ECLI:NL:RBAMS:2023:2831

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 mei 2023
Publicatiedatum
3 mei 2023
Zaaknummer
C/13/731433 / KG ZA 23-240
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding inzake bewijsbeslag en vorderingen tot vervanging van de onafhankelijke derde

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, hebben eisers in kort geding vorderingen ingesteld tegen WFC en DigiJuris met betrekking tot een bewijsbeslag dat door WFC was gelegd. De eisers, die onder andere betrokken zijn bij ECA en TOA, betwisten de rechtmatigheid van het bewijsbeslag en de rol van DigiJuris als onafhankelijke derde. WFC heeft in het verleden bewijsbeslag gelegd op circa 1,6 miljoen documenten, en DigiJuris is aangesteld als gerechtelijk bewaarder. De eisers hebben verzocht om DigiJuris te vervangen door een andere onafhankelijke deskundige, omdat zij van mening zijn dat DigiJuris niet onafhankelijk handelt en in strijd met eerdere uitspraken van de rechter. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van de eisers afgewezen, met de overweging dat er onvoldoende gronden zijn om aan te nemen dat DigiJuris niet capabel is om haar taak uit te voeren. De rechter heeft ook geoordeeld dat WFC en DigiJuris zich aan de spelregels van het bewijsbeslag hebben gehouden en dat er geen sprake is van misbruik van executiebevoegdheid. De vorderingen van de eisers zijn afgewezen, en zij zijn hoofdelijk veroordeeld in de proceskosten. De voorzieningenrechter heeft de beslissing op 3 mei 2023 genomen, waarbij de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad zijn verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/731433 / KG ZA 23-240 VVV/MB
Vonnis in kort geding van 3 mei 2023
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
2.
[eiser 2],
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaten mr. J.M. Atema en mr. G.P. van Hooft te Amsterdam,
en
3.
[eiser 3],
wonende te [woonplaats 3] ,
advocaten mr. L.J.J. Kerstens en mr. M.G.A. Bannenberg te Amsterdam,
en
4.
[eiser 4],
wonende te [woonplaats 3] ,
5.
[eiser 5],
wonende te [woonplaats 4] ,
6. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EURO CARGO AVIATION BV,
gevestigd te Oude Meer,
7. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TAKE OFF AVIATION BV,
gevestigd te Schiphol-Rijk,
advocaten mr. J.G. Mahn en mr. B.S. Friedberg te Amstelveen,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
tegen
1. de rechtspersoon naar buitenlands recht
WORLD FREIGHT COMPANY S.A.S.,
gevestigd te Roissy (Frankrijk),
voor deze zaak woonplaats gekozen hebbend te Amsterdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 2] B.V.
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagden in conventie,
eiseressen in reconventie,
advocaten mr. F.A. van de Wakker en mr. S. Zwartenkot te Amsterdam
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DIGIJURIS B.V.,
gevestigd te Nijkerk,
voor deze zaak woonplaats gekozen hebbend te Amsterdam,
advocaat mr. T.R.B. de Greve te Amsterdam.

1.De procedure

Ter zitting van 19 april 2023 hebben eisers, hierna gezamenlijk ook (in meervoud) [eisers] , de vorderingen zoals omschreven in de dagvaarding toegelicht. Gedaagden, hierna ook WFC, [gedaagde 2] en DigiJuris – en gedaagden sub 1 en 2, hierna waar mogelijk gezamenlijk ook aangeduid met WFC – hebben verweer gevoerd, en WFC heeft op voorhand een conclusie van antwoord en een tegenvordering (eis in reconventie) ingediend. [eisers] hebben de tegenvordering bestreden, in ieder geval op het punt van de termijn en de betrokkenheid van DigiJuris. [eisers] en WFC hebben schriftelijke stukken in het geding gebracht en alle partijen hebben hun standpunt doen toelichten aan de hand van een pleitnota.
Bij de mondelinge behandeling op 19 april 2023 waren aanwezig:
- namens eisers sub 1 en 2 ( [eiser 1] en [eiser 2] ): mrs. Atema en Van Hooft;
- namens eiser sub 3 ( [eiser 3] ): mrs. Kerstens en Bannenberg;
- namens eisers sub 4 tot en met 7 ( [eiser 4] , [eiser 5] , ECA en TOA) mrs. Mahn en Friedberg;
- namens WFC: mrs. Van de Wakker en Zwartenkot;
- namens DigiJuris: mr. De Greve.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
WFC, [gedaagde 2] (opgericht door [eiser 1] ), ECA en TOA zijn General Sales Agents die als vertegenwoordigers van luchtvaartmaatschappijen vraag en aanbod in het luchtvrachtverkeer bijeen brengen. WFC heeft in 2011 [gedaagde 2] overgenomen. [eiser 1] en [eiser 2] werkten ten tijde van de overname bij [gedaagde 2] , respectievelijk als CEO en CFO. Zij zijn “meegegaan” naar WFC, en daar eind 2018 vertrokken. WFC beschuldigt [eiser 1] , [eiser 2] , alsook de opvolger van [eiser 1] , [eiser 3] en ex WFC-medewerker [eiser 4] , van onrechtmatige concurrentie tijdens en na hun dienstverband bij WFC. WFC stelt daartoe onder meer dat (één of meer van) eisers, in strijd met hun non-concurrentiebeding, een indirect belang hebben genomen in concurrerende vennootschappen ECA en TOA en ten gunste van deze vennootschappen klanten en werknemers van WFC hebben bewogen tot overstappen. ECO en TAO worden geleid door [eiser 5] en zouden van deze onrechtmatige concurrentie hebben geprofiteerd. [eisers] betwisten dit alles.
2.2.
In januari 2021 heeft WFC, na daartoe bij beschikking van 16 december 2020 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Holland verkregen verlof, conservatoir bewijsbeslag doen leggen ten laste van [eiser 1] en [eiser 2] , waarbij circa 1,6 miljoen documenten zijn getroffen. DigiJuris is aangewezen als gerechtelijk bewaarder.
2.3.
In de beschikking is het verlof verleend overeenkomstig het verzoek. In het verzoekschrift staat onder meer:
3.45
Zoals toegelicht (…) heeft WFC (…) meer bewijs nodig om verdere stappen te kunnen ondernemen, zodat zij de door haar in te stellen vorderingen nader kan staven. Ook is het bewijsbeslag bedoeld om nader inzicht te verkrijgen in de aard en omvang van de door [eisers] gepleegde verweten handelingen, alsmede in de rol van de daarin betrokken personen of entiteiten en in de door WFC c.s. geleden schade. Op die manier kan WFC c.s. haar positie bepalen over de vraag op welke gronden tegen wie en waar zij een procedure zal dienen in te stellen.
2.4.
Bij dagvaarding van 23 februari 2021 heeft WFC in kort geding bij de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, op de voet van artikel 843a Rv inzage in en afschrift van de beslagen bewijsmiddelen gevorderd. In deze dagvaarding staat onder meer:
3.44
Ook leidt WFC c.s. uit het voorhanden bewijsmateriaal af dat [eiser 1] in november 2018 de belangen van WFC c.s. ernstig heeft geschaad door samen met een Italiaanse zakenrelatie, Francesco Traverso, een overstap van Norwegian Air van de Italiaanse tak van WFC c.s. (…) naar de Italiaanse vennootschap Cismat te bewerkstelligen.
2.5.
Bij vonnis van 8 april 2021 (hierna: het Afgiftevonnis) heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord Holland de vorderingen van WFC als volgt toegewezen:
7.1.
beveelt [eisers] met onmiddellijke ingang na betekening van dit vonnis te gehengen en te gedogen dat een door WFC c.s. aan te wijzen onafhankelijke derde onbeperkt inzage verkrijgt in de in conservatoir bewijsbeslag genomen bewijsmiddelen en aan WFC c.s. inzage verstrekt en/of afschrift verstrekt van alle bewijsmiddelen met dien verstande dat:
(…)
- WFC c.s. geen recht op inzage en/of afschrift hebben van bewijsmiddelen die naar het oordeel van deze derde bedrijfsvertrouwelijke informatie bevatten en waarvan WFC c.s. geen rechtens te respecteren belang heeft bij kennisneming van de inhoud daarvan (…)
- WFC c.s. geen recht op inzage en/of afschrift hebben van bewijsmiddelen die naar het oordeel van deze derde uitsluitend betrekking hebben op het privéleven van [eiser 1] , [eiser 2] , [eiser 3] (…)”
2.6.
WFC c.s. hebben DigiJuris (die al was benoemd als gerechtelijk bewaarder) aangewezen als onafhankelijke derde, als bedoeld in 7.1 van het dictum van het Afgiftevonnis. Op 15 april 2021 heeft DigiJuris haar taak aanvaard en een schriftelijk voorstel voor het selecteren van de data aan WFC gestuurd. Daarin gaat zij in op het toegankelijk en leesbaar maken van de data, op de wijze van aanpak en de kosten.
2.7.
[eiser 1] en [eiser 2] hebben hoger beroep ingesteld tegen het Afgiftevonnis en bij incidentele vordering ex artikel 351 Rv schorsing van de tenuitvoerlegging gevorderd. [eisers] hebben in hoger beroep ook gevorderd om DigiJuris te vervangen door een andere onafhankelijke deskundige derde.
2.8.
Bij tussenarrest van 7 september 2021 heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden deze incidentele vordering afgewezen. Over de vordering DigiJuris te vervangen bevat het arrest de volgende overweging:
2.12 (…)
Niet is gebleken dat DigiJuris de taak van onafhankelijke derde niet op een juiste wijze zou kunnen uitvoeren. De omstandigheid dat DigiJuris ook als gerechtelijk bewaarder in het kader van het bewijsbeslag optreedt, maakt niet dat zij niet onafhankelijk is. (…) Verder hebben WFC c.s. de opdrachtbevestiging met daarbij de “Appendix A: plan van aanpak inzage [eiser 1] ” en daarnaast de “Appendix B: nadere gedetailleerde beschrijving werkwijze” van DigiJuris overgelegd. Mede gelet op deze documenten acht het hof DigiJuris als IT-expert voldoende deskundig om de data op een juiste wijze te selecteren en te beoordelen.
2.9.
In het kader van het geschil tussen WFC en [eisers] zijn, naar aanleiding van verzoeken van beide partijen, diverse voorlopige getuigenverhoren bevolen, waarbij WFC onder meer verlof heeft gekregen om Francesco Traverso als getuige te horen.
2.10.
[eiser 1] en [eiser 2] hebben verzocht, eerst aan DigiJuris (in december 2021) en vervolgens aan WFC om hun afschrift te verstrekken van de aan WFC ter beschikking gestelde informatie. WFC heeft op 4 juli 2022 meegedeeld daartoe alleen bereid te zijn nadat de voorlopige getuigenverhoren zouden hebben plaatsgevonden en op voorwaarde dat [eiser 1] en [eiser 2] de (niet gespecificeerde) kosten daarvan zouden dragen. Zij zijn het daarover niet eens geworden, waarna [eiser 1] , [eiser 2] en (als gevoegde partij) [eiser 3] bij de voorzieningenrechter van deze rechtbank een kort geding hebben aangespannen tegen WFC.
2.11.
Bij vonnis van 19 augustus 2022 (hierna het Executievonnis) heeft de voorzieningenrechter in het onder 2.10 genoemde kort geding WFC geboden om binnen zeven, en voor zover het nieuwe bescheiden betrof, binnen drie werkdagen na de betekening van dat vonnis aan [eiser 1] en [eiser 2] afschriften te verstrekken van de bescheiden die WFC op grond van het Afgiftevonnis heeft ontvangen. Het Executievonnis bevat onder meer de volgende overwegingen:
4.4. (…)
dat [eiser 1] , [eiser 2] en [eiser 3] niet weten, en er ook niet zelfstandig achter kunnen komen, over welke bewijsmiddelen WFC en [gedaagde 2] na hun geslaagde beroep op artikel 843a Rv nu precies beschikken. Zij kunnen daar hooguit naar gissen. Een instrument om een informatie achterstand bij de ene partij op te heffen leidt op deze manier tot een informatie achterstand bij de andere partij. Dat strookt dan ook niet met de ratio van dit artikel.
4.5.
WFC en [gedaagde 2] willen de gevraagde gegevens wel verstrekken, maar pas na afloop van de op handen zijnde voorlopige getuigenverhoren. Zij willen [eiser 1] en [eiser 2] , die het volgens hen in het verleden niet zo nauw namen met de waarheid, tijdens die verhoren ‘bij de les kunnen houden’ door hun niet op voorhand mee te delen wat zij wèl en niet aan informatie verstrekt hebben gekregen. [eiser 1] en [eiser 2] moeten zonder dat zij dit verwachten met bewijs kunnen worden geconfronteerd. Daar is artikel 843a Rv echter niet voor. Los daarvan volgt uit artikel 6 EVRM, het recht op een eerlijk proces, zonder meer dat partijen over dezelfde informatie moeten kunnen beschikken.
4.6.
Dit betekent dat WFC en [gedaagde 2] onrechtmatig handelen door de gevraagde informatie nu niet te verstrekken.
Zij zullen daartoe worden veroordeeld, met inachtneming van een redelijke termijn. Voor zover daaraan kosten zijn verbonden vallen die onder de kosten die volgens artikel 843a Rv voor rekening komen van degene die inzage vordert. Die blijven dus voor WFC en [gedaagde 2] .
2.12.
Na het Afgiftevonnis hebben [eisers] van WFC afschriften van de voor WFC tot dan toe ontsloten stukken ontvangen op 25 augustus 2022.
2.13.
In september 2022 heeft WFC opnieuw bewijsbeslag gelegd, nu ten laste van onder meer ECA en TOA. Ook hierbij is DigiJuris gerechtelijk bewaarder.
2.14.
Bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard arrest van 29 november 2022 (het Arrest) heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in het hoger beroep tegen het Afgiftevonnis het volgende beslist:
Vernietigt onderdeel 7.1. van het dictum van het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Noord-Holland van 8 april 2021, en in zoverre opnieuw rechtdoende:
7.1.
beveelt [eisers] met onmiddellijke ingang na betekening van dit arrest te gehengen en gedogen dat DigiJuris inzage verkrijgt in de in conservatoir bewijsbeslag genomen bewijsmiddelen en aan WFC c.s. inzage verstrekt en/of afschrift verstrekt van alle bewijsmiddelen, met dien verstande dat:
(…)
- WFC c.s. geen recht op inzage in en/of afschrift hebben van bewijsmiddelen die mede zijn verkregen op basis van de zoektermen “ [eiser 1] ” in regel 15 en “aanbieden” in regel 26, zoals bedoeld in nr. 5.10 van het beslagrekest;
- WFC c.s. geen recht op inzage in en/of afschrift hebben van bewijsmiddelen die naar het oordeel van DigiJuris bedrijfsvertrouwelijke informatie bevatten en waarvan WFC c.s. geen rechtens relevant belang heeft bij kennisneming van de inhoud daarvan, zoals in rechtsoverweging 5.14 van het vonnis overwogen;
- WFC c.s. geen recht op inzage in en/of afschrift hebben van de elektronische correspondentie van [eiser 1] , [eiser 2] , [eiser 3] , [eiser 4] en [eiser 5] met hun gezinsleden, uitgezonderd de elektronische correspondentie tussen [eiser 1] en zijn kinderen, zoals onder 3.30 van dit arrest overwogen en overigens in/van bewijsmiddelen die naar het oordeel van DigiJuris uitsluitend betrekking hebben op het privéleven van [eiser 1] , [eiser 2] , [eiser 3] , [eiser 4] en [eiser 5] ;
- en telkens onder de voorwaarden (i) dat DigiJuris zich strikt houdt aan haar werkwijze zoals zij heeft beschreven in de Appendices A (Plan van aanpak inzage [eiser 1] , overgelegd bij productie 4 bij de akte van [eiser 2] c.s. van 4 mei 2021) en B (nadere gedetailleerde beschrijving werkwijze, productie 54 bij memorie van antwoord in het incident) en (ii) dat DigiJuris van alle bewijsmiddelen die zij aan WFC c.s. ter inzage geeft of in afschrift verstrekt gelijktijdig een kopie verstrekt aan degene onder wie dat bewijsmiddel in bewijsbeslag is genomen.
2.15.
In Appendix B: ‘nadere gedetailleerde beschrijving werkwijze van DigiJuris’ staat onder meer:
(…) Of sprake is van informatie die uitsluitend betrekking heeft op het privéleven van [eiser 1] , [eiser 2] , [eiser 3] , [eiser 4] en [eiser 5] beoordelen wij aan de hand van de context van de informatie. Wij kwalificeren informatie als privé-informatie indien deze betrekking heeft op de relationele sfeer (echtlieden, kinderen, vrienden) en/of betrekking heeft op persoonlijke aangelegenheden, zoals sport en hobby's. Daarnaast hanteren wij ook een 'omgekeerde uitsluiting'. Daarmee bedoelen wij dat als het document geen zakelijke informatie (van welke aard dan ook) bevat, het als een privé-document wordt gekwalificeerd.
(…)
Indien een bestand deels niet voor vrijgave in aanmerking komt, omdat het deels uitsluitend privé­ informatie betreft of deels bedrijfsvertrouwelijke informatie betreft waarbij WFC c.s. geen rechtens te respecteren belang bij inzage heeft, dan sluiten wij het niet vrij te geven deel uit. Afhankelijk van het document doen wij dit door een deel van de informatie uit te knippen of door die informatie zwart te maken. In het geval een bijlage bij een e-mail niet kan worden vrijgegeven, maar de bijbehorende e­ mail wel, dan zullen wij enkel de bijbehorende e-mail vrijgeven, en vice versa. De vrij te geven onderdelen van een bestand worden opgenomen in de definitieve selectie.
2.16.
Het Arrest bevat onder meer de volgende overwegingen:
3.2
In november 2018 heeft [eiser 1] (…) van Norwegian geadviseerd over te stappen van de Italiaanse tak van WFC (Aviation Plus) naar de Italiaanse rechtspersoon Cismat, met welke rechtspersoon WFC toen een joint venture had. Kort na de overstap van Norwegian naar Cismat heeft Cismat de joint venture opgezegd.
(…)
3.21
Op basis van de hier (…) besproken gevallen oordeelt het hof voorshands in het kader van de beoordeling van de inzagevordering van WFC c.s. dat de Bestuurders stelselmatig en substantieel en daarmee onrechtmatig het duurzame debiet van WFC c.s. hebben afgebroken door ongeveer 30 werknemers van WFC c.s. te benaderen voor ECA c.s. te gaan werken en door klanten te bewegen naar ECA over te stappen en dat ECA c.s. daarvan onrechtmatig hebben geprofiteerd. Het aantal klanten, waarvoor dit geldt, is in dit kort geding niet komen vast te staan. Dat zal moeten worden uitgezocht in de bodemprocedure. Wel is ten aanzien van Norwegian en Saudi Airlines voorshands voldoende gebleken dat [eisers] op ongeoorloofde wijze hebben bewerkstelligd dat deze klanten naar ECA zijn overgegaan. De rechtsbetrekking tussen partijen in de zin van artikel 843a Rv is daarmee voor de beoordeling van de inzagevordering voldoende komen vast te staan. (…)
3.3
[eisers] hebben er verder over geklaagd dat de elektronische correspondentie van de Bestuurders en [eiser 5] met hun gezinsleden onder het bewijsbeslag is gevallen en op basis van het bestreden vonnis kan worden ingezien door WFC c.s. (…) Het hof zal daarom de grieven aldus gegrond oordelen, dat geen toestemming wordt gegeven voor inzage in de elektronische correspondentie (o.a. e-mail, whatsapp, SMS, Messenger, Instagram) tussen de Bestuurders en [eiser 5] met hun gezinsleden. Een uitzondering vormt de elektronische correspondentie tussen [eiser 1] en zijn kinderen, omdat die uitsluitsel kunnen geven over de beweegredenen voor de overdracht door [eiser 1] van de aandelen in (…) aan zijn kinderen.
(…)
3.34
Uit het voorgaande volgt dat de grieven van [eisers] tegen toewijzing van de vorderingen van WFC c.s. voor het overgrote deel falen. (…) [eiser 4] c.s. stellen dat DigiJuris noch onafhankelijk is noch capabel is de bestanden te schiften in degene die wel en degene die niet mogen worden ingezien door WFC c.s. Het hof verwerpt de grief en de overige stellingen die [eiser 4] c.s. daarover bij grief 4 hebben aangevoerd. Het hof verwijst daarvoor naar rechtsoverweging 2.12 van het tussenarrest van 7 september 2021 die het hof hier overneemt (…) In aanvulling daarop overweegt het hof dat het enkele feit dat WFC c.s. opdrachtgever zijn van DigiJuris onvoldoende is om vast te stellen dat DigiJuris niet voldoende onafhankelijk is. Daarvoor hadden [eiser 4] c.s. meer moeten stellen, maar dat hebben zij niet gedaan. In 3.28 heeft het hof kort geschetst hoe DigiJuris de documenten beoordeelt en schift alvorens zij deze aan WFC c.s. ter inzage geeft. Deze procedure waarborgt dat WFC c.s. slechts voor het geschil relevante bestanden ter inzage krijgen en dan nog alleen voor zover de inhoud relevant is. Naar het voorshandse oordeel volgt uit de in de Appendices A en B beschreven werkwijze dat DigiJuris zorgvuldig het bewijsmateriaal beoordeelt en schift. In dat licht hebben [eiser 4] c.s. onvoldoende toegelicht waarom DigiJuris niet capabel is de taak uit te voeren. Grief 4 is ongegrond en de vorderingen tot het gebieden van WFC c.s. aan DigiJuris opdracht te geven tot staking van de overeenkomst met hen en tot vernietiging van alle onderzoeksresultaten en die tot het in overleg treden met [eiser 4] c.s. over de invulling van het criterium “rechtens te respecteren belang” zullen worden afgewezen.
3.35
[eisers] maken er wel terecht bezwaar tegen dat zij niet door WFC c.s. op de hoogte worden gehouden welke documenten DigiJuris aan haar ter beschikking heeft gesteld. De inzagevordering is een ingrijpende maatregel. [eisers] hebben er daarom aanspraak op dat WFC c.s. hen informeren over de bestanden die zij hebben ontvangen van DigiJuris om te controleren of DigiJuris de opdracht correct uitvoert. Het hof zal daarom het subsidiair toegewezen petitum dat [eisers] moeten gehengen en gedogen dat DigiJuris (de door WFC c.s. benoemde onafhankelijke deskundige) onbeperkt inzage verkrijgt in de in conservatoir bewijsbeslag genomen bewijsmiddelen aanvullen met de voorwaarde dat WFC c.s. DigiJuris instrueren dat zij kopieën van alle bestanden, voor zover aan WFC c.s. ter inzage gegeven of in afschrift verstrekt en inclusief de zwartgemaakte passages, (alsnog) in kopie verstrekt aan degene onder wie dat bestand in bewijsbeslag is genomen.
2.17.
De voorlopig getuigenverhoren zijn deels al gehouden en zullen deels nog plaatsvinden, het eerstvolgende (op verzoek van WFC) op 15 mei 2023.
2.18.
Na het Arrest hebben [eisers] van [eisers] stukken ontvangen op 30 januari 2023, 13, 15 en 17 februari 2023 en 22 maart 2023.
2.19.
In een e-mail van 15 februari 2023 heeft (de advocaat van) WFC naar aanleiding van op 14 februari 2023 door (de advocaat van) [eisers] gestelde (hierna cursief weergegeven) vragen en opmerkingen over de gang van zaken, waarbij WFC bepaalde stukken uit het bewijsbeslag pas met [eisers] had gedeeld
nadat[eiser 3] , op maandag 13 februari 2023, als getuige was gehoord, het volgende gemeld:
(…) De stukken hebben wij ontvangen afgelopen donderdag om 10:52 uur en afgelopen vrijdag 13:16 uur en 15:58 uur. De batch van donderdag bevatte een fout en was pas op donderdagavond laat toegankelijk (na 22:00 uur). De reden dat wij deze stukken pas zo laat ontvingen is omdat wij laat in de voorbereiding op twee aanvullende vragen stuitten die wij aan DigiJuris hebben voorgelegd. We hebben hierbij aangegeven dat wij de stukken zo snel mogelijk wilde hebben, en in ieder geval vóór het verhoor van afgelopen maandag. Aan DigiJuris is niet gevraagd om de stukken op een bepaald tijdstip of een bepaalde datum aan te leveren.
De stukken hebben wij in het weekend bekeken, waarbij wij ook direct instructie hebben gegeven om deze te separeren per wederpartij. Deze separatie is op maandag gedurende ons verhoor afgerond, waarna wij de stukken na het verhoor hebben gedeeld. Dat de stukken na het verhoor zijn gedeeld is dus te wijten aan het feit dat het enige tijd kostte om deze te separeren. Zoals je zelf opmerkt, is hier ook in voorzien in het vonnis door ons een termijn te gunnen van drie dagen.
Dat gezegd hebbende, wil ik in de toekomst niet in een situatie komen waar wij ten tijde van een verhoor wél over stukken beschikken die jullie niet hebben. Zoals wij al bespraken, heb ik DigiJuris aangegeven de werkwijze aan te passen. Digijuris is bericht in het vervolg de stukken eerst te separeren en dan separaat aan ons aanleveren. Wij zullen dan, zodra wij de e-mail zien, deze doorsturen en pas daarna de stukken bekijken. Ik kan niet uitsluiten dat stukken dan komen vlak vóór een verhoor (minstens 48 uur), maar in ieder geval zullen wij - net als jullie - even lang de tijd hebben om de stukken te bekijken en ten tijde van een verhoor over dezelfde stukken beschikken.
Op dit moment is er nog één levering in onze mailbox, aangeleverd gisteren om 16:24 uur. Deze hebben wij niet bekeken. De stukken worden eerst gesepareerd. Als dat is afgerond, sturen wij deze door en dan pas daarna bekijken wij pas de reeds aangeleverde levering. Jullie (en wij) ontvangen deze stukken vóór 10.30 uur vandaag, als separeren vóór dit tijdstip niet lukt zullen wij de stukken niet gebruiken voor het verhoor van donderdag. Als wij vandaag na 10.30 uur andere uitstaande verzoeken ontvangen, sturen wij die gelijk door, maar gebruiken het niet op donderdag. In het vervolg zullen wij andere verzoeken minstens 48 uur vóór het verhoor aan jullie toesturen (en dus gelijktijdig met het moment waarop wij die ontvangen), en anders niet gebruiken.
Ik kom tot slot nog terug op de vragen:
1.
Geven jullie DigiJuris instructies over wanneer jullie stukken wensen te ontvangen?Nee, behalve dat wij hebben aangegeven de stukken zo snel mogelijk te willen ontvangen en vóór het verhoor, voor zover mogelijk met de beschikbaarheid van DigiJuris (…)
Zo ja, is dat ook in dit geval gebeurd?Zie hiervoor.
2.
Wanneer hebben jullie de betreffende batches van DigiJuris precies ontvangen?Donderdag 10:52 uur en vrijdag 13:16 uur en 15:58 uur (…)
3.
Klopt het dat er stukken uit deze batches gebruikt zijn tijdens de getuigenverhoren van [eiser 3] en (…)?Dat klopt, zie hiervoor.
(…)
7.
Voor de andere verhoren verzoeken wij vrijgegeven stukken minimaal 48 uur van tevoren aan de betreffende advocaten te verstrekken, zodat ze kunnen worden bekeken en besproken. Indien deze bevestiging uitblijft, zullen wij de rechter-commissaris over de gang van zaken informeren en ons op het standpunt stellen dat dergelijke stukken niet in het verhoor kunnen worden gebruikt. Hierbij bevestigd.
8.
Bovendien hechten wij eraan dat in de verdere verhoren steeds de precieze bron van de stukken wordt vermeld - dus niet 'het bewijsbeslag', maar 'beslag bij X, zoals vrijgegeven en doorgestuurd op datum Y'. Dat zullen wij doen.
2.20.
WFC heeft bij de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, opnieuw een kort geding aangespannen om inzage te verkrijgen in de in september 2022 in beslag genomen documenten. De mondelinge behandeling daarvan zal plaatsvinden op
12 mei 2023.
2.21.
WFC is ook betrokken in een arbitrageprocedure in Italië, tegen onder anderen Cismat.

3.Het geschil in conventie

3.1.
Eisers vorderen, met hoofdelijke veroordeling van gedaagden in de proceskosten, dat de voorzieningenrechter:
primair:
i. Een onafhankelijke derde aanwijst als vervanger voor DigiJuris, waarbij die derde wordt opgedragen om de voorwaarden zoals beschreven in het Arrest in acht te nemen, met dien verstande dat als aanvullende voorwaarde wordt gesteld dat vóór bescheiden door de onafhankelijke derde (ook wel: de vervanger) aan WFC ter beschikking worden gesteld, het oordeel van de vervanger daarover eerst wordt voorgelegd aan [eisers] (althans de desbetreffende geëxecuteerde), die daarop binnen een door de derde te bepalen redelijke termijn (die afhankelijk is van het aantal bescheiden) reageert, waarbij in geval van een verschil van inzicht tussen de geëxecuteerde en de vervanger over het al dan niet vrijgegeven van een document de onafhankelijke derde een kort geding daarover bij deze rechtbank dient te entameren tegen de desbetreffende geëxecuteerde;
ii. DigiJuris gebiedt om haar taken als onafhankelijke derde per direct neer te leggen en om als gerechtelijk bewaarder mogelijk te maken dat de te benoemen vervanger die werkzaamheden kan overnemen;
iii. WFC gebiedt haar handelen in strijd met het Arrest te staken;
iv. WFC gebiedt om de executie binnen 3 maanden na het wijzen van vonnis, althans binnen een door de Voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen termijn, af te ronden;
v. Voor wat betreft het onder ii, iii en iv gevorderde: op straffe van verbeurte van een dwangsom;
subsidiair:
vi. DigiJuris gebiedt om haar handelwijze in overeenstemming met het Arrest te brengen, met dien verstande dat als aanvullende voorwaarde wordt gesteld dat vóór bescheiden aan WFC ter beschikking worden gesteld, het oordeel van DigiJuris daarover eerst wordt voorgelegd aan [eisers] (althans de desbetreffende geëxecuteerde), die daarop binnen een redelijke termijn (die afhankelijk is van het aantal bescheiden) reageert naar DigiJuris, waarbij in geval van een verschil van inzicht tussen de geëxecuteerde en DigiJuris over het al dan niet vrijgegeven van een document DigiJuris een kort geding daarover bij deze rechtbank dient te entameren tegen de desbetreffende geëxecuteerde;
vii. WFC gebiedt haar handelen in strijd met het Arrest te staken;
viii. WFC gebiedt om de executie binnen 3 maanden na het wijzen van dit vonnis, althans binnen een door de Voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen termijn, af te ronden;
ix. Voor wat betreft het onder vi, vii en viii gevorderde: één en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom.
3.2.
[eisers] hebben ter toelichting op hun vorderingen, kort samengevat, gesteld dat WFC en DigiJuris in strijd handelen met het Arrest en (de strekking van) het Executievonnis, misbruik maken van hun bevoegdheid en onrechtmatig handelen jegens [eisers] . DigiJuris stelt zich daarbij volgens [eisers] niet onafhankelijk op, maar kiest partij voor WFC. [eisers] hebben met name de volgende bezwaren geuit:
1. de bescheiden worden niet gelijktijdig gedeeld en niet door DigiJuris, zoals voorgeschreven, maar door WFC;
2. informatie wordt ongesepareerd per beslagene gedeeld en met anderen dan degene onder wie het beslag is gelegd;
3. de beperkingen die zijn opgenomen in het Arrest ten aanzien van privégegevens en bedrijfsvertrouwelijke informatie worden niet nagekomen;
4. de informatie wordt gebruikt voor een ander doel dan waarvoor inzage verleend, bijvoorbeeld in een Italiaanse arbitrageprocedure;
5. de gegevens worden niet apart per beslagene verwerkt, maar er wordt op verzoek van WFC op zoektermen gezocht voor getuigenverhoren;
6. de duur van de executie is onbeperkt en wordt bewust vertraagd.
3.3.
WFC en DigiJuris voeren verweer. Zij stellen zich wel aan de voorwaarden uit het Arrest te houden en voeren aan dat [eisers] er eerder geen probleem mee hadden dat, anders dan in het Arrest is bepaald, niet DigiJuris maar WFC de bestanden aan [eisers] verstrekte. Verder handelen [eisers] volgens WFC in strijd met de waarheidsplicht. De advocaat van DigiJuris heeft vervolgens in een lang betoog met name uiteengezet dat bestanden (zoals e-mails) die op het eerste gezicht uitsluitend privé lijken te zijn, dan wel bedrijfsvertrouwelijk, dat bij nadere beschouwing niet zijn en/of relevant voor het onderliggende geschil, waardoor WFC er een rechtmatig belang bij heeft om daarover de beschikking te krijgen. Hij heeft een aantal voorbeelden aangehaald om deze stelling te onderbouwen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
WFC vordert, samengevat:
[eisers] te veroordelen om binnen drie maanden na de datum van dit vonnis aan WFC inzage in en afschrift te verstrekken van de door WFC beslagen bescheiden waarop WFC recht heeft, conform het Arrest, onder verbeurte van dwangsommen en met hoofdelijke veroordeling van [eisers] in de proceskosten.
4.2.
[eisers] voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie

5.1.
Dit kort geding gaat over een bewijsbeslag waaronder 1,6 miljoen documenten vallen. In het Inzagevonnis van 8 april 2021 en in hoger beroep in het Arrest van 29 november 2022 is bepaald dat [eisers] moeten gehengen en gedogen dat DigiJuris inzage krijgt in de beslagen stukken en onder welke voorwaarden DigiJuris de selectie maakt die aan WFC ter beschikking wordt gesteld. In het Arrest is onder meer bepaald dat DigiJuris van alle bewijsmiddelen die zij aan WFC ter inzage geeft of in afschrift verstrekt
gelijktijdig een kopie verstrekt aan degene onder wie dat bewijsmiddel in bewijsbeslag is genomen.
5.2.
Partijen zijn het erover eens dat de verplichting van [eisers] om te gehengen en gedogen dat WFC via een onafhankelijke derde inzage krijgt in de relevante beslagen gegevens, in dit kort geding niet ter discussie staat. Ook is tussen hen niet in geschil dat het Arrest en de daarin gegeven spelregels en voorwaarden daarbij tot uitgangspunt moeten worden genomen. Waar zij van mening over verschillen is de vraag of WFC en DigiJuris zich tot dusver aan die spelregels (en eerder aan die van het Afgiftevonnis) hebben gehouden en wat daarvan de gevolgen moeten zijn.
5.3.
WFC heeft er nogal een punt van gemaakt dat [eisers] de onder 2.19 genoemde e-mailcorrespondentie onvoldoende onder de aandacht van de voorzieningenrechter heeft gebracht. [eisers] hebben deze correspondentie echter wel als productie in het geding gebracht en ernaar verwezen. Dat zij dat niet explicieter hebben gedaan rechtvaardigt niet, anders dan WFC bepleit, het oordeel dat [eisers] daarmee in strijd met artikel 21 Rv hebben gehandeld en dat alleen al daarom de vorderingen zouden moeten worden afgewezen.
5.4.
[eisers] wijzen er terecht op dat een bewijsbeslag zoals dit een ingrijpend dwangmiddel is en dat ervoor moet worden gewaakt dat de daaruit aan de andere partij ter beschikking komende gegevens oneigenlijk worden gebruikt. Het is daarom van groot belang dat de aan de verstrekking van afschriften verbonden waarborgen en voorschriften, in dit geval vastgelegd in het Arrest, worden nageleefd.
5.5.
[eisers] vorderen in de eerste plaats dat DigiJuris wordt vervangen door een andere onafhankelijke derde. Zij stellen dat DigiJuris zelf daarvan een voorstander zou moeten zijn, omdat beide partijen er belang bij hebben dat de onafhankelijkheid van die derde niet ter discussie staat. WFC en DigiJuris delen die visie echter niet.
5.6.
Het eventueel vervangen van DigiJuris door een andere onafhankelijke derde is echter geen sinecure. Het gaat om een omvangrijke klus, waarvoor specifieke (IT) kennis benodigd is en er is geen concreet zicht op een voldoende uitgeruste derde die deze taak snel en adequaat van DigiJuris zou kunnen overnemen, terwijl DigiJuris al langjarige ervaring heeft met dergelijke
projecten. Voorkomen moet worden dat de executie vertraging oploopt of anderszins wordt belemmerd. Er moeten dus wel zwaarwegende gronden zijn om tot het treffen van deze door [eisers] gevorderde maatregel over te gaan.
5.7.
[eisers] hebben al van meet af aan in (executie)geschillen de deskundigheid en onafhankelijkheid van DigiJuris in twijfel getrokken. Tot dusver zijn hun bezwaren steeds gemotiveerd van de hand gewezen. In het Arrest van
29 november 2022, redelijk recent dus nog, heeft het Hof geoordeeld dat onvoldoende gronden bestaan om aan te nemen dat DigiJuris niet voor haar taak is toegerust of daarin tekort zou schieten. Het is niet de bedoeling die discussie hier nog eens over te doen. Anders dan [eisers] hebben bepleit, leveren ook de gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden na het Arrest, geen goede gronden op om DigiJuris in haar rol van onafhankelijke derde te vervangen.
5.8.
Wel kan aan [eisers] worden toegegeven dat de gang van zaken bij de inzage in/afgifte van de beslagen bescheiden niet geheel vlekkeloos is verlopen.
Zo is in het Arrest bepaald – en dat is ook de strekking van het Executievonnis, al is daarin een termijn van enkele dagen opgenomen – dat partijen
gelijktijdigde beschikking moeten hebben over de afgegeven documenten. Het recht op een eerlijk proces brengt immers mee dat beide partijen beschikken over dezelfde gegevens en dat niet de ene partij op achterstand komt te staan ten opzichte van de ander. Uit de gang van zaken voorafgaand aan het getuigenverhoor van [eiser 3] , zoals uiteengezet onder 2.19, zou echter kunnen worden afgeleid dat WFC – al dan niet bewust – daarin steken heeft laten vallen. Gelet op de inhoud van de daar weergegeven correspondentie en de mededelingen ter zitting kan echter niet worden uitgesloten dat dit een aanloopprobleem betrof en/of een technische achtergrond had en dat dit nu niet meer zal voorkomen. Dat heeft WFC in de e-mail van 15 februari 2023 ook uitdrukkelijk toegezegd. Daarnaast hebben [eisers] er aanvankelijk geen probleem van gemaakt dat niet DigiJuris, maar WFC de documentatie met [eisers] deelde nadat zij er de beschikking over kreeg. Dat was ook de aanvankelijk in het Executievonnis vastgelegde procedure. DigiJuris was geen partij in de procedure die tot het Arrest leidde en [eisers] heeft naar aanleiding van het arrest niet aan DigiJuris en aanvankelijk ook niet aan WFC laten weten dat zij wilde dat het arrest in dit opzicht gevolgd zou worden. WFC heeft inmiddels verklaard dat toekomstige aanlevering van documenten aan [eisers] door DigiJuris zal geschieden. Er wordt daarom van uitgegaan dat in ieder geval vanaf heden op strikte wijze de in het Arrest voorgeschreven – en ook in de appendices van DigiJuris zelf vastgelegde – werkwijze zal worden gevolgd, te weten dat DigiJuris de door haar geselecteerde af te geven documenten uit het bewijsbeslag
gelijktijdigzal verstrekken aan WFC en [eisers] Een veroordeling op dit punt wordt dus niet nodig geacht.
5.9.
Verder heeft DigiJuris, zo blijkt uit eerdergenoemde correspondentie, aanvankelijk kennelijk gegevens verstrekt die niet op voorhand per beslagene waren uitgesplitst en zijn op 30 januari 2023 bestanden gedeeld met alle advocaten, ook met een advocaat die niet meer bij de zaak betrokken was. WFC heeft echter voldoende aannemelijk gemaakt dat dit is rechtgezet en in de eerdergenoemde
e-mail van 15 februari 2023 toegezegd dat DigiJuris voortaan een selectie vooraf per beslagene zal toepassen. Ook op dit punt zal het Arrest in elk geval vanaf heden strikt worden opgevolgd. Omdat onvoldoende aannemelijk is geworden dat door deze gang van zaken bestanden in handen zijn gekomen van derden die dat niet aanging, is dat vooralsnog voldoende. Ook hier is een veroordeling dus niet nodig.
5.10.
WFC heeft met klem betwist dat zij de beschikking heeft gekregen over bestanden die uitsluitend privégegevens of bedrijfsvertrouwelijke informatie bevatten waar zij, bij inachtneming van de voorwaarden in het Arrest, geen recht op heeft. [eisers] hebben voorbeelden in het geding gebracht waarbij dat volgens hen wel het geval is geweest. Ten aanzien van al die voorbeelden, de producties 18, 19, 20, 21, 23 en 24 van [eisers] , hebben WFC en DigiJuris tegen de achtergrond van het bepaalde in 3.20 en 3.21 van het Arrest (zie bij 2.16) uiteengezet waarom het documenten betrof die terecht aan WFC zijn afgegeven, waarbij zij de volgende uitleg gaven:
- productie 18 gaat om vluchten van Norwegian Airlines, waarbij ECA betrokken was, onderwerp van het geschil dus;
- productie 19 van [eisers] gaat om cijfers van ECA in 2020, relevante informatie voor het volgens WFC onrechtmatige concurrentievoordeel;
- productie 20 bevat cijfers waaruit zou blijken dat TOA gebruik maakte van door [eisers] doorgespeelde informatie van WFC;
- producties 21 en 23 bevatten e-mailcorrespondentie tussen [eiser 1] en [eiser 2] uit de periode dat [eiser 1] nog aan zijn non-concurrentiebeding was gebonden en die aantonen dat hij daarmee toen in strijd handelde;
- productie 24 bevat weliswaar privécorrespondentie van [eiser 1] met zijn zoon, maar legt ook bloot dat hij deze betrok bij de onrechtmatigheden, wellicht om zaken te verhullen.
Daarbij hebben WFC en DigiJuris erop gewezen dat in r.o. 3.30 van het Arrest uitdrukkelijk de elektronische correspondentie tussen [eiser 1] en zijn kinderen is genoemd als uitzondering op het verbod om correspondentie met gezinsleden te verstrekken en dat [eisers] bij de door hun in het geding gebrachte voorbeelden zaken hebben weggelaten die een ander licht op de berichten/gegevens zouden kunnen werpen. WFC en DigiJuris hebben dat op hun beurt met voorbeelden geadstrueerd.
5.11.
Tegenover deze gemotiveerde en gedocumenteerde betwisting door WFC en DigiJuris, hebben [eisers] onvoldoende aannemelijk gemaakt dat DigiJuris bij de selectie van de aan WFC te verstrekken gegevens uit het bewijsbeslag, de in het Arrest aangegeven grenzen – met name dat geen gegevens mogen worden verstrekt die uitsluitend privé zijn of gegevens die bedrijfsvertrouwelijk zijn en bij de verstrekking waarvan WFC geen rechtmatig belang heeft – heeft overschreden.
5.12.
Ook de stelling van [eisers] dat de informatie wordt gebruikt voor een ander doel dan waarvoor inzage is verleend, bijvoorbeeld in een Italiaanse arbitrageprocedure, gaat niet op. WFC heeft er terecht op gewezen dat het bewijsbeslag mede ziet op de overstap van Norwegian Air van de Italiaanse tak van WFC naar de Italiaanse vennootschap Cismat, met welke rechtspersoon WFC toen een joint venture had, waarna Cismat de joint venture heeft opgezegd, zoals in het verzoekschrift (zie 2.4) en in het Arrest (zie 2.16) uitdrukkelijk aan de orde is gekomen. Nu de Italiaanse arbitrage daarmee verband houdt, is gebruikmaking van gegevens uit het bewijsbeslag daarvoor voorshands gerechtvaardigd. Van belang daarbij is dat het bewijsbeslag er mede op is gericht om “
inzicht te verkrijgen in de aard en omvang van de door [eisers] gepleegde verweten handelingen, alsmede in de rol van de daarin betrokken personen of entiteiten en in de door WFC c.s. geleden schade”, waarbij WFC c.s. “
haar positie kan bepalen over de vraag op welke gronden tegen wie en waar zij een procedure zal dienen in te stellen.”, zoals in het verzoekschrift is vermeld en in het beslagverlof gehonoreerd (zie 2.3).
5.13.
De advocaat van eisers 4 tot en met 7 heeft nog gesteld dat WFC gebruik zou hebben gemaakt van vertrouwelijke bedrijfsgegevens uit het bewijsbeslag, namelijk van prijsgegevens van ECA en TOA om voet aan de grond te krijgen op de Zuid Afrikaanse markt. Dit heeft zij echter pas ter zitting aangevoerd en niet nader met documenten onderbouwd. Tegenover de betwisting door WFC kan daarom niet van de juistheid van deze stelling worden uitgegaan. Voor het overige hebben [eisers] enig gebruik van de bescheiden voor een ander doel dan waarvoor deze zijn verstrekt, niet nader gesteld of onderbouwd.
5.14.
Al met al kan niet worden geconcludeerd dat WFC haar executie-bevoegdheid misbruikt en/of dat WFC en DigiJuris bij de uitoefening daarvan anderszins onrechtmatig handelen jegens [eisers] Tot slot kan weliswaar worden gezegd dat WFC niet heel voortvarend handelt nu zij nog geen bodemprocedure tegen [eisers] aanhangig heeft gemaakt, maar vooralsnog is ook dat onvoldoende voor het aannemen van enig onrechtmatig handelen.
5.15.
De slotsom is dat onvoldoende grond bestaat voor toewijzing van het gevorderde. Ook ontbreekt een grondslag om DigiJuris te verplichten, zoals subsidiair gevorderd, om door haar geselecteerde bescheiden aan [eisers] voor te leggen vóór verstrekking aan WFC en bij onenigheid daarover een gang naar de voorzieningenrechter te maken. Dat zou ook op gespannen voet staan met het Afgiftevonnis en het Arrest. De gevraagde voorzieningen zullen dan ook worden geweigerd, met (hoofdelijke) veroordeling van [eisers] in de proceskosten en in de nakosten.

6.De beoordeling in reconventie

6.1.
WFC vordert veroordeling van [eisers] om binnen drie maanden aan WFC inzage in en afschrift te verlenen van de beslagen bescheiden overeenkomstig het Arrest. Nu echter de vorderingen in conventie worden afgewezen, heeft WFC bij toewijzing van deze vordering onvoldoende belang. Bovendien heeft WFC zelf betoogd dat drie maanden een niet realistische – te korte – termijn is.
6.2.
De gevraagde voorziening wordt dan ook geweigerd, met veroordeling van WFC in de proceskosten, die tot heden vanwege de samenhang met de vordering in conventie worden begroot op nihil.

7.De beslissing

De voorzieningenrechter
In conventie:
7.1.
weigert de gevraagde voorzieningen,
7.2.
veroordeelt eisers hoofdelijk in de kosten van dit geding, tot heden aan de zijde van WFC en DigiJuris, voor elk van hen, begroot op:
– € 676,- € 676,- aan griffierecht en
– € 676,- € 1.079,- aan salaris advocaat,
7.3.
veroordeelt eisers hoofdelijk in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 173,- voor salaris advocaat, te vermeerderen met € 90,- en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit vonnis plaatsvindt,
In reconventie:
7.4.
weigert de gevraagde voorziening,
7.5.
veroordeelt WFC in de kosten van dit geding, tot heden aan de zijde van [eisers] begroot op nihil,
In conventie en in reconventie:
7.6.
verklaart deze kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.H. van Voorst Vader, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Balk, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2023. [1]

Voetnoten

1.type: MB