ECLI:NL:RBAMS:2023:2854

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 mei 2023
Publicatiedatum
7 mei 2023
Zaaknummer
C/13/731420 / HA RK 23-95
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen een bestuursrechter in Amsterdam

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Amsterdam op 3 mei 2023 een verzoek tot wraking afgewezen dat op 23 maart 2023 was ingediend door verzoeker, die betrokken was bij meerdere bestuursrechtelijke procedures. Het verzoek was gericht tegen mr. M.A. Boerhorst, de bestuursrechter die de zaken behandelde. Verzoeker had op 17 maart 2023, kort voor de geplande mondelinge behandeling, om uitstel gevraagd vanwege ziekte, maar dit verzoek werd afgewezen. Verzoeker diende daarop een wrakingsverzoek in, maar de rechter was niet tijdig op de hoogte gesteld van dit verzoek, waardoor de zitting doorging zonder verzoeker. De wrakingskamer oordeelde dat de rechter niet op de hoogte was van de wraking voor de aanvang van de zitting en dat er geen sprake was van vooringenomenheid of partijdigheid. De wrakingskamer concludeerde dat de gang van zaken het gevolg was van een ongelukkige samenloop van omstandigheden en dat het verzoek tot wraking ongegrond was. De procedures in de aan de wraking gerelateerde zaken worden hervat in de stand waarin zij zich bevonden ten tijde van de ontvangst van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Wrakingskamer
Beslissing op het op 23 maart 2023 gedane en onder rekestnummer C/13/731420 / HA RK 23/95 ingeschreven verzoek van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. M.A. Boerhorst, bestuursrechter te Amsterdam, hierna: de rechter.

1.De procedure

1.1.
De wrakingskamer heeft kennisgenomen van het verzoek van 23 maart 2023 waarbij de rechter is gewraakt. De rechter heeft niet in de wraking berust. Hij heeft op 13 april 2023 een schriftelijke reactie met drie bijlagen (waaronder een e-mail van mr. J.C.E. Krikke, stafjurist bij de rechtbank) ingediend bij de griffier van de wrakingskamer.
1.2.
Ter zitting van de wrakingskamer van 26 april 2023 is het verzoek mondeling behandeld. Verschenen zijn verzoeker, [naam] , de rechter, mr. F.L. Bolkestein en mr. D. Sullivan. De beslissing is bepaald op 3 mei 2023.

2.De feiten

2.1.
Bij de rechter zijn meerdere zaken in behandeling waarin verzoeker partij is. Het betreft de zaken met nummer AMS 20/6999 GGH, AMS 20/6720 WOZ, AMS 20/5707 WASCHB en AMS 20/2186 WASCHB 34. De mondelinge behandeling van de zaken was gepland op 17 maart 2023 om 13.30 en 14.00 uur.
2.2.
Bij e-mail van 16 maart 2023 (om 17.27 uur) heeft verzoeker uitstel verzocht van de hiervoor genoemde mondelinge behandeling vanwege “toenemende grippale symptomen”. De rechter heeft dit verzoek niet gehonoreerd, omdat een medische onderbouwing ontbrak, de mondelinge behandeling reeds eerder een aantal keren was verdaagd en de dossiers al lang op behandeling wachtten. Verzoeker is hiervan op 17 maart 2023 rond 11.15 uur telefonisch in kennis gesteld. Hierbij is hem aangeboden dat hij de mondelinge behandeling per zoomverbinding zou mogen bijwonen. Verzoeker heeft dit aanbod niet aanvaard.
2.3.
Op 17 maart 2023 rond 13.20 uur heeft verzoeker per e-mail een (eerste) wrakingsverzoek ingediend. Op die dag heeft een vertegenwoordiger van verzoeker rond 13.25 uur telefonisch contact gehad met de rechtbank om bevestigd te krijgen dat het verzoek was ontvangen.
2.4.
Op 17 maart 2023 om 13.35 uur heeft de rechter de zaken door de bode laten uitroepen en is overgegaan tot de mondelinge behandeling ervan, buiten aanwezigheid van verzoeker.
2.5.
Bij beslissing van de wrakingskamer van 21 maart 2023 is het (eerste) wrakingsverzoek afgewezen omdat het kennelijk ongegrond was. De wrakingskamer heeft dit beslist onder het achterwege laten van een mondelinge behandeling. De motivering van de wrakingskamer komt er – kort gezegd – op neer dat een rechterlijke beslissing (in dit geval het niet verlenen van uitstel) geen grond voor wraking is.

3.Het verzoekHet (tweede) verzoek van 23 maart 2023 komt erop neer dat verzoeker op 17 maart 2023 om 13.25 uur heeft laten bellen met de rechtbank om bevestigd te krijgen dat het (eerste) wrakingsverzoek van die dag was ontvangen. Verzoeker wilde er namelijk zeker van zijn dat het wrakingsverzoek de rechter vóór de aanvang van de zitting had bereikt. Er is toen gesproken met mr. Krikke van de rechtbank die zei dat de rechter op de hoogte was gebracht en dus van het wrakingsverzoek afwist. De beslissing van de wrakingskamer van 21 maart 2023 kwam voor verzoeker dan ook als een grote verrassing. Daar blijkt allereerst uit dat de rechter verweer heeft gevoerd tegen het eerste wrakingsverzoek, welk verweer toen – ten onrechte – niet aan verzoeker ter beschikking is gesteld. Ook blijkt hieruit dat de rechter heeft aangevoerd dat het hem pas bij terugkomst op zijn werkplek, rond 14.30 uur, duidelijk werd dat hij was gewraakt. Dit is een leugen omdat vaststaat dat de rechter immers al voor aanvang van de zitting van de wraking op de hoogte was gebracht. Verder voert verzoeker aan dat hij op 20 maart 2023 rond 9.45 uur opnieuw telefonisch contact heeft gehad met de griffie van de rechtbank. Hij kreeg toen te horen dat de wraking was ontvangen en de zaak stil lag. Er is hem toen niet gezegd dat de zitting wel doorgang had gevonden. Dat laatste bleek pas uit de beslissing van de wrakingskamer van 21 maart 2023. Door deze gang van zaken is verzoeker de gelegenheid ontnomen om op de zitting te worden gehoord. De gehele gang van zaken schaadt de rechterlijke onpartijdigheid en is een grond voor wraking.

4.De reactie van de rechter

De rechter heeft aangevoerd dat hij de zaken op 17 maart 2023 om 13.35 uur heeft laten uitroepen en dat hij die van papier heeft behandeld. Hem werd pas na terugkomst op zijn werkplek, rond 14.30 uur, duidelijk dat hij was gewraakt. Hij heeft toen de uitspraak aangehouden, maar de mondelinge behandeling had al plaatsgevonden. Dit geeft geen blijk van vooringenomenheid. Ook heeft de rechter geen onjuiste weergave van de feiten gegeven. Uit de e-mail van mr. Krikke blijkt dat zij de rechter, naar aanleiding van het telefoontje van 13.25 uur op 17 maart 2023, een e-mail heeft gestuurd en een bericht via Teams, waarin staat dat hij is gewraakt. Ook heeft zij om 13.31 uur de griffier van de rechter een e-mail met die mededeling gestuurd. Omdat de rechter en de griffier al in zitting zaten en vanaf papier werkten, hebben die berichten hen niet tijdig bereikt.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 8:15 van de Algemene Wet Bestuursrecht kan een rechter worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Als uitgangspunt bij de beoordeling van een wrakingsverzoek geldt dat de rechter krachtens zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, behoudens bewijs van het tegendeel. Daarnaast geldt dat ook de objectief gerechtvaardigde schijn van vooringenomenheid grond kan zijn voor wraking.
5.2.
Geoordeeld wordt dat sprake is geweest van een ongelukkige samenloop van omstandigheden. Omdat het eerste wrakingsverzoek op de valreep (10 minuten voor aanvang van de mondelinge behandeling) per e-mail is ingediend, heeft het de rechter niet tijdig bereikt. Om die reden heeft de mondelinge behandeling – ondanks de wraking – doorgang gevonden. Er is geen reden om te twijfelen aan de verklaring van de rechter dat hij pas rond 14.30 uur kennis nam van het wrakingsverzoek. Uit de e-mail van mr. Krikke blijkt immers dat zij hem per mail en via Teams heeft ingelicht over de wraking. Omdat de rechter zijn computer niet aan had staan, hebben die berichten hem niet tijdig bereikt. Onjuist is de suggestie van verzoeker dat mr. Krikke de rechter voor aanvang van de zitting telefonisch of in persoon van de wraking in kennis heeft gesteld en dat hij
wetende van de wrakingde mondelinge behandeling toch doorgang heeft laten vinden. Verzoeker heeft, nu hij de e-mail van mr. Krikke ook onder ogen heeft gehad, de (ernstige) beschuldiging dat de rechter heeft gelogen ook niet herhaald ten overstaan van de wrakingskamer. Al met al is, zoals gezegd, sprake van een ongelukkige samenloop van omstandigheden, waardoor verzoeker niet aanwezig is geweest bij de mondelinge behandeling.
5.3
Dit duidt echter, naar het oordeel van de wrakingskamer, niet op vooringenomenheid of partijdigheid van de rechter jegens specifiek verzoeker, noch is sprake van een objectief gerechtvaardigde schijn daarvan. Die conclusie kan evenmin worden getrokken uit het feit dat de rechter tijdens de mondelinge behandeling zijn e-mail niet had openstaan en om 13.30 uur en om 14.00 uur niet even heeft gecheckt of er nog berichten van verzoeker waren binnengekomen. Er is geen plicht voor de rechter om tijdens zitting bereikbaar te zijn voor verzoeken om wraking die van buiten de zittingzaal zo kort voor de mondelinge behandeling worden ingediend. Het wrakingsverzoek zal dan ook worden afgewezen.
BESLISSING
De Wrakingskamer:
 wijst het verzoek tot wraking af,
 bepaalt dat de procedures met nummers AMS 20/6999 GGH, AMS 20/6720 WOZ, AMS 20/5707 WASCHB en AMS 20/2186 WASCHB 34 worden hervat in de stand waarin deze zich bevonden ten tijde van de ontvangst van het wrakingsverzoek.
Aldus gegeven door mrs. M.V. Ulrici, voorzitter, M.W. van der Veen en
H.J. Tijselink, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 mei 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.