Op 3 januari 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het Amtsgericht Papenburg in Duitsland. Het EAB, dat op 1 december 2021 is uitgevaardigd, strekt tot de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die in Nederland is ingeschreven en de Nederlandse nationaliteit heeft. De behandeling van het EAB vond plaats op 20 december 2022, waarbij het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door officier van justitie mr. K. van der Schaft en de opgeëiste persoon werd bijgestaan door mr. N.M. Delsing en mr. A.M. Timorason, beiden advocaat in Amsterdam.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de wettelijke termijn voor het beslissen op het overleveringsverzoek is verstreken, maar dat dit de verplichting om te beslissen niet opheft. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW). Het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon wordt verdacht van illegale handel in verdovende middelen, een feit dat onder de lijst van bijlage 1 bij de OLW valt. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat er een garantie is gegeven door de Staatsanwaltschaft Osnabrück dat, in geval van veroordeling, de opgeëiste persoon zijn straf in Nederland kan ondergaan.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering en heeft zij de overlevering toegestaan. De uitspraak is gedaan door de voorzitter mr. M.E.M. James-Pater en de rechters mrs. P. van Kesteren en G.M. Beunk, in aanwezigheid van griffier mr. L.J.F. Ceelie. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals bepaald in artikel 29, tweede lid, OLW.