ECLI:NL:RBAMS:2023:2759

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 april 2023
Publicatiedatum
1 mei 2023
Zaaknummer
1304243223
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanhoudingsverzoek en toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel

Op 26 april 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Poolse autoriteiten. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in Polen, die wordt verdacht van feiten die in Nederland strafbaar zijn. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 12 april 2023 behandeld, waarbij het Openbaar Ministerie werd vertegenwoordigd door officier van justitie mr. W.H.R. Hogewind. De opgeëiste persoon was aanwezig en werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. P. van de Kerkhof.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij eerdere processen die hebben geleid tot de vonnissen in Polen. De rechtbank heeft het verzoek van de raadsman om de behandeling van het EAB aan te houden afgewezen, omdat het onduidelijk was wanneer een procedure tot strafovername door Nederland zou worden ingediend. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan.

De rechtbank heeft uiteindelijk de overlevering toegestaan, waarbij de opgeëiste persoon wordt overgeleverd voor de feiten zoals beschreven in het EAB. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, conform artikel 29, tweede lid, OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/042432-23
Datum uitspraak: 26 april 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 27 februari 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 14 december 2022 door
the District Court in Koszalin II Criminal Department, Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1988,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 12 april 2023. Het Openbaar Ministerie heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. W.H.R. Hogewind, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. P. van de Kerkhof, advocaat in Tilburg en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
enforceable judgment: an accumulative judgment of the Local Court in
Drawsko Pomorskie of 16 August 2018, met referentienummer II K 22/18. Aan dit verzamelvonnis liggen ten grondslag
the judgments of the Local Court in Drawsko Pomorskie of 28 March 2013, case ref. II K 562/12 and of 18 September 2017, case ref. Il K 237 /17.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van twee jaren en zes maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog twee jaren, drie maanden en negentien dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde verzamelvonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]
De raadsman heeft verzocht om de behandeling van het EAB aan te houden, in afwachting van een procedure in Polen tot strafovername door Nederland. De mogelijkheid bestaat daarom dat het EAB zal worden ingetrokken door de uitvaardigende justitiële autoriteit, waarmee de grondslag van het EAB zou komen te vervallen.
Naar de rechtbank begrijpt zal namens de opgeëiste persoon in Polen een zogenoemd “WETS-verzoek” worden gedaan om de straf over te laten nemen door Nederland. Het is echter niet duidelijk wanneer dit verzoek zal worden ingediend, welke procedure zal worden gevolgd en wanneer de behandeling daarvan zal worden afgerond. De rechtbank wijst het verzoek tot aanhouding van de behandeling van het EAB daarom af.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij de processen die hebben geleid tot de vonnissen van 28 March 2013 (II K 562/12) en 18 September 2017 (II K 237/17). De weigeringsgrond van artikel 12 OLW is derhalve niet van toepassing.
Ten aanzien van het verzamelvonnis van 16 August 2018 (II K 22/18, tot de tenuitvoerlegging waarvan het EAB strekt, stelt de rechtbank vast dat de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid. Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting stelt de rechtbank vast dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van het voorgenomen proces, een advocaat heeft gemachtigd om zijn verdediging te voeren, en dat deze advocaat tijdens het proces zijn verdediging ook daadwerkelijk heeft gevoerd. De rechtbank is daarom van oordeel dat sprake is van de situatie als bedoeld in artikel 12, sub b, OLW. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW is derhalve niet van toepassing.

4.Strafbaarheid

Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
poging tot diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het
oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken
en
mishandeling.

5.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 45, 300, 312 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the District Court in Koszalin II Criminal Department(Polen) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. L. Sanders en J.H. Beestman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.A. Harland, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 26 april 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.