ECLI:NL:RBAMS:2023:2883

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 mei 2023
Publicatiedatum
8 mei 2023
Zaaknummer
13/043624-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot een verdachte van georganiseerde diefstal

Op 4 mei 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een Nederlander op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het Amtsgericht Duisburg. De zaak betreft een verzoek tot overlevering van de opgeëiste persoon, geboren in 1999, die verdacht wordt van betrokkenheid bij een plofkraak op 10 februari 2023 in Mülheim an der Ruhr. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 20 april 2023 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. G.P. Sholeh, de zaak heeft gepresenteerd en de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.F. van der Brugge.

De raadsman voerde aan dat het EAB niet genoegzaam was, omdat de rol van de opgeëiste persoon bij het strafbare feit niet duidelijk zou zijn. De rechtbank oordeelde echter dat het EAB voldeed aan de vereisten van de Overleveringswet (OLW) en dat de opgeëiste persoon voldoende duidelijkheid had over de beschuldigingen. De rechtbank concludeerde dat het EAB de noodzakelijke gegevens bevatte, waaronder de omstandigheden van het strafbare feit en de betrokkenheid van de opgeëiste persoon.

Daarnaast werd vastgesteld dat het strafbare feit, georganiseerde of gewapende diefstal, op de lijst van bijlage 1 bij de OLW staat en dat er een vrijheidsstraf van ten minste drie jaren op staat. De rechtbank oordeelde dat er geen weigeringsgronden waren voor de overlevering en dat de garantie van de Staatsanwaltschaft Duisburg voldoende was om de overlevering toe te staan. De rechtbank heeft uiteindelijk de overlevering van de opgeëiste persoon toegestaan, met inachtneming van de relevante wetsartikelen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/043624-23
Datum uitspraak: 4 mei 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 16 februari 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 11 februari 2023 door het
Amtsgericht Duisburg(hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren op [geboortedag] 1999 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres] ,
thans gedetineerd te [plaats detentie] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 20 april 2023. Het openbaar ministerie heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.P. Sholeh, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.F. van der Brugge, advocaat in Amsterdam.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een arrestatiebevel ten behoeve van de voorlopige hechtenis met het kenmerk 901 Gs 58/23, uitgevaardigd door het
Amtsgericht Duisburgop 11 februari 2023.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Duits recht strafbaar feit. Dit feit is omschreven in het EAB. [2]
3.1
Genoegzaamheid
De raadsman vindt dat het EAB niet genoegzaam is, omdat niet duidelijk is welke rol en betrokkenheid de opgeëiste persoon bij het strafbare feit zou hebben gehad.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het EAB genoegzaam is. Het betreft een vervolgings-EAB ten behoeve van een lopend strafrechtelijk onderzoek. De precieze rol van de opgeëiste persoon zal later in Duitsland moeten worden uitgezocht. In dit stadium is het voor de opgeëiste persoon voldoende duidelijk voor welk feit de overlevering wordt gevraagd.
De rechtbank overweegt dat het EAB gegevens moet bevatten op basis waarvan het voor de opgeëiste persoon duidelijk is waarvoor zijn overlevering wordt verzocht. Verder moet het voor de rechtbank duidelijk zijn of het verzoek voldoet aan de in de OLW genoemde vereisten. Zo moet het EAB een beschrijving bevatten van de omstandigheden waaronder het strafbare feit is gepleegd, met vermelding van, in ieder geval, het tijdstip, de plaats en de mate van betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij het strafbare feit. Die beschrijving moet ook de naleving van het specialiteitsbeginsel kunnen waarborgen.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat aan de hiervoor genoemde eisen is voldaan bij dit vervolgings-EAB. Het is voor de opgeëiste persoon voldoende duidelijk voor welk feit de overlevering wordt verzocht en dat hij – kort gezegd – als medeplichtige aan een zogenaamde plofkraak op 10 februari 2023 in Mülheim an der Ruhr wordt aangemerkt. Dit betekent dat het verweer van de raadsman wordt verworpen.

4.Strafbaarheid

Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst het strafbare feit aan als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 18, te weten:
georganiseerde of gewapende diefstal.
Uit het EAB en de aanvullende informatie van 6 april 2023 volgt dat op dit feit naar het recht van Duitsland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, wanneer is gewaarborgd dat de opgeëiste persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering, deze straf in Nederland mag ondergaan.
De
Staatsanwaltschaft Duisburgheeft op 5 april 2023 de volgende garantie gegeven:
“Uitlevering van de Nederlander [opgeëiste persoon] , geboren op [geboortedag] 1999 in Amsterdam
Er wordt toegezegd dat, de vervolgde persoon, zodra zijn vonnis definitief is in Duitsland, op basis van de toepasselijke versie van Kaderbesluit 2008/909/JBZ van de Raad van 27 november 2008 betreffende de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning van strafbare feiten vervolging of tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf of vrijheidsbenemende maatregel met het oog op de tenuitvoerlegging ervan in de Europese Unie (PB L 327 van 5.12. 2008, pagina 27) naar Nederland terug kan keren voor verdere tenuitvoerlegging.”
Naar het oordeel van de rechtbank is deze garantie voldoende.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 6, 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het
Amtsgericht Duisburgvoor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. M.E.M. James-Pater en B. Yesilgöz, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.D. Dijkstra, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 4 mei 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie onderdeel e) van het EAB.