ECLI:NL:RBAMS:2023:2917

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 mei 2023
Publicatiedatum
9 mei 2023
Zaaknummer
C/13/732489 / HA ZA 23-374
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing provisionele vorderingen in arbeidszaak tussen Stichting Atria en voormalig directeur

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Amsterdam, heeft de rechtbank op 3 mei 2023 uitspraak gedaan in een arbeidszaak tussen Stichting Atria en haar voormalig directeur, [eiseres]. De procedure omvatte een afwijzing van provisionele vorderingen van beide partijen. De eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M.L. Sterrenberg, vorderde onder andere doorbetaling van haar salaris en inzage in een rapport van Hoffmann over grensoverschrijdend gedrag. De gedaagde, Stichting Atria, voerde aan dat de arbeidsovereenkomst van [eiseres] op 5 december 2022 rechtsgeldig was vernietigd op basis van bedrog en dat zij aanspraak maakte op terugbetaling van onrechtmatig verkregen loon. Tijdens de mondelinge behandeling op 12 april 2023 werd vastgesteld dat de kantonrechter niet bevoegd was en de zaak werd verwezen naar de handelskamer. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende zekerheid was over de rechtsgeldigheid van de vernietiging van de arbeidsovereenkomst en dat de vorderingen van beide partijen niet konden worden toegewezen. De rechtbank benadrukte dat er een grondig onderzoek nodig was naar de feiten en omstandigheden voordat een definitief oordeel kon worden geveld. De zaak zal worden voortgezet met een conclusie van antwoord van Atria, die uiterlijk op 31 mei 2023 moet worden ingediend.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht

Vonnis van 3 mei 2023

in de zaak met zaaknummer / rolnummer: C/13/732489 / HA ZA 23-374

[eiseres]

wonende te [woonplaats]
eiseres in conventie
verweerster in reconventie
gemachtigde: mr. M.L. Sterrenberg
t e g e n

Stichting Atria, kennisinstituut voor emancipatie en vrouwengeschiedenis

gevestigd te Amsterdam
gedaagde in conventie
eiseres in reconventie
gemachtigde: mr. H.A. van Hapert
Partijen zullen hierna [eiseres] en Atria genoemd worden.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 1 februari 2023, met producties, tevens houdende een provisionele vordering ex artikel 223 Rechtsvordering (verder de voorlopige voorziening);
  • de conclusie van antwoord in de voorlopige voorziening, met producties;
  • de rolmededeling van de kantonrechter;
  • de akte wijziging eis in de voorlopige voorziening, tevens antwoord in reconventie en akte overlegging producties;
  • de dagbepaling mondelinge behandeling.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 12 april 2023. De zaak is gevoegd en dus gelijktijdig behandeld met de zaken tussen partijen met nummers 10355722 EA VERZ 23-179 (voorwaardelijk ontbindingsverzoek) en 10406530 EA VERZ 23-283 (toekenning vergoedingen bij einde arbeidsovereenkomst). De in die zaken overgelegde stukken worden geacht eveneens in onderhavige procedure te zijn ingebracht en omgekeerd.
[eiseres] is in persoon verschenen, vergezeld door haar gemachtigde en mr. C.N.M. Lahaije. Voor Atria zijn verschenen mw. [naam 1] , dhr. [naam 2] , mw. [naam 3] en mw. [naam 4] , allen lid van de Raad van Toezicht, vergezeld door de gemachtigde.
Ter zitting is door de kantonrechter geconstateerd, en door partijen bevestigd, dat de kantonrechter niet bevoegd is om van onderhavig geschil kennis te nemen, aangezien het gaat om de arbeidsovereenkomst van [eiseres] als statutair directeur van Atria. De zaak, die door de vorige gemachtigde van [eiseres] aanhangig was gemaakt en bij het team kanton bekend is onder zaaknummer 10339600 CV EXPL 23-2327, is ter zitting verwezen naar het team handelszaken van de Rechtbank Amsterdam. De mondelinge behandeling is vervolgens voortgezet door de handelsrechter. De eerderbedoelde gevoegde verzoeken zullen eveneens door de handelskamer van deze rechtbank worden behandeld (de nieuwe zaaknummers zijn respectievelijk: 732447 HA RK 23-122 en 732448 HA RK 23-123)
Partijen hebben daarna hun standpunten uitgebreid toegelicht, mede aan de hand van een pleitnota, en vragen beantwoord.
Ten slotte is vonnis in het incident (de provisionele vordering) gevraagd en is een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast:
1.1.
Atria is een stichting met (onder meer) als doel toonaangevend te zijn als landelijk en internationaal opererend kennisinstituut op het gebied van vrouwengeschiedenis en de emancipatie van vrouwen, in al hun diversiteit, en het bewerkstelligen van zowel gelijkwaardige gender- als etnische verhoudingen en het bevorderen van de naleving van internationale verdragen, afspraken en richtlijnen op het gebied van mensenrechten van vrouwen en gelijke behandeling.
1.2.
[eiseres] is door één van de bestuursleden van Atria benaderd om te solliciteren, hetgeen [eiseres] heeft gedaan. Daarbij heeft zij een uitgebreid CV meegestuurd. [eiseres] is vervolgens op 1 oktober 2019 in dienst getreden van Atria als (statutair) directeur bestuurder. Het laatstverdiende salaris bedraagt
€ 10.931,99 bruto per maand, inclusief vakantiegeld en eindejaarsuitkering.
1.3.
In artikel 1 van de arbeidsovereenkomst staat :

Van de Algemeen Directeur-Bestuurder wordt verwacht dat zij zich richt naar de binnen de stichting en met de Raad van Toezicht overeengekomen geldende gebruikelijke normen (…)
1.4.
In januari/februari 2022 heeft mediation over de verhouding tussen de Raad van Toezicht (verder RvT) van Atria en [eiseres] plaatsgevonden. Deze is zonder positief resultaat door [eiseres] beëindigd.
1.5.
De RvT heeft in de periode van december 2021 tot maart 2022 diverse meldingen ontvangen over het gedrag van [eiseres] , waaronder op 20 maart 2022 van de (externe) vertrouwenspersoon van Atria. De directeur emancipatie heeft Atria namens de Minister van OC&W op 11 april 2022 bericht dat zij verschillende signalen heeft ontvangen over een verstoord werkklimaat en verdeeldheid binnen de organisatie.
1.6.
Atria heeft vervolgens besloten dat er een (extern) onderzoek moest worden uitgevoerd. [eiseres] is betrokken bij de zoektocht naar een extern onderzoeksbureau en bij (het opstellen van) de onderzoeksopdracht, waarmee [eiseres] in april 2022 heeft ingestemd.
1.7.
Na ontvangst van verschillende offertes, welke op 25 mei 2022 zijn besproken in een bijeenkomst van [eiseres] en de RvT, is gekozen voor bureau Hoffmann.
1.8.
Op 27 mei 2022 heeft [eiseres] zich telefonisch ziekgemeld.
1.9.
Hoffmann is op 7 juli 2022 gestart met haar onderzoek naar (seksueel) grensoverschrijdend gedrag / intimiderend gedrag van, dan wel het niet integer handelen door [eiseres] .
1.10.
Per brief van 10 oktober 2022 heeft Hoffmann een vragenlijst aan [eiseres] voorgelegd. [eiseres] heeft daar op gereageerd.
1.11.
Op 1 november 2022 is [eiseres] niet verschenen op het (telefonische) spreekuur van de bedrijfsarts. Op 7 november 2022 is [eiseres] door Atria gesommeerd om haar re-integratieverplichtingen na te komen en is zij gewaarschuwd dat Atria het loon mag opschorten.
1.12.
Naast het externe onderzoek door Hoffman heeft ook een intern onderzoek door de tijdelijke voorzitter van de RvT mr. drs. [naam 5] (verder [naam 5] ) plaatsgevonden. Dit onderzoek zag op gebeurtenissen rond (mogelijke manipulatie van) het medewerkerstevredenheidsonderzoek (verder: het MTO), fondsenwerving en het CV van [eiseres] .
1.13.
Hoffmann heeft op 29 november 2022 aan Atria gerapporteerd.
1.14.
Bij brief van 5 december 2022 heeft Atria op de voet van artikel 3:49 BW de arbeidsovereenkomst met [eiseres] vernietigd op grond van bedrog, subsidiair dwaling. In de brief stelt Atria het (volgens haar grensoverschrijdende) gedrag van [eiseres] , het door [eiseres] wijzigen van de uitkomsten van het MTO, de onjuistheden in het CV van [eiseres] en het door [eiseres] niet beschikken over fondsenwervende kwaliteiten, aan de orde.
1.15.
Per brief van 6 december 2022 is [eiseres] door Atria opgeroepen voor een vergadering van de RvT van 22 december 2022, met op de agenda het (voorwaardelijk) ontslagbesluit van [eiseres] als statutair directeur.
1.16.
[eiseres] is door Atria op 13 en 15 december 2022 in de gelegenheid gesteld om het (ongecensureerde) rapport van Hoffmann en het interne rapport van [naam 5] in te komen zien. Zij noch haar advocaat hebben daarvan gebruik gemaakt.
1.17.
[eiseres] en haar gemachtigde hebben zich op 22 december 2022 ’s ochtends voor de vergadering van de RvT afgemeld en zijn niet verschenen.
1.18.
Tijdens de vergadering van de RvT op 22 december 2022 is het besluit tot voorwaardelijk ontslag van [eiseres] unaniem genomen. Bij e-mail van 27 december 2022 is het besluit aan [eiseres] kenbaar gemaakt.

Vordering in conventie

In de provisionele vordering ex artikel 223 Rv:
2. [eiseres] vordert allereerst bij wege van voorlopige voorziening in deze procedure dat Atria bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot:
a. betaling van het salaris van [eiseres] vanaf 5 december 2022 tot het moment dat de
arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn beëindigd, te vermeerderen met de
wettelijke verhoging;
b. het binnen 3 dagen na onderhavig vonnis overleggen van het volledige en niet
geanonimiseerde rapport van Hoffmann betreffende het onderzoek naar
grensoverschrijdend gedrag van [eiseres] , op straffe van een dwangsom van
€ 5.000,- per dag;
3. [eiseres] stelt hiertoe, kort samengevat en zakelijk weergegeven, dat geen sprake is van een vals CV, noch van enige andere steekhoudende redenen die de grondslag zouden kunnen vormen voor een buitengerechtelijke vernietiging van de arbeidsovereenkomst van 5 december 2022. Zij betwist de verwijten die haar worden gemaakt. Daarnaast was zij ten tijde van het ontslagbesluit van de RvT van 22 december 2022 arbeidsongeschikt, waardoor de arbeidsovereenkomst als gevolg van het ontslagverbod tijdens ziekte niet rechtsgeldig is geëindigd.
4. De vordering van [eiseres] zal voor het overige in de bodemzaak verder aan de orde komen.

Verweer en vordering in reconventie

In de provisionele vordering ex artikel 223 Rv:
5. Atria vordert harerzijds als voorlopige voorziening om [eiseres] te veroordelen om binnen twee dagen na het te wijzen vonnis via een persbericht en middels plaatsing op haar sociale media kanalen gedurende twee weken een verklaring te publiceren als volgt:
“Ten onrechte is door mij verklaard dat Stichting Atria geen hoor en wederhoor zou hebben toegepast bij mijn ontslag als voormalig directeur van Atria. Mijn onjuiste mededeling is door diverse opiniemakers en diverse media overgenomen. Daarmee heb ik ten onrechte de goede naam van Atria geschaad. ”Daarnaast vordert Atria veroordeling van [eiseres] om bij wege van voorschot aan Atria te voldoen éénderde deel van het door [eiseres] ontvangen sedert 1 oktober 2019 onrechtmatig verkregen loon.
6. Atria heeft aangevoerd, kort samengevat en zakelijk weergegeven, dat zij de arbeidsovereenkomst met [eiseres] terecht buitengerechtelijk heeft vernietigd. [eiseres] is aangenomen op basis van een vals CV, met daarop vermeld onjuiste opleidingen en werkervaring, terwijl zij wist dat juist die opleidingen voor Atria van doorslaggevend belang waren. Daarnaast doet Atria voor wat betreft haar opzegging van 22 december 2022 een beroep op de zogenoemde “15 april-arresten”, waaruit volgt dat ontslag als statutair directeur door de RvT ook het einde van de arbeidsovereenkomst ten gevolge heeft. De arbeidsongeschiktheid van [eiseres] staat daar niet aan in de weg, nu ten tijde van haar ziekmelding [eiseres] al wist dat haar ontslag aanstaande was. Op voorhand staat derhalve allerminst vast dat de vorderingen van [eiseres] in de bodemprocedure zullen worden toegewezen.
7. Het verdere verweer van Atria ten aanzien van de vorderingen van [eiseres] zullen in de bodemzaak nader aan de orde komen.
8. Hetgeen overigens door partijen in het kader van de provisionele vorderingen is aangevoerd komt, voor zover relevant, bij de beoordeling aan de orde.

Beoordeling

9. In deze zaak zullen allereerst de provisionele vorderingen worden beoordeeld. Daarmee is aan de orde de vraag of gelet op de thans bekende feiten en omstandigheden voorlopige voorzieningen dienen te worden getroffen voor de duur van het geding, zoals door [eiseres] en Atria gevraagd. Daarbij speelt de kans van slagen van de vorderingen van beide partijen in de bodemzaak een rol. Gezien de nauwe samenhang tussen de provisionele vorderingen in conventie en in reconventie zullen deze in het navolgende gezamenlijk worden besproken.
10. De rechtbank is van oordeel dat voorshands onvoldoende zeker is dat de arbeidsovereenkomst van [eiseres] op 5 december 2022
nietrechtsgeldig buitengerechtelijk is vernietigd. Daarnaast geldt dat het vennootschapsrechtelijk ontslag mogelijk ook het arbeidsrechtelijk einde van het dienstverband tot gevolg heeft,
indienalthans komt vast te staan dat [eiseres] ten tijde van haar ziekmelding wist of voorzag dat haar ontslag aanstaande was en dus sprake is van een tactische ziekmelding.
11. In dat verband wordt opgemerkt dat [eiseres] wist dat er een onderzoek zou gaan plaatsvinden naar vermeend grensoverschrijdend gedrag van haar zijde. Zij was betrokken bij de beginfase van het onderzoek, bestaande uit het benaderen van onderzoeksbureaus en het bespreken van de offertes daarvoor in een vergadering met de RvT. Na het benaderen van de onderzoeksbureaus en het opstellen van de onderzoeksvragen heeft [eiseres] zich ziekgemeld. Het was [eiseres] toen al bekend dat het onderzoek zich richtte op haar gedrag en handelen, en ook dat haar grensoverschrijdend gedrag verweten werd. [eiseres] stelt zich voorts op het standpunt dat het haar duidelijk was dat [naam 5] , aangesteld in april 2022, was aangesteld om [eiseres] weg te werken. Zij stelt zelf dat [naam 5] haar zou hebben medegedeeld dat er een onderzoek naar haar zou komen, dat “bloody en dirty” zou zijn.
12. Voor een juist en volledig beeld dat nodig is voor het rechterlijk oordeel dient een grondig onderzoek naar de feiten en omstandigheden rond zowel de gebeurtenissen rond het indiensttreden van [eiseres] bij Atria (haar CV en de door haar in dat verband gedane uitlatingen), als de ziekmelding van [eiseres] en de gestelde gedragingen plaatsvinden, alvorens de rechtbank een oordeel kan vellen over de buitengerechtelijke vernietiging van de arbeidsovereenkomst op 5 december 2022, danwel het ontslag van 22 december 2022. Dat betekent dat de provisionele vordering tot doorbetaling van het salaris thans nog niet kan worden toegewezen.
13. Voor wat betreft de provisionele vordering in reconventie geldt het volgende. Atria baseert haar vordering tot terugbetaling van het salaris vanaf datum indiensttreding op de buitengerechtelijke vernietiging van de arbeidsovereenkomst van 5 december 2022. Buiten de vraag of het in geval van de buitengerechtelijke vernietiging van een arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd is om (een gedeelte van) het uitgekeerde salaris terug te vorderen, nu immers de door [eiseres] verrichtte prestaties niet meer ongedaan kunnen worden gemaakt en niet althans (nog) onvoldoende is toegelicht dat deze prestaties geen of weinig waarde vertegenwoordigen, geldt aldus dat naar voorlopig oordeel nog onvoldoende vaststaat dat de buitengerechtelijke vernietiging van de arbeidsovereenkomst per 5 december 2022 standhoudt. Hoewel vaststaat dat [eiseres] geen ‘gender studies’ heeft gestudeerd terwijl dat wel op haar CV staat (volgens [eiseres] zelf bestond die studie toen nog niet) en evenmin vaststaat dat de door haar op haar CV opgenomen werkervaring juist is, is niet betwist dat Atria bij aanvang van de arbeidsovereenkomst wel enig onderzoek heeft laten doen naar [eiseres] en haar CV. De vraag is dan ook of de thans geconstateerde onjuistheden niet al bekend waren bij Atria, en ook of de (mogelijk bewezen) onjuistheden nu nog tot buitengerechtelijke vernietiging kunnen leiden. Dat de buitengerechtelijke vernietiging terecht is ingeroepen is op dit moment derhalve eveneens onvoldoende zeker, zodat de vordering van Atria tot (een voorschot op) het terugbetalen van het betaalde salaris dient te worden afgewezen.
14. Wat resteert in conventie is de vordering van [eiseres] tot het verstrekken van het Hoffmann rapport zonder anonimisering van diverse stukken. Naar de rechtbank begrijpt ziet dit met name op de meldingen die in de periode van december 2021 tot en met maart 2022 zijn gedaan, die vergaand geanonimiseerd zijn overgelegd. Voorshands is de rechtbank van oordeel dat [eiseres] geen aanspraak kan maken op het overleggen van een niet-geanonimiseerde versie van de stukken. Atria heeft [eiseres] meermaals de gelegenheid geboden om het rapport in te zien. Gesteld noch gebleken is dat de versie die voor haar klaarlag om in te zien ook geanonimiseerd was, zodat het ervoor moet worden gehouden dat zij kennis had kunnen nemen van het volledige rapport. Zowel Atria als de klagers hebben er belang bij dat de bij Hoffmann afgelegde verklaringen niet naar buiten komen zonder dat deze in enige mate geanonimiseerd zijn. Daarbij wordt evenwel opgemerkt dat de rechtbank enkel beschikt over het geanonimiseerde exemplaar, zodat zij enkel die versie zal kunnen betrekken in haar besluitvorming in de bodemprocedure.
15. Tot slot heeft Atria in reconventie de publicatie van een rectificatie gevorderd, te plaatsen op de eigen social media kanalen van [eiseres] . Deze vordering leent zich niet voor behandeling als voorlopige voorziening. Niet alleen ontbreekt een spoedeisend belang en betreft het in wezen geen voorziening voor de duur van de procedure, maar tevens is ook hiervoor nader onderzoek vereist. Deze vordering wordt dan ook afgewezen.

Voortzetting procedure

16. Alvorens te beslissen over voortzetting van de procedure(s) overweegt de rechtbank dat in deze zaak c.q. zaken louter verliezers zijn. Het komt de rechter voor dat partijen er goed aan doen gezamenlijk en in onderling overleg ervoor te zorgen dat de schade aan beide kanten zoveel als mogelijk beperkt wordt. Dat lijkt verstandig in beider belang.
16. Nu hiervoor is beslist op de provisionele vorderingen over en weer, dient thans te worden beoordeeld op welke wijze de bodemprocedure zal worden voortgezet. In die bodemprocedure is tot op heden nog geen conclusie van antwoord genomen, nu de conclusie van antwoord zoals is ingediend enkel te gelden heeft als conclusie van antwoord in de provisionele vordering. [eiseres] heeft bezwaar gemaakt tegen het alsnog nemen van een conclusie van antwoord, maar dit bezwaar wordt verworpen. De communicatie omtrent het indienen van een conclusie van antwoord in de hoofdzaak is vanuit de griffie van de rechtbank onvoldoende duidelijk geweest. Atria mag daar geen nadeel van ondervinden. Atria zal daarom in de gelegenheid worden gesteld nog een conclusie van antwoord in de hoofdzaak te nemen. Atria zal daarvoor een termijn worden gegund van 4 weken, waarvan zij evenwel géén uitstel meer zal krijgen.
16. Op 4 mei 2022 wordt in de hiervoor genoemde verzoekschriftprocedures beschikking gewezen, waarin wordt bevestigd dat die zaken eveneens door de handelsrechter worden behandeld, en waarvan de inhoudelijke beoordeling zal worden aangehouden omdat die afhankelijk is van de feiten zoals die in onderhavige procedure zullen komen vast te staan.
16. De beslissing omtrent de proceskosten van de provisie zal worden aangehouden tot de eindbeslissing.

BESLISSING

De rechtbank:
In de provisie:
wijst de vorderingen over en weer af;
In de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rol voor de conclusie van antwoord zijdens Atria, te nemen op 31 mei 2023, waarvoor geen verder uitstel zal worden verleend;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.V. Ulrici, bijgestaan door mr. J. Higler-Huisman, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2023.