ECLI:NL:RBAMS:2023:2893

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 april 2023
Publicatiedatum
8 mei 2023
Zaaknummer
13/752318-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek schadevergoeding vanwege onterecht ondergane vrijheidsbeneming in overleveringsprocedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 19 april 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot schadevergoeding van verzoeker, die onterecht in Nederland was vrijheidsbenomen in het kader van een overleveringsprocedure. Verzoeker, geboren in Marokko, had op 8 april 2022 een verzoek ingediend voor schadevergoeding wegens de vrijheidsbeneming die volgde op een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 26 november 2021 was uitgevaardigd door de Duitse autoriteiten. Verzoeker werd op 29 november 2021 aangehouden en verbleef 31 dagen in detentie, totdat de officier van justitie op 4 februari 2022 de vordering tot overlevering introk, wat leidde tot de beëindiging van de detentie.

De rechtbank oordeelde dat, hoewel er strikt genomen geen sprake was van een weigering van de overlevering, de omstandigheden van de zaak rechtvaardigden dat verzoeker een schadevergoeding werd toegekend. De rechtbank concludeerde dat de detentie van verzoeker onterecht was, aangezien de vordering tot overlevering was ingetrokken. De officier van justitie had aangegeven dat het verzoek tot schadevergoeding kon worden toegewezen, en de rechtbank volgde dit standpunt. De rechtbank kende een schadevergoeding toe van € 3.100,- voor de ondergane vrijheidsbeneming en € 340,- voor de kosten van rechtsbijstand, totaal € 3.440,-.

De beslissing werd openbaar uitgesproken door de voorzitter en de rechters in aanwezigheid van de griffier. Verzoeker heeft het recht om binnen een maand na betekening van deze beschikking hoger beroep in te stellen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAMINTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/752318-21
RK nummer: RK 22/1928
BESCHIKKING
Op het verzoek tot schadevergoeding en de daarmee samenhangende vergoeding van kosten van rechtsbijstand ex artikel 67 van de Overleveringswet (hierna: OLW) in samenhang met artikel 533 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) van
[verzoeker] ,
geboren in [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedag] 1988,
ingeschreven in de Basisregistratie personen en verblijvend op het adres [adres] ,
hierna te noemen: verzoeker.

1.Procesgang

Bij schriftelijk verzoek, bij de rechtbank ingediend op 8 april 2022, heeft verzoeker vergoeding verzocht van de schade geleden ten gevolge van vrijheidsbeneming in de overleveringsprocedure, die is geëindigd met de intrekking van de vordering ex artikel 23 OLW d.d. 4 februari 2022.
Het verzoek is tijdig ingediend en (mede daarom) ontvankelijk.

2.Voorgeschiedenis

De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
- Op 26 november 2021 is door de bevoegde Duitse rechterlijke autoriteit, een Europees aanhoudingsbevel (hierna: EAB) uitgevaardigd. Dit EAB strekte tot de aanhouding en overlevering van verzoeker aan Duitsland, in verband met een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek;
- Op 29 november 2021 is verzoeker op basis van voornoemd EAB aangehouden in Nederland en gedetineerd op grond van de OLW;
- Op 30 november 2021 heeft de officier van justitie een vordering ingediend tot het in behandeling nemen van het EAB.
- Op 29 december 2021 heeft de rechtbank de schorsing van de overleveringsdetentie van verzoeker bevolen per 30 december 2021;
Op 4 februari 2022 heeft de officier van justitie aan de rechtbank kennis gegeven dat de vordering van 26 november 2021 is ingetrokken. De rechtbank leidt uit het dossier af dat dit is gebeurd naar aanleiding van het intrekken van het EAB door de uitvaardigende justitiële autoriteit.

3.Verzoeken

Het verzoek strekt tot het toekennen van een vergoeding door de Nederlandse Staat van
- € 3.100,-
€ 3.100,-voor de ondergane vrijheidsbeneming van verzoeker in Nederland in de overleveringsprocedure, nader gespecificeerd:
  • 31 dagen Huis van Bewaring 31 x € 100,- = € 3.100,-
  • 340,-- voor indiening van het verzoekschrift.

4.Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft schriftelijk laten weten dat het verzoek kan worden toegewezen.

5.Oordeel van de rechtbank

In de onderhavige zaak is strikt genomen geen sprake van weigering van de overlevering door de rechtbank. De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat vergoeding van schade die is geleden als gevolg van vrijheidsbeneming op grond van de Overleveringswet toch op zijn plaats is. De officier van justitie heeft immers op 4 februari 2022 de vordering op grond van artikel 23 OLW tot het in behandeling nemen van het EAB ingetrokken (na intrekking van het EAB). Verzoeker heeft op dat moment in totaal 31 dagen in detentie gezeten op grond van de Overleveringswet.
Op grond hiervan moet de door verzoeker ondergane detentie achteraf beschouwd als onterecht ondergaan worden beschouwd.
Onder deze omstandigheden moet de intrekking van de vordering en het EAB voor de toepassing van artikel 67 lid 1 van de OLW worden gelijkgesteld met een weigering van de overlevering door de rechtbank.
Uit het gegeven dat achteraf is komen vast te staan dat verzoeker onterecht heeft vastgezeten, volgt in beginsel dat er gronden van billijkheid zijn om hem een schadevergoeding toe te kennen. Feiten of omstandigheden die erop duiden dat verzoeker verwijtbaar heeft gehandeld ten aanzien van zijn detentie of die anderszins afdoen aan de billijkheid van toekenning van een schadevergoeding zijn gesteld noch gebleken.
De rechtbank zal de verzochte schadevergoeding dan ook geheel toewijzen.

5.Beslissing

De rechtbank
WIJST TOEhet verzoek tot schadevergoeding ten bedrage van:
  • € 3.100,-vanwege vrijheidsbeneming van verzoeker in Nederland in de overleveringsprocedure.
  • € 340,-voor de kosten die in verband met het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift zijn gemaakt.
Deze beslissing is gegeven op 19 april 2023 en in het openbaar uitgesproken door
mr. A.J.R.M. Vermolen, voorzitter,
mrs. L. Sanders en A. Pahladsingh, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.D. Dijkstra, griffier.
Tegen deze beslissing staat voor verzoeker hoger beroep open, in te stellen ter griffie van deze rechtbank, binnen een maand na betekening van deze beschikking.
De rechtbank Amsterdam, Internationale rechtshulpkamer, beveelt de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van
€ 3.440,-(drieduizend, vierhonderd en veertig euro) op
IBAN/rekeningnummer
[rekeningnummer] bij de ING-bank
ten name van
Stichting Beheer Derdengelden Le Cocq & Partners Advocaten
onder vermelding van
“Schadevergoeding [verzoeker] vrijheidsbeneming’
Aldus gedaan op 19 april 2023
door mr. A.J.R.M. Vermolen, voorzitter.