.