In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 26 april 2023 uitspraak gedaan over een vordering van de officier van justitie tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Amtsgericht Bonn. Het EAB, dat dateert van 12 augustus 2022, verzoekt om de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die wordt verdacht van betrokkenheid bij een strafbaar feit in Duitsland. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 12 april 2023 gehouden, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was en werd bijgestaan door haar raadsman. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd.
De rechtbank heeft vervolgens de inhoud van het EAB beoordeeld en geconcludeerd dat het voldoende gegevens bevat om de betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij het strafbare feit te onderbouwen. De verdediging voerde aan dat het EAB niet genoegzaam was, maar de rechtbank oordeelde dat de beschrijving van de feiten en de rol van de opgeëiste persoon voldoende duidelijk waren. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, valt onder de lijst van strafbare feiten in bijlage 1 van de Overleveringswet (OLW), waardoor een onderzoek naar dubbele strafbaarheid niet nodig was.
Daarnaast heeft de rechtbank de garantie beoordeeld die door de Duitse autoriteiten is gegeven, waarin wordt verzekerd dat de opgeëiste persoon in Nederland haar straf kan ondergaan. De rechtbank heeft de verzoeken van de verdediging om uitstel van de feitelijke overlevering en om nader onderzoek naar de psychische gesteldheid van de opgeëiste persoon verworpen, omdat de OLW geen ruimte biedt om de overlevering te weigeren op basis van medische redenen. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, omdat er geen weigeringsgronden aanwezig waren en het EAB voldeed aan de wettelijke eisen.