ECLI:NL:RBAMS:2023:2918

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 maart 2023
Publicatiedatum
9 mei 2023
Zaaknummer
AMS 22 / 1733
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing WIA-uitkering wegens minder dan 35% arbeidsongeschiktheid na zorgvuldig medisch onderzoek

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Amsterdam het beroep van eiser tegen de beslissing van het UWV om zijn aanvraag voor een WIA-uitkering af te wijzen. Het UWV heeft de aanvraag afgewezen op basis van de vaststelling dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is, namelijk 30,33%. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het UWV heeft het besluit gehandhaafd. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV zorgvuldig onderzoek heeft verricht, waarbij zowel medische als arbeidskundige rapporten zijn betrokken. Eiser heeft zich ziekgemeld op 22 maart 2019 en heeft sindsdien een aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend. De rechtbank heeft de medische situatie van eiser op 19 maart 2021 beoordeeld en geconcludeerd dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiser niet in aanmerking komt voor een WIA-uitkering. De rechtbank heeft de argumenten van eiser, waaronder de claim van onzorgvuldig medisch onderzoek en onvoldoende onderbouwing van de beperkingen, verworpen. De rechtbank oordeelt dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiser op een overtuigende wijze heeft gemotiveerd en dat er geen reden is om aan de vastgestelde FML te twijfelen. Eiser heeft geen objectieve medische onderbouwing gepresenteerd voor verdergaande beperkingen. De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond, wat betekent dat hij geen recht heeft op de gevraagde uitkering.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/1733

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , uit Amsterdam, eiser

(gemachtigde: mr. S. Ettalhaoui),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, (hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: A.P. Prinsen).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de beslissing op bezwaar (hierna: bestreden besluit) van het UWV van 24 februari 2022. Het gaat om het besluit op de aanvraag van eiser om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
Het UWV heeft de aanvraag afgewezen omdat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven. De mate van arbeidsongeschiktheid is daarbij vastgesteld op 30,33%.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift, een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) en een rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B).
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiser heeft voor het laatst gewerkt als [functie] voor gemiddeld 41,07 uur per week. Op 22 maart 2019 heeft eiser zich ziekgemeld voor dit werk vanwege lichamelijke klachten.
2. Eiser heeft een aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet WIA gedaan. Het UWV heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiser op 19 maart 2021 voor 30,33% arbeidsongeschikt is en heeft daarom geweigerd om aan eiser een WIA-uitkering toe te kennen.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van deze beslissing gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts B&B van 24 februari 2022. De medische belastbaarheid van eiser is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 24 februari 2022.
5. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van deze beslissing gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige B&B van 24 februari 2022.

Wat vindt eiser

6. Eiser is het niet eens met het UWV. Hij verzoekt om de gronden van bezwaar als herhaald en ingelast te beschouwen. Eiser stelt dat hij ten minste 35% arbeidsongeschikt is. Hij stelt dat er sprake is van een onzorgvuldig medisch onderzoek. Eiser merkt op dat het medisch onderzoek voornamelijk is gebaseerd op het dossier, hij is slechts eenmaal persoonlijk onderzocht door een verzekeringsarts.
7. Daarnaast stelt eiser dat bij het bestreden besluit een deugdelijke motivering ontbreekt. Volgens eiser heeft de verzekeringsarts zijn medische beperkingen onderschat en zijn de functionele beperkingen om arbeid te verrichten onvoldoende onderbouwd. Eiser stelt dat hij lijdt aan het Failed Back Surgery Syndrome. Dit onderbouwt hij met medische stukken van een anesthesioloog-pijnspecialist. Voor deze rugklachten moet eiser mogelijk worden geopereerd. Naast de rugklachten ervaart eiser ook psychische klachten die veroorzaakt worden door de beperkingen die hij ervaart door de dagelijkse zenuwpijnen waaraan hij lijdt. Ook stelt eiser dat hij de verzekeringsarts tijdens het onderzoek heeft laten zien in welke posities hij zijn rug en nek kan bewegen en dat er geen sprake is van inconsistenties zoals de verzekeringsarts heeft gesteld. De verzekeringsarts heeft volgens hem ten onrechte de conclusie getrokken dat hij zijn nek en rug kan bewegen. Eiser stelt zich op het standpunt dat er sprake is van een eindtoestand met een chronisch pijnsyndroom, waarbij behandelingen niet meer ten doel hebben te genezen of te verbeteren, maar om de klachten draaglijk te houden. De behandelingen die eiser heeft ondergaan hebben namelijk niet tot een duurzame positieve verandering geleid en eiser heeft van zijn behandelaars begrepen dat hij vanuit medisch oogpunt geen duurzame verandering in zijn praktische belastbaarheid hoeft te verwachten.
8. Doordat zijn medische beperkingen zijn onderschat is de vastgestelde FML niet passend bij zijn belastbaarheid. Eiser stelt dat hij de in de FML opgenomen dynamische handelingen, met betrekking tot de items buigen, frequent buigen tijdens werk, torderen, duwen en trekken, tillen tijdens werk, dragen tijdens werk en lopen vanwege zijn medische beperkingen niet kan verrichten zonder pijn. Ook stelt eiser dat hij meer beperkt is voor de items lopen tijdens werk, trappenlopen, klimmen en knielen of hurken. Wat betreft de rubriek statische houdingen stelt eiser dat hij meer beperkt is voor de items zitten, zitten tijdens werk, staan, gebogen en/of getordeerd actief zijn en afwisseling van houding. Daarnaast stelt eiser dat een urenbeperking moet worden aangenomen. Eiser ervaart de gehele dag pijn en slaapt ook slecht, hierdoor heeft hij last van duizeligheid, vermoeidheid, hoofdpijn, concentratieproblemen en prikkelbaarheid. Daarbij stelt eiser dat uit de Standaard Duurbelastbaarheid in Arbeid blijkt dat een urenbeperking bij pijnsyndromen en bij chronische pijnen kan worden aangenomen. Verder is eiser van mening dat er beperkingen moeten worden opgelegd voor de problematiek in zijn schouder, nek, hoofd, armen en handen als gevolg van de pijnscheuten die hij voelt.
9. Eiser acht zich met de door hem geclaimde verdergaande beperkingen niet in staat de geduide functies te verrichten. Hij kan de functie van Samensteller kunststof (SBC-code 271130) niet uitoefenen omdat hij beperkt is ten aanzien van torderen en hoofdbewegingen maken. Hij kan de functie van Textielproductenmaker (SBC-code 111160) niet uitoefenen omdat van belang is dat hij geen zwaar rugbelastende werkzaamheden uitvoert, hij kan niet zwaar tillen en dragen. De functies van Productiemedewerker industrie (SBC-code 111180) en Wikkelaar (SBC-code 267053) zijn volgens eiser ongeschikt omdat hij last heeft van tintelingen in zijn armen en handen waarbij ook sprake is van krachtverlies. Daarnaast heeft hij last van hoofdpijn en concentratieproblemen als gevolg van zenuwpijn.

Wat vindt de rechtbank

10. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser geen recht heeft op een uitkering omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegenin heeft gebracht. De rechtbank wil hierbij benadrukken dat het in deze uitspraak gaat om de medische toestand van eiser op 19 maart 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
11. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiser op 19 maart 2021 voor 30,33% arbeidsongeschikt is en dus geen recht heeft op een WIA-uitkering. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
12. Voor zover eiser in zijn beroepschrift verwijst naar dat wat hij in bezwaar heeft aangevoerd, overweegt de rechtbank dat het aan eiser is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom hij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiser zal dus moeten aanvoeren waarom hij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop zal de rechtbank de beoordeling van het beroep plaatsen in het licht van de in beroep nader uitgewerkte gronden en niet in het licht van hetgeen in bezwaar is aangevoerd.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
13. Anders dan eiser is de rechtbank van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. De verzekeringsarts B&B heeft kennis genomen van het dossier en het bezwaar van eiser. De in het dossier aanwezige medische informatie heeft hij betrokken bij de beoordeling. Daarnaast heeft de verzekeringsarts B&B de klachten met eiser besproken tijdens een telefonische hoorzitting. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts B&B op een zorgvuldige en duidelijke manier alle naar voren gebrachte klachten heeft betrokken bij de medische beoordeling. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat verzekeringsarts B&B aspecten van de medische situatie van eiser heeft gemist.
14. Eiser merkt op dat het medische onderzoek voornamelijk is gebaseerd op het dossier. Hij is slechts eenmaal persoonlijk onderzocht door een verzekeringsarts. De rechtbank merkt hierover op dat als iemand tijdens de primaire beoordeling is gezien op een spreekuur door een verzekeringsarts, het in beginsel niet vereist is dat voor de beslissing op bezwaar ook een spreekuur met een verzekeringsarts B&B plaatsvindt. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het onderzoek niet onzorgvuldig enkel en alleen omdat er geen spreekuur in bezwaar heeft plaatsgevonden.
De beoordeling van de belastbaarheid
15. De rechtbank is verder van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiser op 19 maart 2021 in het rapport van 24 februari 2022 op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd. De verzekeringsarts B&B stelt dat er sprake is van discrepantie tussen de forse mate waarin betrokkene klachten en beperkingen claimt en de bevindingen bij beeldvormend onderzoek. Dit kan volgens hem deels worden toegeschreven aan claimgedrag. Mogelijk speelt volgens hem ook inadequate coping in de zin van te sterke fixatie op lichamelijk sensaties en doorgeschoten pijnvermijdend gedrag een rol. Vanwege de aanwezige discrepantie is er volgens de verzekeringsarts B&B geen reden om eiser volledig te volgen in de geclaimde beperkingen. De verzekeringsarts B&B stelt dat eiser beperkt te achten is ten aanzien van belasting van lage rug, staan, lopen, zitten en trillingen op de rug. Volgens hem is hiermee voldoende rekening gehouden in de primaire FML. De verzekeringsarts B&B voegt aan deze FML enkele beperkingen toe. Vanwege toename van pijnklachten in de rug en het linkerbeen bij autorijden neemt hij een beperking op voor beroepsmatig vervoer. Daarnaast neemt hij een beperking op voor frequente deadlines en productiepieken omdat eiser meldt dat hij last heeft van prikkelbaarheid en wat geëmotioneerd sprak tijdens de hoorzitting. Wat betreft de klachten aan de schouder, arm en hand stelt de verzekeringsarts B&B dat uit de aanwezige medische gegevens geen pathologie blijkt van de schouders, arm en hand ten tijde van de datum in geding.
16. In het medisch rapport in beroep van 9 december 2022 concludeert de verzekeringsarts B&B dat er geen aanleiding is om op medische gronden een andere beslissing te nemen. Voor dit rapport heeft de verzekeringsarts B&B de door eiser in beroep ingediende medische informatie van de anesthesioloog-pijnspecialist en de beroepsgronden bestudeerd. Met betrekking tot de medische informatie stelt de verzekeringsarts B&B dat deze medische informatie, afgezien van de MRI-uitslag die hij al eerder heeft meegewogen, voornamelijk gegevens betreffen van na datum in geding. Het gaat volgens hem wel om dezelfde klachten, die men tevergeefs heeft proberen te behandelen met onder andere zenuwblokkades. Maar dit geeft volgens hem geen andere visie op de belastbaarheid. Een eventuele versmalling van de tussenwervelruimte is volgens hem een gegeven van na de datum in geding. Hetzelfde geldt voor eventuele verdere behandelplannen na herhaling van een MRI en de na de datum in geding gestarte medicatie. Ook de foto’s die eiser heeft ingediend zijn voor de verzekeringsarts B&B geen reden om meer beperkingen aan te nemen voor zijn rug- en nekklachten. Volgens hem past hetgeen wat eiser op de foto’s laat zien bij pijnvermijdend gedrag, waarin eiser volgens de verzekeringsarts B&B is doorgeschoten. Volgens de verzekeringsarts B&B is er geen medische onderbouwing voor het gestelde dat betrokkene zijn nek en rug niet kan bewegen. Wervels die ten opzichte van elkaar niet kunnen bewegen zijn aan de orde bij een spondylodese (een operatie waarbij wervels aan elkaar vastgezet worden) of bij een vergevorderd stadium van de ziekte van Bechterew waarbij wervels met elkaar vergroeid zijn. Hiervan is bij eiser geen sprake volgens de verzekeringsarts B&B. Wat betreft de psychische klachten stelt de verzekeringsarts B&B dat hij in bezwaar al rekening heeft gehouden met een weerslag van de fysieke klachten op de psychische gesteldheid. De beperkingen die volgens eiser in de FML moet worden opgenomen in onder andere de rubrieken dynamische handelingen en statische houdingen neemt de verzekeringsarts B&B niet op omdat dit niet wordt onderbouwd met nieuwe medische feiten. Wat betreft de stelling van eiser dat er sprake is van chronisch pijnsyndroom merkt de verzekeringsarts B&B op dat deze diagnose nog niet is gesteld door de curatieve sector, wat volgens hem ook niet zou leiden tot een andere visie op de belastbaarheid. De verzekeringsarts B&B heeft volgens de rechtbank hiermee voldoende uitgelegd waarom niet meer of andere beperkingen zijn aangenomen.
17. Eiser stelt dat vanwege zijn klachten een urenbeperking moet worden aangenomen. Uit de Standaard Duurbelastbaarheid in Arbeid blijkt volgens eiser ook dat bij pijnsyndromen en bij chronische pijnen een urenbeperking kan worden aangenomen. De verzekeringsarts B&B stelt in het rapport van 24 februari 2022 dat de Standaard Duurbelastbaarheid in Arbeid drie indicatiegebieden kent op basis waarvan een urenbeperking kan worden aangenomen, te weten energetisch, preventief en qua beschikbaarheid. Volgens hem is er bij eiser geen sprake van een aandoening die met belangrijke stoornissen in de energiehuishouding gepaard gaat, heeft eiser lichamelijke klachten waarmee rekening kan worden gehouden door de fysieke belasting in werk te verminderen en is evenmin sprake van een aandoening waarbij op voorhand moet worden gesteld dat betrokkene minder uren inzetbaar zou zijn. Ook is er door behandeling geen sprake van een verminderde beschikbaarheid waarvoor een urenbeperking moet worden aangenomen volgens de verzekeringsarts B&B. Wel begrenst de verzekeringsarts B&B de urenbelastbaarheid op 8 uur per dag en 40 uur per week en voegt hij een beperking toe voor nachtdiensten.
18. De rechtbank is zich ervan bewust dat eiser klachten ervaart, maar in de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiser zijn klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiser ervaren impact van zijn klachten op het dagelijks leven, merkt de rechtbank op dat er geen medisch objectieve onderbouwing is voor verdergaande beperkingen op 19 maart 2021.
19. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiser op 19 maart 2021 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten die in overeenstemming is met de voor hem vastgestelde medische belastbaarheid, zoals verwoord in de FML van 24 februari 2022.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
20. De arbeidsdeskundige B&B heeft op grond van de FML van 24 februari 2022 vastgesteld dat eiser niet geschikt is voor zijn eigen werk als [functie] , omdat deze functie zijn belastbaarheid overschrijdt. De arbeidsdeskundige B&B heeft functies gezocht die eiser in theorie nog wel kan uitvoeren. Dat heeft drie functies en één reservefunctie opgeleverd.
Het gaat om:
- ( SBC-code 271130) Samensteller kunststof;
- ( SBC-code 111160) Textielproductenmaker;
- ( SBC-code 111180) Productiemedewerker industrie.
En de reservefunctie (SBC-code 267053) Wikkelaar.
21. Eiser is van oordeel dat hij de geselecteerde functies niet kan uitoefenen gelet op zijn beperkingen. In de FML is ten onrechte niet opgenomen dat hij niet aanvullend beperkt is ten aanzien van het afwisselen van houding en dat hij moet kunnen vertreden. Ook stelt eiser dat de functie van Samensteller kunststof ongeschikt is omdat hij beperkt is ten aanzien van torderen en hoofdbewegingen. De functie Textielproductenmaker is ongeschikt omdat eiser niet zwaar kan tillen en niet zwaar kan dragen. De functies Productiemedewerker industrie en Wikkelaar kan hij niet uitoefenen omdat hij last heeft van tintelingen in zijn armen en handen waarbij er sprake is van krachtsverlies. Ook heeft hij last van hoofdpijn en concentratieproblemen als gevolg van de zenuwpijn.
22. De arbeidsdeskundige B&B heeft in zijn rapporten van 24 februari 2022 en 7 februari 2023 voldoende uitgelegd waarom deze functies geschikt zijn voor eiser. De arbeidsdeskundige B&B heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk. De stelling van eiser dat hij de functies gezien zijn klachten en beperkingen niet kan verrichten is in feite ook gericht tegen de door de verzekeringsarts B&B vastgestelde FML van 24 februari 2022. De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat er geen reden is om aan die vaststelling te twijfelen.
23. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiser op 19 maart 2021 met de middelste van de drie geduide functies 69,67% kan verdienen van het loon dat hij voorheen verdiende met zijn eigen werk, zodat hij voor de overige 30,33% arbeidsongeschikt is.

Conclusie en gevolgen

24. Het UWV heeft terecht geweigerd om eiser per 19 maart 2021 een WIA-uitkering toe te kennen omdat hij per die datum voor minder dan 35% arbeidsongeschikt is, namelijk 30,33%.
25. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt, worden de door hem gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 30 maart 2023 door mr. R.J. van Lochem, rechter, in aanwezigheid van mr. J.G.M. Koning, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.