ECLI:NL:RBAMS:2023:2892

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 april 2023
Publicatiedatum
8 mei 2023
Zaaknummer
13/752318-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot vergoeding van kosten van rechtsbijstand in overleveringsprocedure met Duitse autoriteiten

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 19 april 2023 uitspraak gedaan over een verzoek tot vergoeding van kosten van rechtsbijstand in het kader van een overleveringsprocedure. Verzoeker, geboren in Marokko, had op 8 april 2022 een verzoek ingediend voor vergoeding van de kosten van rechtsbijstand die hij had gemaakt in verband met een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat door de Duitse autoriteiten was uitgevaardigd. De rechtbank heeft op 5 april 2023 de raadsman van verzoeker, mr. J. Vermaat, en de officier van justitie, mr. M. Diependaal, gehoord. Het verzoek werd ontvankelijk verklaard en de rechtbank heeft op basis van de feiten en omstandigheden van de zaak geoordeeld dat de kosten van rechtsbijstand door zowel de Nederlandse als de Duitse advocaat voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een rechtstreeks verband bestaat tussen de werkzaamheden van de Nederlandse en Duitse advocaat, waardoor de kosten van de Duitse advocaat ook onder de vergoeding vallen. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om een totaalbedrag van € 11.887,- aan verzoeker toe te kennen, inclusief de kosten voor de rechtsbijstand.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/752318-21
RK nummer: RK 22/1929
BESCHIKKING
Op het verzoek tot vergoeding van kosten van rechtsbijstand ex artikel 67 van de Overleveringswet (hierna: OLW) in samenhang met artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) van
[verzoeker] ,
geboren in [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedag] 1988,
ingeschreven in de Basisregistratie personen en verblijvend op het adres [BRP-adres] ,

1.Procesgang

Bij schriftelijk verzoek, bij de rechtbank ingediend op 8 april 2022, heeft verzoeker vergoeding verzocht van de kosten van rechtsbijstand in de overleveringsprocedure, die is geëindigd met de intrekking van de vordering ex artikel 23 OLW d.d. 4 februari 2022.
De rechtbank heeft op 5 april 2023 de raadsman van verzoeker, mr. J. Vermaat, advocaat in Rotterdam, en de officier van justitie, mr. M. Diependaal, in openbare raadkamer gehoord.
Het verzoek is tijdig ingediend en (mede daarom) ontvankelijk.
Bij beschikking van 19 april 2023 (RK-nummer: 22/1928) is toegewezen een bedrag van
€ 3.100,- vanwege vrijheidsbeneming van verzoeker in Nederland in de overleveringsprocedure en een bedrag van € 340,-

2.Voorgeschiedenis

De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
- Op 26 november 2021 is door de bevoegde Duitse rechterlijke autoriteit, een Europees aanhoudingsbevel (hierna: EAB) uitgevaardigd. Dit EAB strekte tot de aanhouding en overlevering van verzoeker aan Duitsland, in verband met een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek;
- Op 29 november 2021 is verzoeker op basis van voornoemd EAB aangehouden in Nederland en gedetineerd op grond van de OLW;
- Op 30 november 2021 heeft de officier van justitie een vordering ingediend tot het in behandeling nemen van het EAB.
- Op 29 december 2021 heeft de rechtbank de schorsing van de overleveringsdetentie van verzoeker bevolen per 30 december 2021;
- Op 4 februari 2022 heeft de officier van justitie aan de rechtbank kennis gegeven dat de vordering van 26 november 2021 is ingetrokken.

3.Verzoeken

Het verzoek strekt tot het toekennen van een vergoeding door de Nederlandse Staat van
  • € 1.219,50 voor advocaatkosten van Plan A (Christmann);
  • € 9.987,50 voor advocaatkosten van Le Cocq advocaten (mr. Blok & Vermaat);
  • € 280,00 voor de kosten in verband met het opstellen van het verzoekschrift.

TOTAAL € 11.487,-

Indien het verzoek in raadkamer wordt behandeld, wordt een vergoeding voor de kosten verbonden aan het verzoekschrift van € 680,- verzocht. De rechtbank begrijpt het verzoek zo dat het totaalbedrag in dat geval zal uitkomen op
€ 11.887.-

4.Standpunten van het Openbaar Ministerie en de raadsman

Het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat het verzoek gedeeltelijk kan worden toegewezen. Zij verzet zich niet tegen vergoeding van de werkzaamheden van de Nederlandse advocaat, maar wel tegen vergoeding van de werkzaamheden van de Duitse advocaat. Omdat deze kosten in Duitsland zijn gemaakt, dient verzoeker het verzoek om vergoeding van advocaatkosten van de Duitse advocaat bij de Duitse autoriteiten aan te brengen.
De raadsman
De raadsman vindt dat ook de werkzaamheden van de Duitse advocaat voor vergoeding in Nederland in aanmerking komen. Het contact dat de Nederlandse raadsman met de Duitse autoriteiten heeft onderhouden, namelijk met de Duitse
Staatsanwalt, is steeds via de Duitse advocaat tot stand gekomen. Dit moest ook via die weg. De Duitse advocaat vormde dan ook een onmisbare schakel in het geheel.

5.Oordeel van de rechtbank

In de zaak met RK-nummer 22/1928 is schadevergoeding toegewezen nadat – kort gezegd – is geoordeeld dat de door verzoeker ondergane overleveringsdetentie achteraf beschouwd als onterecht ondergaan worden beschouwd. In onderhavige zaak gaat het om de kosten van rechtsbijstand die in dat kader zijn gemaakt.
De hoogte van de kosten voor rechtsbijstand door de Nederlandse advocaat in de overleveringsprocedure, is naar het oordeel van de rechtbank redelijk. De rechtbank is met de officier van ordeel dat deze kosten komen voor vergoeding in aanmerking. Dit geldt ook ten aanzien van de kosten voor rechtsbijstand door de Duitse advocaat. De rechtbank overweegt daartoe dat een deel van de activiteiten in het kader van de rechtsbijstand in de overleveringsprocedure in Duitsland moest plaatsvinden. De rechtbank hecht daarbij veel gewicht aan het feit dat de Nederlandse advocaat van de opgeëiste persoon slechts door het inschakelen van een Duitse advocaat met de Duitse officier van justitie in contact kon komen over het uitgevaardigde EAB. De rechtsbijstand in Duitsland staat hiermee in rechtstreeks verband met de overleveringsprocedure in Nederland. Nu er sprake is van een zodanig rechtstreeks en nauw verband tussen de kosten van de Nederlandse raadsman en die van de Duitse raadsman, worden de laatste kosten voor de toepassing van artikel 530 Sv toegerekend aan de Nederlandse raadsman, zodat zij voor vergoeding in aanmerking komen.
De rechtbank zal de verzochte schadevergoeding dan ook geheel toewijzen. De rechtbank zal voor het opmaken, indienen en behandelen van het verzoekschrift de standaardvergoeding van
€ 680,- toewijzen.

6.Beslissing

De rechtbank
WIJST TOEde verzoeken tot schadevergoeding en vergoeding van kosten van rechtsbijstand ten bedrage van:
  • € 1.219,50 voor advocaatkosten van Plan A (Christmann);
  • € 9.987,50 voor advocaatkosten van Le Cocq advocaten (mr. Blok & Vermaat);
  • € 680,00 voor de kosten in verband met het opstellen van het verzoekschrift.
Deze beslissing is gegeven op 19 april 2023 en in het openbaar uitgesproken door
mr. A.J.R.M. Vermolen, voorzitter,
mrs. L. Sanders en A. Pahladsingh, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.D. Dijkstra, griffier,
Tegen deze beslissing staat voor verzoeker hoger beroep open, in te stellen ter griffie van deze rechtbank, binnen een maand na betekening van deze beschikking.
De rechtbank Amsterdam, Internationale rechtshulpkamer, beveelt de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van
€ 11.887,-(elfduizend, achthonderd en zevenentachtig euro)
op
IBAN/rekeningnummer
[rekeningnummer] bij de ING-bank
ten name van
Stichting Beheer Derdengelden Le Cocq & Partners Advocaten
onder vermelding van
“Kostenvergoeding [verzoeker]
Aldus gedaan op 19 april 2023
door mr. A.J.R.M. Vermolen, voorzitter.