ECLI:NL:RBAMS:2023:2844

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 mei 2023
Publicatiedatum
4 mei 2023
Zaaknummer
13/271210-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geweldplegingen voor de ingang van een drukbezocht Paradiso tijdens het Amsterdam Dance Event

Op 2 mei 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 22 oktober 2022 te Amsterdam openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd. De zaak kwam ter terechtzitting op 18 april 2023, waar de officier van justitie, mr. S. de Bont, de vordering indiende. De tenlastelegging omvatte openlijke geweldpleging tegen meerdere personen, bedreiging en mishandeling. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. Na beoordeling van het bewijs sprak de rechtbank de verdachte vrij van enkele feiten, maar achtte zij bewezen dat de verdachte openlijk geweld had gepleegd tegen twee personen, wat leidde tot lichamelijk letsel. De rechtbank overwoog dat de verdachte, die op het moment van de feiten 19 jaar oud was, nog in ontwikkeling was en dat er aanleiding was om het jeugdstrafrecht toe te passen. De officier van justitie had een gevangenisstraf van vier maanden geëist, maar de rechtbank besloot tot een werkstraf van 240 uur, met een voorwaardelijke jeugddetentie van 120 dagen. Daarnaast werd de verdachte verplicht om zich te melden bij de reclassering en deel te nemen aan een gedragsinterventie. De benadeelde partijen kregen schadevergoeding toegewezen, waarbij de rechtbank de vordering van de benadeelde partij [naam 4] tot € 650,- toekende, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank verklaarde de benadeelde partij [naam 5] niet-ontvankelijk in zijn vordering. Het vonnis werd uitgesproken door de rechters A.J.R.M. Vermolen, M.T.C. de Vries en R.K. Pijpers.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13/271210-22
Datum uitspraak: 2 mei 2023
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2003,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [BRP-adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 april 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. S. de Bont, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. J. Zevenboom, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 22 oktober 2022 te Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan:
1. openlijk in vereniging geweld plegen tegen [naam 1] en [naam 2] , terwijl dit geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad;
2.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven van [naam 3] gericht, door die [naam 3] dreigend de woorden toe te voegen: “Ik ga je schieten”;
3. medeplegen van mishandeling van [naam 3] ;
4. openlijk in vereniging geweld plegen tegen [naam 4] , terwijl dit geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad;
5. medeplegen van mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar, [naam 5] , gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van diens bediening.
De tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
De naam “ [naam 2] ” in de laatste regel van het onder 4 ten laste gelegde leest de rechtbank als de naam “ [naam 4] ”, aangezien hier sprake is van een kennelijke misslag. Door de verbetering van deze misslag wordt verdachte niet in de verdediging geschaad.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten en handelingen zoals ten laste zijn gelegd kunnen worden bewezen, met uitzondering van wat onder feit 2 ten laste is gelegd en het tegen de rug trappen of schoppen van [naam 1] zoals dat aan verdachte onder feit 1 wordt verweten.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte wordt vrijgesproken van het onder feit 2, 3 en 5 ten laste gelegde, omdat deze feiten door medeverdachte [naam medeverdachte] zijn gepleegd en er in het licht van de gegeven omstandigheden onvoldoende bewijs is voor medeplegen.
De verdediging heeft zich voor de overige ten laste gelegde feiten (1 en 4) gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak voor feiten 2, 3 en 5
De rechtbank volgt de verdediging in haar betoog dat de rol van verdachte onduidelijk was bij de ten laste gelegde mishandelingen van beveiliger [naam 3] en politieagent [naam 5] (feit 3 en 5) die werden gepleegd door medeverdachte [naam medeverdachte] . Zo is onduidelijk waar verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte] zich ten opzichte van elkaar bevonden toen de mishandelingen werden gepleegd. De rechtbank hecht er aan op te merken dat wanneer de geweldshandelingen zoals omschreven in feiten 3 en 5 ten laste waren gelegd als openlijke geweldpleging (zoals het geval is voor feiten 1 en 4), de uitkomst voor verdachte zeer mogelijk anders was geweest. Nu het openbaar ministerie echter heeft gekozen om feiten 3 en 5 als mishandelingen ten laste te leggen, zal verdachte van voornoemde feiten worden vrijgesproken. Dit geldt ook voor de ten laste gelegde bedreiging (feit 2). Vastgesteld kan worden dat de bedreigende woorden door medeverdachte [naam medeverdachte] zijn geuit.
Gedeeltelijke vrijspraak voor feit 1
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet is bewezen dat er, zoals ten laste is gelegd onder feit 1, tegen de rug van [naam 1] is getrapt of geschopt, nu dit in het dossier onvoldoende wordt ondersteund.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
op 22 oktober 2022 te Amsterdam openlijk op de openbare weg, Weteringschans, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen, te weten [naam 1] en [naam 2] door voornoemde [naam 1] meermalen tegen het achterhoofd en linkeroog te slaan en te stompen en bij de keel te grijpen en door voornoemde [naam 2] meermalen met een vuist tegen het gezicht te slaan en bij de keel te grijpen en de keel van die [naam 2] dicht te knijpen en dichtgeknepen te houden;
ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde:
op 22 oktober 2022 te Amsterdam openlijk op de openbare weg, Weteringschans, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [naam 4] door voornoemde [naam 4] tegen een oog te slaan, terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten een hersenschudding, voor die [naam 4] ten gevolge heeft gehad.

6.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

7.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

8.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.Motivering van de straffen en maatregelen

9.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Zij heeft verder gevorderd dat er aan de voorwaardelijke gevangenisstraf een meldplicht en gedragsinterventie worden gekoppeld.
9.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft voor wat betreft de strafmaat verzocht om af te zien van een gevangenisstraf, omdat de gevangenis voor de jeugdige verdachte geen passende plek is. Verdachte heeft spijt betuigd en heeft deelgenomen aan het begeleidingstraject van de reclassering. Er bestaan hierdoor, kort gezegd, voldoende alternatieven voor een gevangenisstraf.
9.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich samen met medeverdachte [naam medeverdachte] schuldig gemaakt aan verschillende geweldplegingen voor de ingang van een drukbezocht Paradiso tijdens het Amsterdam Dance Event (ADE). Juist vanwege het ADE was het druk in Paradiso en waren ook veel mensen nog op straat aanwezig. Verdachte heeft geweld gebruikt tegen zowel beveiligers van Paradiso als politieagenten die op de melding van de geweldpleging af waren gekomen. Voor de ingang van Paradiso heeft verdachte samen met medeverdachte [naam medeverdachte] stampij gemaakt omdat aan verdachte, bij gebrek aan een geldig toegangsbewijs, de toegang werd geweigerd. Het is echter niet gebleven bij een verbale discussie, maar verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte] hebben er voor gekozen om zich hierna agressief op te stellen en hebben vervolgens tegen meerdere mensen geweld gebruikt. De gevolgen van het handelen van verdachte zijn niet beperkt gebleven tot ergerlijke of beangstigende momenten voor beveiligers, (uitgaans)publiek en de toegesnelde verbalisanten.
Verdachte wordt weliswaar voor minder feiten veroordeeld dan medeverdachte [naam medeverdachte] , maar zijn toegepaste geweld tegen [naam 4] heeft in vergelijking met het geweld dat door medeverachte [naam medeverdachte] is gebruikt de ernstigste gevolgen gehad. Het politiewerk van slachtoffer [naam 4] zijn door het handelen van verdachte dusdanig sterk negatief beïnvloed dat hij hier zes maanden na dato nog steeds dagelijks last van ondervindt. De verklaring die [naam 4] ter terechtzitting heeft voorgelezen heeft op de rechtbank, en ogenschijnlijk ook op verdachte, diepe indruk gemaakt.
Gelet op het strafblad van 7 maart 2023 van verdachte zou hij een gewaarschuwd man moeten zijn geweest, omdat hij in een proeftijd liep van een eerder opgelegde straf. Nog geen jaar voordat verdachte de huidige feiten heeft gepleegd, is hij door de rechtbank Midden-Nederland veroordeeld voor onder meer mishandeling, waarbij aan hem onder meer 71 dagen voorwaardelijke jeugddetentie is opgelegd. Daarom is naar het oordeel van de rechtbank een gevangenisstraf voor de bewezen geachte feiten in beginsel aangewezen.
De reclassering stelt in haar rapport van 6 april 2023 dat reclasseringsbemoeienis geïndiceerd is. De rechtbank neemt dit advies over, omdat de feiten door verdachte werden gepleegd in beschonken toestand. De reclassering ziet geen noodzaak het jeugdstrafrecht (het zogenoemde adolescentenstrafrecht) toe te passen.
De rechtbank stelt voorop dat het uitgangspunt is dat een jongvolwassen verdachte, die ten tijde van het strafbare feit meerderjarig is, volgens het volwassenenstrafrecht wordt berecht. De rechtbank ziet echter in de persoonlijkheid van verdachte aanleiding om op grond van artikel 77c Sr het jeugdstrafrecht (het adolescentenrecht) toe te passen. De rechtbank overweegt hierbij als volgt. Verdachte pleegde de bewezenverklaarde feiten op zijn 19e verjaardag, een jonge leeftijd waarop mag worden verondersteld dat de persoonlijkheid van verdachte nog in ontwikkeling is. Verder is hij nog woonachtig bij zijn ouders, waar in huis een hecht en ondersteunend gezinssysteem zou heersen. Verdachte werkt voor en samen met zijn ouders op de markt. De ouders van verdachte hebben op deze wijze zicht op verdachte wanneer hij aan het werk is. Het beeld dat verdachte mede afhankelijk is van de steun van volwassenen is ter terechtzitting door de aanwezigheid van zijn ouders bevestigd. Verder is ter terechtzitting voor de rechtbank het beeld over verdachte ontstaan dat hij openstaat voor pedagogische beïnvloeding. Tot slot heeft de reclassering gerapporteerd dat het schorsingstoezicht goed verloopt en dat verdachte goed begeleidbaar is.
De toepassing van het adolescentenstrafrecht en de proceshouding van verdachte, die schuld heeft bekend, berouw heeft getoond en ter terechtzitting meermaals zijn excuses heeft gemaakt, hebben de rechtbank doen besluiten bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd. Dit betekent dat er aan verdachte geen jeugddetentie zal worden opgelegd, maar zal worden volstaan met een forse werkstraf. Met deze beslissing wordt de hoop uitgesproken dat de beschamende ervaring in de rechtszaal – die was gevuld met onder meer aangeslagen slachtoffers – verdachte ervan weerhoudt nieuwe strafbare feiten te plegen.
Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen [naam 4] en [naam 5] hebben respectievelijk € 650,- en € 400,- gevorderd aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente, en verzocht om een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vorderingen van de benadeelde partijen zullen worden toegewezen.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard de schade die hij heeft veroorzaakt te zullen vergoeden.
Het oordeel van de rechtbank
Benadeelde partij [naam 4]
Gelet op het bewezenverklaarde en de grote impact die het feit op slachtoffer [naam 4] heeft gehad, en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, is er geen aanleiding het gevorderde bedrag aan immateriële schade op een lager bedrag te begroten dan is gevorderd. Het gevorderde bedrag is redelijk. Verdachte moet hierover de wettelijke rente betalen vanaf het ontstaan van de schade. In het belang van de benadeelde partij [naam 4] wordt, als extra waarborg voor betaling aan hem, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Benadeelde partij [naam 5]
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat verdachte voor het onder feit 5 ten laste gelegde wordt vrijgesproken.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 36f, 56, 77c, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 2, 3 en 5 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 4 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op, de voortgezette handeling van:
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl het door de schuldige gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[naam verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit een
werkstrafvan
240 (tweehonderdveertig) uren.
Beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat jeugddetentie zal worden toegepast van 120 dagen.
Beveelt dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van deze werkstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag.
Beveelt dat een gedeelte, groot 120 uren, van deze werkstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Meldplicht bij reclassering
Veroordeelde meldt zich binnen vijf dagen na het ingaan van de proeftijd bij de reclassering op het adres [adres] , [plaats] . Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
Gedragsinterventie middelengebruik
Veroordeelde neemt actief deel aan de gedragsinterventie Alcohol & Geweld of een andere gedragsinterventie die gericht is op middelengebruik. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
Voorwaarde daarbij is dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [naam 4] toe tot een bedrag van € 650,- (zeshonderdvijftig euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (22 oktober 2022) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [naam 4] voornoemd, behalve voor zover deze vordering reeds door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op
nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [naam 4] aan de Staat € 650,- (zeshonderdvijftig euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 22 oktober 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening, behalve voor zover dit bedrag al door of namens anderen is betaald. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 13 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Verklaart [naam 5] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij [naam 5] en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.J.R.M. Vermolen, voorzitter,
mrs. M.T.C. de Vries en R.K. Pijpers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.J.G. van der Want, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 mei 2023.
Bijlage I
Parketnummer 13-271210-22
[…]