ECLI:NL:RBAMS:2023:2812
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ontslag tijdens proeftijd; geen strijd met Wgbh/cz en achterstallig salaris niet toewijsbaar
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 3 mei 2023 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van [verzoeker] tegen Flink 1 B.V. [verzoeker] verzocht om vernietiging van zijn ontslag tijdens de proeftijd, dat volgens hem in strijd was met de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (Wgbh/cz). Hij stelde dat zijn ontslag verband hield met zijn arbeidsongeschiktheid na een ongeval op 26 oktober 2022, waarbij hij letsel opliep. Flink betwistte dit en voerde aan dat het ontslag niet gerelateerd was aan de arbeidsongeschiktheid, maar aan de beoordeling van de nieuwe Hub-manager. De kantonrechter oordeelde dat [verzoeker] niet had aangetoond dat hij leed aan een handicap of chronische ziekte in de zin van de Wgbh/cz. De medische gegevens gaven onvoldoende aanleiding om te concluderen dat er sprake was van een langdurige of onomkeerbare aandoening. Daarom werd het verzoek tot vernietiging van het ontslag afgewezen.
Daarnaast verzocht [verzoeker] om betaling van achterstallig salaris, maar de kantonrechter oordeelde dat hij slechts vier dagen had gewerkt en dat er geen vaste arbeidsomvang was afgesproken. Het loonuitsluitingsbeding was van toepassing, waardoor Flink niet verplicht was om salaris te betalen tijdens de ziekteperiode. De kantonrechter wees alle verzoeken van [verzoeker] af en compenseerde de proceskosten, zodat iedere partij haar eigen kosten droeg.