ECLI:NL:RBAMS:2023:294
Rechtbank Amsterdam
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om herroeping van echtscheidingsbeschikking en nevenvoorzieningen
Op 4 januari 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam een mondelinge uitspraak gedaan in een zaak tussen een man en een vrouw, die op 25 maart 2019 met elkaar zijn gehuwd en samen een minderjarig kind hebben. De man verzocht om herroeping van de echtscheidingsbeschikking van 8 december 2021, waarin onder andere nevenvoorzieningen waren vastgesteld. Hij stelde dat de vrouw bedrog had gepleegd, omdat hij niet had ingestemd met de echtscheiding en de inhoud van de stukken niet had gelezen. De vrouw betwistte dit en stelde dat zij samen met de man alle nevenvoorzieningen hadden besproken en akkoord bevonden.
De rechtbank oordeelde dat de man onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn stelling van bedrog. Hij had aanvankelijk beweerd dat zijn handtekening op de stukken was vervalst, maar tijdens de zitting verklaarde hij dat hij de stukken zelf had ondertekend. De rechtbank vond het niet aannemelijk dat de man niet wist wat hij tekende, vooral gezien eerdere communicatie waarin hij vroeg naar de originele stukken. De rechtbank concludeerde dat het verzoek van de man tot herroeping werd afgewezen, wat betekende dat de eerdere beschikking van 8 december 2021, inclusief de nevenvoorzieningen, van kracht bleef.
De rechtbank merkte op dat de afwijzing van het herroepingsverzoek ook betekende dat de door de man verzochte nevenvoorzieningen en het zelfstandig verzoek van de vrouw niet meer beoordeeld hoefden te worden. De man had bovendien te laat een wijziging van zijn verzoek ingediend met betrekking tot een zorgregeling voor het kind. De rechtbank benadrukte dat partijen vrij zijn om zelf afspraken te maken over de omgang met hun kind. De beslissing van de rechtbank houdt in dat de vrouw haar rechten ten aanzien van de woning kan doen gelden, nu de voorlopige voorziening in de kort geding procedure is beëindigd.