ECLI:NL:RBAMS:2023:2750

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 april 2023
Publicatiedatum
1 mei 2023
Zaaknummer
9885248
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurprijsvaststelling en terugbetaling teveel betaalde huur in huurzaak

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, heeft de kantonrechter op 25 april 2023 uitspraak gedaan in een huurprijszaak tussen [eiser] en [gedaagde]. De zaak betreft de huurprijs van een zelfstandige woonruimte die door [eiser] van [gedaagde] werd gehuurd. De procedure begon met een tussenvonnis op 28 februari 2023, waarin de kantonrechter de partijen de gelegenheid gaf om een nieuwe berekening van het puntenaantal van de gehuurde woning te maken. De partijen hebben hun berekeningen ingediend, waarbij [eiser] en [gedaagde] respectievelijk 103 en 107 punten toekenden aan de woning. De kantonrechter heeft echter vastgesteld dat de wijzigingen die [eiser] in zijn berekening had aangebracht, niet onderbouwd en tardief waren, en heeft daarom geen rekening gehouden met deze wijzigingen.

De kantonrechter heeft uiteindelijk het puntenaantal voor de gehuurde woning vastgesteld op 104 punten, wat leidde tot de conclusie dat de maximaal toegestane huurprijs per 1 maart 2021 € 531,53 bedraagt. Aangezien [eiser] een maandelijkse huur van € 675,00 had betaald, heeft de kantonrechter geoordeeld dat [eiser] onverschuldigd een bedrag van € 3.730,22 aan huur heeft betaald over de periode van maart 2021 tot en met april 2023. [gedaagde] is veroordeeld tot terugbetaling van dit bedrag, vermeerderd met wettelijke rente.

Daarnaast is [gedaagde] als grotendeels in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten. De vorderingen van [gedaagde] in reconventie zijn afgewezen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. T.C. van Andel.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 9885248 CV EXPL 22-6689
vonnis van: 25 april 2023
fno.: 42146

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

[eiser]

wonende te [woonplaats]
eiser in conventie, verweerder in reconventie
nader te noemen: [eiser]
gemachtigde: [gemachtigde]
t e g e n

[gedaagde]

wonende te [woonplaats]
gedaagde in conventie, eiser in reconventie
nader te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. B.J.R. Loijmans

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 28 februari 2023 (hierna: het tussenvonnis);
- de akte na tussenvonnis met 1 productie van de zijde van [eiser] ;
- de akte overlegging productie met 1 productie van de zijde van [gedaagde] .
Daarna is een datum voor vonnis bepaald.

De verdere beoordeling

in conventie

1. Beoordeeld dient te worden met hoeveel punten de door [eiser] van [gedaagde] gehuurde woning moet worden gewaardeerd. In het tussenvonnis zijn daarvoor de door [gedaagde] bij conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie en door [eiser] bij conclusie van antwoord in reconventie overgelegde formulieren
Huurprijscheck zelfstandige woonruimtevergeleken en beoordeeld. In het tussenvonnis is in dat verband onder 11 het volgende overwogen:
“Uit het bij conclusie van antwoord in reconventie overgelegde formulier
Huurprijscheck zelfstandige woonruimteblijkt dat [eiser] inmiddels net als [gedaagde] uitgaat van een oppervlakte van 15,07 m2. Daarnaast heeft hij erkend dat er in het gehuurde een ingebouwde kookplaat is, zodat in totaal 1,5 punt moet worden opgeteld bij de door [eiser] overgelegde puntentelling waarop de vordering is gebaseerd. [gedaagde] wordt niet gevolgd in zijn standpunt dat 2,25 punten extra (naast de keuken zelf) moeten worden toegekend voor
Voorzieningen Een keukenblok in een ander vertrek dan de keuken, nu daarvan in het gehuurde geen sprake is. Hetzelfde geldt voor 8 punten die [gedaagde] telt voor
Gemeenschappelijk ruimten & voorzieningen.”
Onder 14 van het tussenvonnis heeft de kantonrechter de WOZ-waarde van het gehuurde bepaald op € 135.000,00.
2. Partijen zijn vervolgens in de gelegenheid gesteld om op basis van deze uitgangspunten een nieuwe berekening te maken van het puntenaantal van het gehuurde en deze in het geding te brengen. Partijen hebben van die mogelijkheid gebruik gemaakt. De berekeningen van [eiser] en [gedaagde] sluiten op respectievelijk 103 en 107 punten.
3. [eiser] heeft evenwel in de thans ingediende berekening wijzigingen aangebracht met betrekking tot de zich (al dan niet) in het gehuurde bevindende voorzieningen. Zo heeft hij nu in de berekening (anders dan eerder) geen inbouw koelkast en geen zwevend toilet opgenomen. Deze wijzigingen zijn niet onderbouwd en bovendien tardief, zodat daarmee geen rekening zal worden gehouden. Verder gaat [eiser] in de thans ingediende berekening opnieuw uit van 14 punten voor de oppervlakte van het gehuurde, waar hij in een eerdere berekening nog uitging van 15 punten, dit omdat op grond van de toelichting bij bijlage I bij het Besluit Huurprijzen Woonruimte de oppervlakte van de badruimte of doucheruimte met 1 punt moet worden verminderd als het toilet daarin is geplaatst. Nu uit de in het geding gebrachte tekeningen blijkt dat het toilet van het gehuurde is geplaatst in de doucheruimte, zal – anders dan in het tussenvonnis is overwogen – voor de oppervlakte van het gehuurde worden uitgegaan van 14 punten. Nu partijen het er verder – blijkens hun berekeningen – kennelijk over eens zijn dat aan het gehuurde 11 punten moeten worden toegekend vanwege het energielabel D, zal ook daarmee bij de berekening rekening worden gehouden. In de berekeningen van [eiser] en [gedaagde] wordt voorts uitgegaan van respectievelijk 73 en 75 punten voor de WOZ-waarde. Gelet op de op 1 juli 2020 geldende berekeningsformule die is opgenomen in (onderdeel 9 van) het Besluit Huurprijzen Woonruimte zoals dat op 1 juli 2020 gold – die leidt tot de volgende berekening: (135.000/10.289 =) 13,12 + (135.000/14/160 =) 60,27 = 73,39 – wordt [eiser] op dit punt gevolgd.
4. Het puntenaantal voor het gehuurde wordt op grond van het voorgaande vastgesteld op (afgerond) 104 punten:

Oppervlakte van vertrekken14

Energieprestatie11
Voorzieningen woonkamer met open keuken
Inbouwkookplaat0,50
Het aanrecht is korter dan 1 meter1
Inbouw koelkast0,75
Sanitair
Toiletten3
Wastafels1
Alleen aparte douche4
Zwevend toilet0,50
Privé-buitenruimten-/- 5
Punten voor de WOZ-waarde73
Totaal 103,75 = 104
5. De daarbij per 1 maart 2021 geldende maximaal toegestane huurprijs voor het gehuurde bedraagt op basis van de Uitvoeringsregeling Huurprijzen Woonruimte € 531,53. De maandelijkse huurprijs per 1 maart 2021 zal op dat bedrag worden vastgesteld. Uitgaande van het feit dat [eiser] de overeengekomen maandelijkse huur van € 675,00 aan [gedaagde] heeft voldaan, betekent dat dat [eiser] over de periode vanaf 1 maart 2021 tot en met 30 april 2023 (€ 675,00 -/- € 531,53 = € 143,47 x 26 =) € 3.730,22 onverschuldigd aan huur heeft betaald. [gedaagde] wordt veroordeeld tot terugbetaling van dit bedrag, vermeerderd met de daarover onbetwist gebleven, vanaf datum dagvaarding gevorderde, wettelijke rente.
6. [gedaagde] wordt als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld.
in reconventie
7. In het tussenvonnis is reeds geoordeeld dat de vorderingen tot medewerking van [eiser] aan de realisering van de doorbraak en verwijderen (en verwijderd houden) van de wasmachine worden afgewezen, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten. Gelet op de samenhang met de vorderingen in reconventie worden deze tot op heden begroot op nihil.

BESLISSING

De kantonrechter:
in conventie
stelt de huurprijs van de door [eiser] van [gedaagde] gehuurde woonruimte aan het [adres] vast op € 531,53 per maand met ingang van
1 maart 2021;
veroordeelt [gedaagde] om over de periode maart 2021 tot en met april 2023 (voor zover [eiser] over die periode de overeengekomen huur van € 675,00 aan [gedaagde] heeft voldaan) aan [eiser] te betalen € 3.730,22, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 4 mei 2022 tot de dag van betaling;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op:
exploot € 125,03
salaris € 464,00 (2 x tarief € 232,00)
griffierecht € 244,00
----------------------
totaal € 833,03
voor zover van toepassing inclusief btw;
veroordeelt [gedaagde] in de nakosten, begroot op € 66,00 aan salaris gemachtigde, voor zover van toepassing inclusief btw;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
wijst de vorderingen af;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. B. Brokkaar, kantonrechter, en in het openbaar
uitgesproken op 25 april 2023 in tegenwoordigheid van mr. T.C. van Andel, griffier.