ECLI:NL:RBAMS:2023:2869

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 mei 2023
Publicatiedatum
8 mei 2023
Zaaknummer
10263826
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vaststelling van erfdienstbaarheid en geschil over eigendom van grond

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Amsterdam op 9 mei 2023, hebben eisers [eiser 1] en [eiser 2] een vordering ingesteld tegen gedaagden [gedaagde 1] en [gedaagde 2] met betrekking tot de vaststelling van een erfdienstbaarheid op het perceel van gedaagden. De eisers stellen dat er een erfdienstbaarheid van voetpad rust op het perceel van gedaagden, gebaseerd op notariële akten en de bestaande situatie van een voetpad dat al meer dan 86 jaar bestaat. Gedaagden betwisten echter het bestaan van deze erfdienstbaarheid en stellen dat het achterpad dat zich achter hun perceel bevindt, onderdeel uitmaakt van hun eigendom.

De mondelinge behandeling vond plaats op 17 april 2023, waarbij beide partijen en hun gemachtigden aanwezig waren. De kantonrechter heeft de feiten en argumenten van beide partijen gehoord. De rechter oordeelt dat het bestaan van de door eisers gestelde erfdienstbaarheid niet kan worden afgeleid uit de notariële akten, aangezien het perceel van gedaagden niet wordt genoemd in de opsomming van percelen waar een erfdienstbaarheid op rust. De kantonrechter concludeert dat de vorderingen van eisers moeten worden afgewezen, omdat er geen bewijs is voor het bestaan van een erfdienstbaarheid ten laste van het perceel van gedaagden.

De proceskosten worden begroot op € 374,-, en de rechter bepaalt dat deze kosten uitvoerbaar bij voorraad zijn. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 10263826 CV EXPL 23-18
vonnis van: 9 mei 2023
fno.: 743
vonnis van de kantonrechter
I n z a k e

1.[eiser 1]

wonende te [woonplaats]
2. [eiser 2]
wonende te [woonplaats]
eisers
nader te noemen: [eisers]
gemachtigde: DAS Rechtsbijstand
t e g e n

1.[gedaagde 1]

2. [gedaagde 2]

wonende te [woonplaats]
gedaagden
nader te noemen: [gedaagden]
gemachtigde: mr. R. Raddahi
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
De volgende stukken bevinden zich in het procesdossier:
- de dagvaarding van 22 december 2022, met producties;
- het door [gedaagden] opgeworpen bevoegdheidsincident van 5 januari 2023;
- het vonnis van 17 januari 2023;
- de akte uitlaten incident van [eisers] van 31 januari 2023;
- het tussenvonnis van 7 maart 2023;
- de akte overleggen producties van [gedaagden] van 17 april 2023, met producties;
- dagbepaling mondelinge behandeling.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 17 april 2023. Verschenen zijn [eiser 1] en [eiser 2] , vergezeld door mr. R.M.W. Willems als gemachtigde. Ook zijn verschenen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] , vergezeld door mr. R. Raddahi als gemachtigde. Partijen zijn gehoord en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen is besproken. Ten slotte is vonnis bepaald op heden.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
Feiten
1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast.
1.1.
[gedaagden] is sinds 21 december 1981 eigenaars van het perceel aan de [adres 1] . Dit is perceel M 932. De woning op dit perceel is circa 1937 gebouwd.
1.2.
In de leveringsakte betreffende voornoemd perceel van 1 oktober 1946 staat: “
De bestaande toestand achter de verkochte percelen betreffende uitgang der bewoners van de verkochte en aangrenzende huizen over de ter plaatse afgebakende voetpaden naar en van de [adres 1] moet, overeenkomstig het in artikel 719 van het Burgerlijk Wetboek bepaalde, bestendigd blijven.”. Ook in de opeenvolgende aktes van levering, waaronder een akte van levering 31 maart 1951, tot en met de akte van levering aan [gedaagden] is deze tekst opgenomen.
1.3.
[eisers] is sinds 1 oktober 2021 eigenaar van twee naast elkaar liggende percelen (M 1459 en M 1454) aan de [adres 2] .
In de akte van levering van 1 oktober 2021 waarmee aan [eisers] een woonhuis met grond ( [adres 2] , perceelnummer 1459 en 1454) is geleverd staat onder lasten en beperkingen en erfdienstbaarheden: “
Ten deze wordt gevestigd de erfdienstbaarheid van voetpad over de bestaande paden;
a. Over en weder ten behoeve en ten laste van de kadastrale percelen nummers 1454, 1455, 1456, 1457 en 1458 om te komen van en te gaan naar de openbare weg ( [adres 1] ), en
b. Over en weder ten behoeve en ten laste van de kadastrale percelen nummers 1463, 1464, 1465, 1466, 1467, 1468, 1469, en 1470 om te komen van en te gaan naar de openbare weg ( [adres 2] en [adres 3] );
Voorts wordt en deze speciaal verwezen naar een akte van transport op twaalf juni negentienhonderd zes en vijftig voor genoemde Notaris Graaff verleden, bij afschrift overgeschreven ten Hypotheekkantore te Amsterdam diezelfde dag, in deel 3804 nummer 74, waarbij werden verkocht de oude kadastrale nummers 915 en 917, waarin voorkomt: “De bestaande toestand achter de verkochte percelen betreffende de uitgang der bewoners van de verkochte en aangrenzende huizen over de ter plaatse afgebakende voetpaden naar en van de [adres 1] moet overeenkomstig het in artikel 719 bepaalde van het Burgerlijk Wetboek bestendigd blijven.”
1.4.
Al meer dan 86 jaar loopt er een voetpad achter de percelen. Dit voetpad loopt als volgt:
1.5.
Op verzoek van [eisers] heeft het Kadaster in maart 2022 een grensreconstructie vastgesteld. Hieruit volgt dat het achterpad (grotendeels) op de percelen 1454 en 1459 ligt. [gedaagden] betwist deze reconstructie en heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
Vordering
2. [eisers] vordert bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
Een verklaring voor recht dat op het perceel 1454 van [eisers] als heersend erf en op perceel 932 van [gedaagden] als dienend erf een erfdienstbaarheid is gevestigd;
Een verklaring voor recht dat het pad waar de erfdienstbaarheid over spreekt loopt zoals aangegeven in [naar de kantonrechter begrijpt] productie 6 [zijnde een pad dwars over het perceel 932], dan wel te bepalen waar dit pad zou moeten lopen;
[eisers] een verplichting op te leggen op straffe van een dwangsom om ter hoogte van het begin van het pad bij de erfgrens tussen de percelen 1454 en 932 een naar hun inzicht deugdelijke en permanente opening van minimaal 90 centimeter in de thans vaste houten erfafscheiding te maken, geopend te houden en te onderhouden, al dan niet door middel van een voor belanghebbende vrij toegankelijke poort/deur zodat de eigenaren van de vrij en onbelemmerd toegang te verschaffen over hun erf zodat de eigenaren van de heersende percelen onbeperkt kunnen komen en gaan naar de [adres 1] ;
e proceskosten.
Beoordeling
3. Dit geschil gaat in de kern om de vraag of er een erfdienstbaarheid rust op het perceel van [gedaagden] Volgens [eisers] is hiervan sprake omdat dit volgt uit de notariële akte zoals bedoeld in r.o. 1.3. Uit de meting van het Kadaster volgt dat het bestaande voetpad (het achterpad, zie r.o. 1.4) op haar grond ligt. Het achterpad kan dus exclusief door haar worden gebruikt voor onder meer houtopslag. Het voetpad moet, gelet op de gestelde erfdienstbaarheid van voetpad, worden verplaatst naar het perceel van [gedaagden] , aldus [eisers]
4. Het bestaan van deze erfdienstbaarheid wordt betwist door [gedaagden] betwist ook de grensreconstructie en heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Zij was en is in de veronderstelling dat het achterpad dat zich achter haar perceel bevindt ook onderdeel uitmaakt van haar perceel.
5. De kantonrechter oordeelt als volgt. Tussen partijen bestaat verschil van mening over de vraag wie eigenaar is van de strook grond waar nu het achterpad op is gelegen. Deze vraag is echter niet aan de kantonrechter voorgelegd. Gelet op het hiernavolgende is deze vraag ook niet relevant voor de beoordeling van de door [eisers] ingestelde vorderingen.
6. Het bestaan van de door [eisers] gestelde erfdienstbaarheid kan nergens uit worden afgeleid. In de akte van levering van 1 oktober 2021 waar naar wordt verwezen door [eisers] wordt geen erfdienstbaarheid gevestigd ten laste van perceel M 932. Dit staat er simpelweg niet. Er worden wel erfdienstbaarheden gevestigd ten laste van andere percelen. Hierbij gaat het, gelet op de genoemde perceelnummers, kennelijk om het midpad.
7. [eisers] stelt dat de akte toch aldus moet worden uitgelegd omdat het niet anders kan dan dat er wel een erfdienstbaarheid rust op perceel 932. De wel gevestigde erfdienstbaarheden zijn immers bedoeld “
om te komen van en te gaan naar de openbare weg ( [adres 1] )”. [eisers] kan hierin echter niet worden gevolgd.
8. Notariële akten moeten worden uitgelegd aan de hand van de partijbedoeling, zoals die naar objectieve maatstaven uit de tekst van de notariële akte kan worden opgemaakt. De gedachte hierachter is dat notariële akten voor iedereen toegankelijk zijn via de openbare registers en dat op de inhoud daarvan moet kunnen worden vertrouwd. Voor zover de partijbedoeling uit de notariële akte blijkt kan die aldus kenbaar zijn voor degene die de akte leest en zal de erfdienstbaarheid (of ander beperkt recht) in dat licht kunnen worden uitgelegd.
9. Vast staat dat het perceel van [gedaagden] niet wordt genoemd in de opsomming van percelen waar een erfdienstbaarheid op rust. Het is een brug te ver om dan toch aan te nemen dat ooit bedoeld is dat er ook een erfdienstbaarheid rust op een niet genoemd perceel. Dit is immers niet een partijbedoeling die naar objectieve maatstaven uit de tekst van de notariële akte kan worden opgemaakt. Daar komt bij dat uitdrukkelijk in alle hier relevante aktes is opgenomen dat achter het perceel van [gedaagden] een zogeheten buurweg ligt.
Van een buurweg is op grond van artikel 719 BW (oud) sprake wanneer door eigenaren van paden, wegen of dreven daaraan een gemeenschappelijke bestemming als uitweg voor meerdere buren was gegeven. Een buurweg kan nu niet meer ontstaan omdat de wet is gewijzigd maar oude buurwegen zijn wel blijven bestaan.
Aangenomen kan worden dat met de buurweg die in de aktes is genoemd in ieder geval ook het achterpad wordt bedoeld. Via dit achterpad (en vervolgens het zijpad) kan de [adres 1] worden bereikt. De stelling van [eisers] dat er wel een erfdienstbaarheid moet bestaan ten gunste van haar perceel omdat anders de [adres 1] niet kan worden bereikt, gaat niet op. De [adres 1] kan immers via het achterpad worden bereikt.
10. Tot slot is door [eisers] tijdens de mondelinge behandeling nog gewezen naar een akte van levering van 31 maart 1951 waarin ten behoeve van perceel M 934 (een perceel gelegen aan de Bovenkerkerkade 23) en ten laste van M 932 een erfdienstbaarheid van voetpad wordt gevestigd. Hieruit volgt volgens [eisers] dat er een erfdienstbaarheid ten behoeve van onder meer haar perceel en ten laste van het perceel van [gedaagden] is gevestigd. De kantonrechter gaat hier niet in mee. Het betreft hier een erfdienstbaarheid ten behoeve van een ander perceel (M 934) en [eisers] kan hier dus geen rechten aan ontlenen. Daar komt bij dat, zoals gezegd, een notariële akte naar objectieve maatstaven moet worden uitgelegd op basis van de tekst uit die akte. De akte van levering zoals bedoeld in r.o. 1.3. kan dus niet worden geduid met een geheel andere akte van levering van 31 maart 1951. Tot slot wordt nog overwogen dat ook in de akte van levering van 31 maart 1951 gerefereerd wordt aan het bestaan van een buurweg achter de percelen (zie r.o. 1.2)
.Het ligt dan in de rede dat met deze buurweg het achterpad wordt bedoeld en het goed denkbaar is dat met de erfdienstbaarheid ten behoeve van perceel 934 wordt gedoeld op het zijpad.
11. Kortom, niet is gebleken van het bestaan van een erfdienstbaarheid ten laste van het perceel M 932 ten behoeve van het perceel M 1454 (of 1459). De vorderingen van [gedaagden] moeten daarom worden afgewezen.
12. De proceskosten worden begroot op € 374,- (2 × € 187,- salaris gemachtigde).
BESLISSING
De kantonrechter:
De kantonrechter:
I. wijst de vorderingen van [eisers] af;
II. veroordeelt [eisers] in de proceskosten welke aan de zijde van [gedaagden] worden begroot op € 374,-.
III. veroordeelt [eisers] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 19,00 aan
salaris gemachtigde, voor zover van toepassing inclusief btw;
IV. bepaalt dat de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad is.
Dit vonnis is gewezen door mr. mr. B.T. Beuving, kantonrechter, en in het openbaar
uitgesproken op 9 mei 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.