Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Verloop van de procedure
2.De feiten en het verzoek
In deze kwestie is ook de wijze waarop het getuigenverhoor is beëindigd een aanvullend bezwaar.”
Rechtbank Amsterdam
Op 2 mei 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam, in de wrakingskamer, uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van meerdere verzoekers, waaronder [verzoeker 1] B.V. en [verzoeker 5] B.V. Het verzoek tot wraking was ingediend tegen mr. M. van Walraven, kantonrechter, en was gebaseerd op de stelling dat er een onmiskenbare schijn van partijdigheid, vooringenomenheid en ongelijke behandeling van partijen bestond. De verzoekers voerden aan dat de rechtbank brieven had genegeerd, een mondelinge behandeling had laten doorgaan ondanks een doktersverklaring, en het recht op hoor en wederhoor had geschonden.
De rechtbank heeft de wrakingsverzoeken beoordeeld aan de hand van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat stelt dat een rechter kan worden gewraakt op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De rechtbank oordeelde dat de verzoekers geen concrete feiten of omstandigheden hadden aangedragen die de onpartijdigheid van de rechter konden aantasten. Het bezwaar dat betrekking had op de mondelinge behandeling werd als een procesrechtelijke beslissing beschouwd, waardoor het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk werd verklaard.
De Wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking afgewezen en vastgesteld dat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel openstaat. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, en de beslissing werd openbaar uitgesproken.