ECLI:NL:RBAMS:2023:2853

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 mei 2023
Publicatiedatum
7 mei 2023
Zaaknummer
C/13/733032 / HA RK 23-138
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechterlijke onpartijdigheid in civiele procedures

Op 2 mei 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam, in de wrakingskamer, uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van meerdere verzoekers, waaronder [verzoeker 1] B.V. en [verzoeker 5] B.V. Het verzoek tot wraking was ingediend tegen mr. M. van Walraven, kantonrechter, en was gebaseerd op de stelling dat er een onmiskenbare schijn van partijdigheid, vooringenomenheid en ongelijke behandeling van partijen bestond. De verzoekers voerden aan dat de rechtbank brieven had genegeerd, een mondelinge behandeling had laten doorgaan ondanks een doktersverklaring, en het recht op hoor en wederhoor had geschonden.

De rechtbank heeft de wrakingsverzoeken beoordeeld aan de hand van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat stelt dat een rechter kan worden gewraakt op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De rechtbank oordeelde dat de verzoekers geen concrete feiten of omstandigheden hadden aangedragen die de onpartijdigheid van de rechter konden aantasten. Het bezwaar dat betrekking had op de mondelinge behandeling werd als een procesrechtelijke beslissing beschouwd, waardoor het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk werd verklaard.

De Wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking afgewezen en vastgesteld dat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel openstaat. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, en de beslissing werd openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Wrakingskamer
Beslissing op de op 28 april 2023 ingekomen en onder rekestnummer C/13/ 733032 / HA RK 23-138 ingeschreven verzoeken van:
[verzoeker 1] B.V.,
[verzoeker 2],
[verzoeker 3],
[verzoeker 4],
[verzoeker 5] B.V.,
[verzoeker 6],
[verzoeker 7],
verzoekers,
gemachtigde C.M. Loonstein,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. M. van Walraven, kantonrechter, hierna te noemen: de rechter.

1.Verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het navolgende processtukken:
- de wrakingsverzoeken bij e-mails van 26 april 2023.
1.2.
De rechter heeft niet in de wraking berust.

2.De feiten en het verzoek

2.1.
Verzoekers zijn gedaagde partij in procedures die bij de rechter gelijktijdig in behandeling zijn met rolnummers 21-10645, 21-10651, 21-10648, 21-10653, 21-10650, 21-10649 en 21-10647.
2.2.
Verzoekers hebben aangevoerd:
“De ontwikkelingen in deze procedure en de handelswijze van de rechtbank noodzaken mij U E.A. te wraken in verband met een onmiskenbare schijn van partijdigheid, vooringenomenheid en/of ongelijke behandeling van partijen. De wrakingsgronden zijn onder andere (i) het buiten beschouwing laten van brieven gericht aan de rechtbank terwijl voor de wederpartij kennelijk andere eisen en verwachtingen gelden, (ii) het laten doorgaan van een mondelinge behandeling terwijl het vertrouwen is gewekt dat deze zou worden verplaatst na het inzenden van een doktersverklaring en (iii) de schendingen van het recht op hoor en wederhoor van cliënt”.
In zaak 21-10647 is daarnaast nog aangevoerd: “
In deze kwestie is ook de wijze waarop het getuigenverhoor is beëindigd een aanvullend bezwaar.”

3.De beoordeling van het verzoek

3.1.
Op grond van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) kan een rechter worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
Als uitgangspunt voor de beoordeling geldt dat de rechter krachtens zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, behoudens bewijs van het tegendeel.
3.3.
Aan het verzoek onder (i) en (iii) of het aanvullend verzoek in zaak 21-10647 zijn geen concrete feiten of omstandigheden ten grondslag gelegd waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Het onder (ii) genoemde bezwaar betreft een procesrechtelijke beslissing. Het verzoek is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Een mondelinge behandeling kan achterwege blijven.
4. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De Wrakingskamer:
 wijst het verzoek af.
Aldus gegeven door mrs. M.V. Ulrici, voorzitter, A.W.J. Ros en W.M. de Vries, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 mei 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.