ECLI:NL:RBAMS:2023:2770

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 maart 2023
Publicatiedatum
2 mei 2023
Zaaknummer
AMS 22-2727
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van pgb voor jeugdhulp en geschil over tarief en diploma-eisen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 21 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil over de toekenning van een persoonsgebonden budget (pgb) voor jeugdhulp. Eiseres, die als begeleider werkzaam was, kreeg in oktober 2020 een pgb toegekend op basis van een informeel tarief. Na een aantal wijzigingen in de begeleiding en een geschil over het uurtarief, heeft eiseres beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amstelveen, dat het bezwaar van eiseres ongegrond verklaarde. Tijdens de zitting op 2 februari 2023 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde en de vader van de jeugdige ook aanwezig was.

De rechtbank heeft overwogen dat eiseres niet voldoet aan de vereisten voor een formeel tarief, omdat zij geen registratie heeft in het BIG- of SKJ-register en geen erkend diploma heeft overgelegd. Eiseres voerde aan dat zij onder de tenzij-regeling valt op basis van haar buitenlandse opleidingen, maar de rechtbank oordeelde dat het aan verweerder is om te bepalen of deze regeling van toepassing is. De rechtbank concludeerde dat verweerder terecht het informele tarief heeft gehanteerd en dat er geen aanleiding was om het hoge tarief toe te kennen. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling of schadevergoeding toegewezen.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor zorgverleners om te voldoen aan de kwaliteitseisen en registratievereisten om in aanmerking te komen voor een hoger tarief. De rechtbank heeft ook aangegeven dat de goedkeuring van de Sociale Verzekeringsbank (Svb) niet betekent dat het contract automatisch goedgekeurd is, en dat de verantwoordelijkheid voor de goedkeuring bij de gemeente ligt.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/2727

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 maart 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres,

(gemachtigde: mr. M. Duurtsema),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amstelveen, verweerder
(gemachtigden: mr. C. van Splunder).

Procesverloop

Bij bericht van 7 augustus 2021 en bij brief van 26 augustus 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder aan de ouders van de jeugdige medegedeeld dat zij voor het inschakelen van eiseres pgb [1] voor jeugdhulp krijgen op basis van het informeel tarief.
Bij besluit van 26 april 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 februari 2023. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens is verschenen de vader van de jeugdige. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting gesloten.

Overwegingen

Achtergrond
1. In oktober 2020 is voor de jeugdige, [persoon 1] , door verweerder 15,5 uur aan pgb toegekend op basis van het informeel tarief van € 20,- per uur. Mevrouw [persoon 2] was toen begeleider. Bij brief van 24 maart 2021 is het aantal uren opgehoogd voor het aannemen van een tweede begeleider op basis van het informeel tarief voor de periode van 1 maart 2021 tot en met 31 juli 2021. De tweede begeleider is voor 8,5 uur per week gestart. Zij is gestopt als begeleider voordat eiseres op 11 juni 2021 begon als begeleider van de jeugdige in aanvulling op de begeleiding van mevrouw [persoon 2] . Eiseres werkte op maandag en donderdag als begeleider voor 13 uur per week. Tussen eiseres en de ouders van de jeugdige is een contract afgesloten voor een tarief van € 43,80 per uur. Zij werkte van 11 juni 2021 tot 8 juli 2021 (de start van de zomervakantie) en vanaf 23 augustus 2021 (het einde van de zomervakantie) tot 26 augustus 2021. Toen is eiseres gestopt als begeleider op verzoek van de moeder van de jeugdige.
2. In de zomervakantie heeft eiseres contact gehad met een consulent van verweerder. Tijdens dat contact is volgens eiseres toegezegd dat de jeugdhulpverlening was goedgekeurd of zou worden goedgekeurd. Vervolgens heeft eiseres op 1 juli 2021 vernomen dat er geen akkoord van verweerder is voor het tussen de ouders en eiseres overeengekomen uurtarief.
3. Verweerder werpt tegen dat eiseres geen SKJ [2] - of BIG [3] -registratie heeft en geen relevant diploma van een erkende Nederlandse instelling of een waardering van buitenlandse diploma’s door het Nuffic heeft overgelegd. Daarom heeft verweerder bij de toekenning van het pgb het informele tarief gehanteerd. Omdat eiseres niet voldoet aan de kwaliteitseisen komt zij evenmin in aanmerking voor een formeel tarief op grond van de tenzij-regeling.
Beoordeling door de rechtbank
4. Eiseres is het niet eens met het toegekende uurtarief. Zij stelt dat zij over de periode dat zij zorg heeft verleend in aanmerking komt voor een formeel tarief van € 65,00 per uur dan wel het overeengekomen tarief van € 43,80 per uur. De rechtbank moet beoordelen of verweerder terecht tot het besluit is gekomen om het informeel tarief te verbinden aan de toekenning van het pgb.
De goedkeuring van de Svb [4]
4.1
Eiseres stelt dat de Svb het contract tussen haar en de ouders heeft goedgekeurd. Dit heeft volgens haar tot gevolg dat conform het overeengekomen tarief moet worden betaald.
4.2
De rechtbank overweegt dat de rol van de Svb zich beperkt tot die van administrateur. Niet is gebleken dat de Svb het contract heeft goedgekeurd. Ook heeft verweerder terecht tegengeworpen dat de Svb niet het bevoegde orgaan om het contract goed te keuren, maar verweerder.
De tenzij-regeling en de waardering van buitenlandse diploma’s
5.1
Op grond van de Verordening Jeugdhulp 2020 (Verordening) en de Nadere regels Jeugdhulp 2020 komt eiseres niet in aanmerking voor het hoge tarief. Hiervoor moet een begeleider staan ingeschreven in het BIG-register of SKJ-register. [5] Daaruit blijkt dat een begeleider over de deskundigheid beschikt om de werkzaamheden uit te voeren. Eiseres voert aan dat zij alsnog in aanmerking komt, omdat zij valt onder de zogeheten tenzij-regeling op basis van de door haar voltooide (buitenlandse) opleidingen, trainingen en cursussen. Eiseres heeft haar Curriculum Vitae overgelegd, waaruit onder meer blijkt dat zij de studie Cultuurwetenschappen aan de Universiteit Utrecht heeft afgerond. Ter onderbouwing heeft eiseres het getuigschrift van de Faculteit Cultuurwetenschappen van de Universiteit Utrecht overgelegd. Eiseres heeft in Amerika de opleiding ‘Somatic movement therapy training’ gevolgd. Hiervan heeft zij ook een certificaat van overgelegd, alsmede een certificaat van de opleiding Bio-tensor vaardigheden bij de stichting Orthotes. Daarnaast heeft zij de opleiding HBO Drama genoten. Het voorgaande maakt dat zij over de expertise beschikt om professionele zorg te verlenen. Verweerder heeft de tenzij-regeling ten onrechte niet opgenomen in de verordening. Dit heeft volgens haar tot gevolg dat het hogere tarief alsnog moet worden goedgekeurd.
5.2
De rechtbank overweegt dat het opnemen van een tenzij-regeling in de verordening een bevoegdheid van verweerder is en geen verplichting. Verweerder heeft gemotiveerd uitgelegd waarom hij dat niet doet. Ter waarborging van de kwaliteit van begeleiders heeft verweerder gekozen van deze bevoegdheid geen gebruik te maken. Dat er in andere gemeenten, zoals Amsterdam of Noordwijk, wel voor is gekozen om gebruik te maken van de bevoegdheid baat eiseres niet. De bevoegdheid komt toe aan de gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders van een gemeente. Deze bestuursorganen bepalen zelf wat er in de gemeentelijke regeling wordt geregeld.
5.3
Hoewel eiseres niet staat geregistreerd, heeft verweerder alsnog een verdiepend onderzoek laten uitvoeren naar de toekenning van het professioneel tarief door de pgb-commissie. De pgb-commissie concludeerde dat het niet duidelijk is welk vaktherapeutisch beroep eiseres uitoefent. Het was niet mogelijk om te toetsen aan zorgkwaliteitseisen vanwege onduidelijkheid omtrent een beroepscode, het tuchtrecht, de inhoudelijke kennis, kwaliteit en onderwijsmaatstaaf genoten opleidingen/studies/trainingen en welk inhoudelijk (toetsbaar door middel van erkende opleidingen jeugdgericht) expertise wordt uitgeoefend en met welk doel.
5.4
Naar het oordeel van de rechtbank hoefde verweerder geen aanleiding te zien om het hoge tarief toe te kennen. Niet in geschil is dat eiseres niet staat ingeschreven in de BIG of SKJ. Wel is in geschil of de door eiseres genoten opleidingen, cursussen en trainingen moeten leiden tot toekenning van het hoge tarief. Verweerder heeft terecht geconcludeerd dat uit de stukken niet blijkt dat sprake is van een relevant diploma van een erkende Nederlandse instelling voor beroepsonderwijs. Het aangewezen instituut om buitenlandse diploma’s te waarderen is het Nuffic. Ter zitting is gebleken dat eiseres, ondanks het advies van verweerder om dat te doen, niet naar het Nuffic is gegaan om haar buitenlandse diploma’s te waarderen naar Nederlandse maatstaven. Het had op de weg van eiseres gelegen om dat wel te doen. Dat eiseres is aangesloten bij verschillende verenigingen, zoals ISMETA en CAT, baat eiseres niet. De rechtbank ziet zonder waardering van het Nuffic geen aanleiding voor een andersluidende conclusie mede gelet op het feit dat uit de diploma’s en de verklaringen van eiseres ter zitting niet blijkt dat er een jeugdzorgcomponent zit in de door eiseres afgeronde opleidingen.
5.5
Voor zover eiseres beoogd te stellen dat verweerder alleen naar Nederlandse diploma’s kijkt en daarom sprake zou zijn van discriminatie onder verwijzing naar een uitspraken van rechtbank Roermond en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State [6] , oordeelt de rechtbank dat er geen grond is voor deze conclusie. In het bestreden besluit is opgenomen dat buitenlandse diploma’s kunnen worden gewaardeerd naar Nederlandse maatstaven door het Nuffic. Eiseres heeft er zelf voor gekozen om haar buitenlandse diploma’s niet voor te leggen ter waardering. Dat komt niet voor rekening van verweerder.

Conclusie

6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding. Er is ook geen aanleiding voor een veroordeling in de door eiseres gevorderde schadevergoeding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.H. Waller, rechter, in aanwezigheid van
mr. K.M. Nannan Panday, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
21 maart 2023.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Persoonsgebonden budget.
2.Het Kwaliteitsregister Jeugd.
3.Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg.
4.Sociale Verzekeringsbank.
5.Artikel 3.12, tweede lid, onder c van de Verordening.
6.Zie de uitspraak van rechtbank Roermond van 3 september 2010, ECLI:NL:RBROE:2010:BN6013 en de uitspraak van het in die zaak ingestelde hoger beroep van 7 september 2011 van de Afdeling, ECLI:NL:RVS:2011:BR6920.