ECLI:NL:RBAMS:2023:2804

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 april 2023
Publicatiedatum
3 mei 2023
Zaaknummer
22/3922
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting wegens onvoldoende bewijs van laden en lossen

Op 7 april 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser uit Duivendrecht en de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, betreffende een naheffingsaanslag parkeerbelasting. De heffingsambtenaar had op 30 juli 2022 een naheffingsaanslag opgelegd, welke op 11 augustus 2022 ongegrond werd verklaard door de heffingsambtenaar na het indienen van een bezwaar door eiser. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar verscheen niet op de zitting op 7 april 2023, terwijl de heffingsambtenaar vertegenwoordigd was door mr. H. Oderkerk.

De rechtbank heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd dat hij op 26 juli 2022 om 17:06 uur alleen stilstond om onmiddellijk schilderspullen te lossen. De rechtbank oordeelde dat de bewijslast voor het onmiddellijk laden of lossen bij eiser ligt. De overgelegde foto’s toonden aan dat er geen bewijs was voor het onmiddellijk lossen van zaken, en de enkele stelling van eiser dat hij werkzaam is voor een schildersbedrijf was onvoldoende om zijn standpunt te onderbouwen. De rechtbank heeft daarom het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat eiser de naheffingsaanslag moet betalen en dat de heffingsambtenaar het griffierecht niet hoeft te vergoeden.

De uitspraak is gedaan door mr. J.F. Kuiken, in aanwezigheid van griffier mr. N.J.A. van Eck, en is op 7 april 2023 verzonden aan de partijen. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/3922

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 april 2023 in de zaak tussen

[eiser] , te Duivendrecht, eiser,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, verweerder.

Procesverloop

Met een besluit van 30 juli 2022 (het primaire besluit) heeft de heffingsambtenaar een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd.
Met een besluit van 11 augustus 2022 (de bestreden uitspraak) heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen de bestreden uitspraak beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 april 2023.
Eiser is, zonder voorafgaand bericht, niet verschenen. De heffingsambtenaar is verschenen in de persoon van mr. H. Oderkerk.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. In geschil is de vraag of eiser op 26 juli 2022 om 17:06 uur heeft geparkeerd aan [adres 1] of alleen stil heeft gestaan om onmiddellijk schilderspullen te lossen.
3. Naar het oordeel van de rechtbank moest eiser parkeergeld betalen voor parkeren op de plek waar zijn auto geparkeerd stond. Op de dag dat eiser zijn auto heeft geparkeerd aan [adres 1] stond tijdelijk een laden- en lossenbord. Uit de door de heffingsambtenaar overgelegde foto blijkt echter dat dit bord niet van toepassing was op
26 juli 2022 om 17:06 uur, maar alleen op 2 augustus 2022. Eiser heeft in beroep een foto overgelegd, maar de rechtbank stelt vast dat deze foto ziet op een andere plek. De foto heeft namelijk betrekking op [adres 2] , terwijl de auto van eiser geparkeerd stond ter hoogte van [adres 1] . De door eiser overgelegde foto maakt wat hiervoor is overwogen dan ook niet anders.
4. Het stilstaan met een auto wordt als parkeren aangemerkt. Van parkeren is alleen geen sprake wanneer onmiddellijk personen in- en uitstappen of onmiddellijk zaken geladen of gelost worden. De bewijslast dat er onmiddellijk wordt geladen of gelost ligt op eiser.
5. De rechtbank stelt vast dat op de scanfoto’s niets te zien is dat duidt op het onmiddellijk lossen van zaken. De auto staat stil op een parkeerplek, de deuren zijn dicht, de knipperlichten lijken uit te staan en er zijn geen personen te zien in of rondom de auto. Maar deze foto’s zijn slechts een momentopname. Het is dan ook niet uitgesloten dat eiser onmiddellijk aan het lossen was ook al is dit niet op de foto’s te zien. Dit dient eiser dan wel aannemelijk te maken.
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser dit echter niet gedaan. De enkele stelling van eiser dat hij werkzaam is voor een schildersbedrijf en enkele minuten bezig is geweest met het lossen van schilderspullen, is daarvoor onvoldoende. Immers niet valt daarmee uit te sluiten of eiser niet alleen onmiddellijk aan het lossen was, maar ook om andere redenen daar geparkeerd stond. Eiser heeft deze stelling ook niet onderbouwd met bijvoorbeeld een getuigenverklaring van het adres waar hij de spullen heeft gelost. Verweerder heeft dan ook de naheffingsaanslag terecht opgelegd.
Conclusie
7. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiser geen gelijk heeft en de naheffing moet betalen.
8. De heffingsambtenaar hoeft het door eiser betaalde griffierecht niet te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F. Kuiken, rechter, in aanwezigheid van
mr. N.J.A. van Eck, griffier, op 7 april 2023.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunt u binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.