ECLI:NL:RBAMS:2023:294

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 januari 2023
Publicatiedatum
26 januari 2023
Zaaknummer
C/13/723935 / FA RK 22/6414
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herroeping van echtscheidingsbeschikking en nevenvoorzieningen

Op 4 januari 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam een mondelinge uitspraak gedaan in een zaak tussen een man en een vrouw, die op 25 maart 2019 met elkaar zijn gehuwd en samen een minderjarig kind hebben. De man verzocht om herroeping van de echtscheidingsbeschikking van 8 december 2021, waarin onder andere nevenvoorzieningen waren vastgesteld. Hij stelde dat de vrouw bedrog had gepleegd, omdat hij niet had ingestemd met de echtscheiding en de inhoud van de stukken niet had gelezen. De vrouw betwistte dit en stelde dat zij samen met de man alle nevenvoorzieningen hadden besproken en akkoord bevonden.

De rechtbank oordeelde dat de man onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn stelling van bedrog. Hij had aanvankelijk beweerd dat zijn handtekening op de stukken was vervalst, maar tijdens de zitting verklaarde hij dat hij de stukken zelf had ondertekend. De rechtbank vond het niet aannemelijk dat de man niet wist wat hij tekende, vooral gezien eerdere communicatie waarin hij vroeg naar de originele stukken. De rechtbank concludeerde dat het verzoek van de man tot herroeping werd afgewezen, wat betekende dat de eerdere beschikking van 8 december 2021, inclusief de nevenvoorzieningen, van kracht bleef.

De rechtbank merkte op dat de afwijzing van het herroepingsverzoek ook betekende dat de door de man verzochte nevenvoorzieningen en het zelfstandig verzoek van de vrouw niet meer beoordeeld hoefden te worden. De man had bovendien te laat een wijziging van zijn verzoek ingediend met betrekking tot een zorgregeling voor het kind. De rechtbank benadrukte dat partijen vrij zijn om zelf afspraken te maken over de omgang met hun kind. De beslissing van de rechtbank houdt in dat de vrouw haar rechten ten aanzien van de woning kan doen gelden, nu de voorlopige voorziening in de kort geding procedure is beëindigd.

Uitspraak

proces-verbaal
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugd
Zaak- en rekestnummers: C/13/723935 / FA RK 22/6414 (bodem)
C/13/724442 / FA RK 22-6657 (voorlopige voorzieningen)
Proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 4 januari 2023 tevens houdende een mondelinge uitspraak
in de zaak van:
[de man] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. D.G. Peters, gevestigd te Amsterdam,
tegen
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. D.H. Bialkowski, gevestigd te Amsterdam.
De zaak is behandeld tijdens de mondelinge behandeling achter gesloten deuren op 4 januari 2023.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de bodemprocedure met zaak- en rekestnummer: C/13/723935 / FA RK 22-6414 blijkt uit:
- het verzoekschrift van de man, ingekomen op 12 oktober 2022;
- het verweerschrift van de vrouw;
- het F9-formulier d.d. 11 november 2022 met producties van de vrouw;
- het F9-formulier d.d. 28 november 2022 met productie van de vrouw;
- het aanvullend verzoek van de vrouw;
- de e-mail d.d. 19 december 2022 met productie van de vrouw;
- het F9-formulier d.d. 23 december 2022 met producties van de vrouw.
1.2.
Vanwege de onderlinge samenhang is eveneens de procedure voorlopige voorzieningen met zaak- en rekestnummer: C/13/724442 / FA RK 22-6657 behandeld.
1.3.
De zitting is gehouden in het gebouw van deze rechtbank op 4 januari 2023.
Tegenwoordig zijn mr. M.M. Breugem, kinderrechter en mr. E.W.K. Bosman, griffier.
Partijen zijn met hun advocaten voornoemd verschenen.
1.4.
Partijen hebben hun standpunten toegelicht en de vragen van de rechter beantwoord.
1.5.
Met instemming van partijen en na sluiting van de behandeling, heeft de rechter vervolgens de volgende mondelinge beschikking gegeven.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd op 25 maart 2019 te Amsterdam. Partijen hebben de Nederlandse nationaliteit.
2.2.
Partijen hebben samen een minderjarig kind [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2020 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige] .
2.3.
Bij beschikking van deze rechtbank van 8 december 2021 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken, het getekende ouderschapsplan bekrachtigd, het huurrecht van de voormalige echtelijke huurwoning aan de vrouw toegekend, is bepaald dat de inboedel van de voormalige echtelijke woning aan de vrouw toekomt en is tot slot bepaald dat de man – in de interne verhouding tussen partijen – draagplichtig is voor alle schulden.
De echtscheidingsbeschikking is op 20 december 2021 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand te Amsterdam, waardoor het huwelijk van partijen is ontbonden.
2.4.
Op 21 november 2022 heeft de rechtbank Amsterdam tussen partijen een vonnis in kort geding gewezen waarbij het uitsluitend gebruiksrecht van de voormalige echtelijke woning van partijen aan de man is toegekend totdat op zijn verzoek tot herroeping van de nevenvoorzieningen bij echtscheiding is beslist.

3.Het verzoek, verweer en zelfstandig verzoek

3.1.
De man verzoekt om de tussen partijen gegeven echtscheidingsbeschikking te herroepen ten aanzien van de nevenvoorzieningen en opnieuw rechtdoende te bepalen, dat:
- De man huurder zal zijn van de voormalige echtelijke woning;
- Ieder van partijen aansprakelijk is voor de eigen schulden en dat de gemeenschapsschulden (in de interne verhouding) bij helfte worden gedeeld;
- De inboedel van de woning in onderling overleg worden verdeeld en dat ieder houdt wat hij/zij onder zich heeft;
- Een omgangsregeling vast te stellen waarbij [minderjarige] elke zondag van 10:00 tot maandag 18:00 uur bij de man is, alsmede de helft van de vakanties en feestdagen.
Een en ander waarbij:
- De werking van de echtscheidingsbeschikking wordt opgeschort voor de duur van het geding.
En als voorlopige voorziening:
- Het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning voor de duur van het geding
- Een omgangsregeling vast te stellen waarbij [minderjarige] elke zondag van 10:00 tot maandag 18:00 uur bij de man is, alsmede de helft van de vakanties en feestdagen.
3.2.
De vrouw voert verweer en verzoekt als zelfstandig tegenverzoek:
- Te bepalen, dat de man de woning zal verlaten en deze woning ter beschikking te stellen aan de vrouw binnen 5 dagen na afgifte van de beschikking met machtiging de vrouw, om wanneer de woning niet tijdig is ontruimd, de ontruiming zelf en voor rekening van de man te bewerkstelligen door middel van een deurwaarder.

4.De beoordeling

4.1.
De man heeft als grond voor de herroeping aangevoerd dat sprake is geweest van bedrog door de vrouw jegens hem gepleegd in de zin van artikel 283 sub a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
4.2.
Tussen partijen staat vast dat zij gezamenlijk een advocaat hebben ingeschakeld met het verzoek te scheiden van tafel en bed. Daarna is dit verzoek gewijzigd in een gezamenlijk verzoek tot echtscheiding. Dit verzoek is door de advocaat ingediend en uiteindelijk ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Volgens de man heeft de vrouw daarbij bedrog gepleegd omdat hij geen toestemming heeft gegeven voor de echtscheiding; hij verkeerde in de veronderstelling dat het om een scheiding van tafel en bed ging. Verder heeft hij niet ingestemd met het achterwege laten van een zorgregeling tussen [minderjarige] en hem en de bepaling dat hij alle schulden voor zijn rekening zou nemen onder vrijwaring van de vrouw.
4.3.
De rechtbank stelt voorop dat de man moet stellen, en zo nodig bewijzen, dat de vrouw jegens hem bedrog heeft gepleegd. In eerste instantie heeft de man aangevoerd dat zijn handtekening op de ingediende stukken, waaronder het verzoek tot echtscheiding en het ouderschapsplan, is vervalst. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de man echter verklaard wel zelf zijn handtekening te hebben gezet, maar de inhoud van de stukken niet te hebben gelezen omdat hij erop vertrouwde dat de inhoud was conform wat partijen bij de advocaat hadden besproken. In zijn visie betrof dit uitsluitend de scheiding van tafel en bed. Het bestrijdt dat hij wist dat een ouderschapsplan zou gelden waarin geen zorgregeling is opgenomen tussen hem en [minderjarige] en van een afspraak dat hij draagplichtig zou zijn voor alle schulden.
De vrouw heeft dit betwist, zij stelt dat partijen tijdens het gesprek bij de advocaat alle nevenvoorzieningen hebben doorgesproken en akkoord hebben bevonden. Voorts stelt zij dat partijen nadien samen hebben gekozen voor een echtscheiding in plaats van een scheiding van tafel en bed en zij uiteindelijk, nadat hun dochter naar bed was, aan de keukentafel de aangepaste stukken hebben gelezen en ondertekend. De vrouw heeft daarna de stukken bij de advocaat gebracht zodat hij het kon indienen.
4.4.
De rechtbank is van oordeel dat het door de man gestelde bedrog niet gebleken is. Tegenover de betwisting door de vrouw heeft de man onvoldoende gesteld. Het is opmerkelijk dat de man eerst stelt dat zijn handtekening op de ingediende stukken is vervalst, maar dat hij op zitting wel verklaard dat hij de stukken heeft ondertekend. De man stelt dan vervolgens dat hij niet wist wat hij tekende. Dit acht de rechtbank echter niet aannemelijk. Naast wat de vrouw hierover heeft aangevoerd, zijn daarbij van belang het whatsappbericht van 21 oktober 2021 van de man aan de vrouw waarin hij haar vraagt naar de originele, te ondertekenen stukken, zodat hij ‘weet waarvoor hij tekent’, de diverse e-mails van de toenmalige advocaat van partijen aan beide partijen met als onderwerp ‘echtscheiding’ en tot slot de e-mail van de man van 16 februari 2022 aan de advocaat waarin hij hem bedankt voor het indienen van de stukken en het regelen van alles tot zover. Daar komt bij dat het ouderschapsplan van meet af aan onderdeel is geweest van het verzoekschrift en gesteld noch gebleken is dat dit is gewijzigd nadat de scheiding van tafel en bed werd omgezet in een verzoek tot echtscheiding. Voor zover er voor de man onduidelijkheden waren, had het op zijn weg gelegen om daarover vragen aan zijn toenmalige advocaat te stellen. Dat hij dat niet heeft gedaan, komt voor zijn rekening en risico en levert geen bedrog aan de zijde van de vrouw op. Dit alles brengt mee dat het verzoek van de man tot herroeping wordt afgewezen.
4.5.
De afwijzing van het verzoek tot herziening brengt mee dat de rechtbank niet meer toe komt aan de beoordeling van de door de man verzochte nevenvoorzieningen en het zelfstandige verzoek van de vrouw, door haar nader gespecificeerd als een nevenvoorziening.
Het door de man aan het einde van de mondelinge behandeling gedane verzoek om zijn oorspronkelijke verzoek te wijzigen in die zin, dat er ter wijziging van de beschikking van 8 december 2021 een zorgregeling tussen [minderjarige] en hem dient te worden vastgesteld, wordt eveneens afgewezen nu dit veel te laat is gedaan en er onvoldoende bekend is om een beslissing over een zorgregeling te kunnen nemen. Het staat partijen uiteraard vrij zelf afspraken te maken over de omgang tussen [minderjarige] en de man.
4.6.
De rechtbank wijst partijen er tot slot op dat deze beslissing meebrengt dat de bij beschikking van 8 december 2021 verzochte echtscheiding en nevenvoorzieningen, waaronder de toekenning van het huurrecht aan de vrouw, gewoon blijven gelden.
Met deze beslissing is eveneens een einde gekomen aan de in de kort geding procedure afgegeven voorlopige voorziening, zodat per heden de vrouw haar rechten ten aanzien van de woning kan doen gelden.
5. De beslissing:
De rechtbank
5.1.
wijst alle verzoeken af.
Waarvan proces-verbaal,
…………………………… ………………………………..
de griffier de rechter