ECLI:NL:RBAMS:2023:2734

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 april 2023
Publicatiedatum
30 april 2023
Zaaknummer
13.320775.22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor gewapende overval op avondwinkel met nepvuurwapen

Op 26 april 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van een gewapende overval op een avondwinkel in Amsterdam op 5 december 2022. De verdachte, geboren in 1997, werd samen met een ander beschuldigd van het stelen van geld en een vape, waarbij zij de medewerkers van de winkel bedreigden met een (nep) vuurwapen. Tijdens de zitting op 13 april 2023 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De officier van justitie, mr. P.L.J. Smit, eiste een gevangenisstraf van 40 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak op basis van onvoldoende bewijs.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op camerabeelden te zien was in de winkel voor de overval en dat hij een huurauto gebruikte die door de overvallers werd gebruikt. De rechtbank oordeelde dat de getuigenverklaringen en camerabeelden voldoende bewijs boden voor de betrokkenheid van de verdachte bij de overval. De rechtbank vond het bewezen dat de verdachte samen met een ander de overval had gepleegd, waarbij geweld werd gebruikt tegen de slachtoffers.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht bij de reclassering en deelname aan schuldhulpverlening. De rechtbank hield rekening met de kwetsbaarheid van de verdachte en de omstandigheden waaronder het feit was gepleegd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, die de ernst van het feit en de impact op de slachtoffers in overweging heeft genomen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13.320775.22
Datum uitspraak: 26 april 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997,
wonende op het adres [adres 1] ,
gedetineerd in het [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 april 2023. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. P.L.J. Smit, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. J.C. Dekkers, naar voren hebben gebracht.

2.De beschuldiging

Verdachte wordt – kort gezegd – beschuldigd van:
het samen met een ander stelen van geld en een vape van avondwinkel [naam] met (bedreiging met) geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] door hen te vermanen naar de achterkant van de winkel te lopen, een vuurwapen op hen te richten en geld te eisen op 5 december 2022 te Amsterdam.
De tenlastelegging staat in de bijlage.

3.De waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat het tenlastegelegde kan worden bewezen.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw vindt dat verdachte moet worden vrijgesproken. Het bewijs dat verdachte de overvaller is geweest is indirect en niet heel sterk, terwijl er bevindingen zijn die op een ander scenario, namelijk op andere overvallers, wijzen. Twee winkelmedewerkers hebben verklaard dat zij de overvallers herkenden als een stel dat de dag voor de overval in de winkel was geweest. Dat stel staat op camerabeelden en het gaat niet om verdachte en zijn vriendin. De politie stelt dat de vrouwelijke overvaller blond haar had en de dame van het herkende stel op de camerabeelden heeft ook blond haar, terwijl de haren van de vriendin van verdachte zwart zijn. Ten onrechte heeft de politie geen nader onderzoek naar het herkende stel op de camerabeelden gedaan.
Dat bij de doorzoeking in de woning van zijn vriendin kleren zijn aangetroffen die eruitzien als de kleding van de overvallers kan toeval zijn. Veel mensen dragen spijkerbroeken met slijtplekken, dat is al jaren hip en vast staat dat verdachte bij een eerder bezoek aan de winkel op de avond van de overval andere bovenkleding aan had dan de overvaller. Bij de doorzoekingen is geen vuurwapen en niets van de buit aangetroffen en ook uit de tap op de telefoon van verdachte is niets belastends gekomen. Het feit dat de overvallers zijn weggereden in een huurauto op naam van verdachte is indirect bewijs. Verdachte kan de auto aan iemand hebben afgegeven die de overal heeft gepleegd. Niet is uit te sluiten dat verdachte door het gebruik van zijn huurauto wel weet wie het waren, maar daar niets over kan of wil verklaren. Het is zelfs mogelijk dat zijn vriendin met een ander betrokken is geweest. In ieder geval blijkt niet dat verdachte bij de overval betrokken was of daarvan vooraf heeft geweten.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan. [1]
De getuigenverklaringen
[slachtoffer 1] heeft aangifte gedaan van een gewapende overval op 5 december 2022 in zijn avondwinkel [naam] , gevestigd op de [adres avondwinkel] te Amsterdam. [2] Hij heeft verklaard dat hij en zijn collega [slachtoffer 2] aan het werk waren en dat om 3:05 uur twee personen de winkel binnenkwamen, een man (NN1) en een vrouw (NN2). Volgens aangever richtte NN1 een vuurwapen op [slachtoffer 2] en daarna op hem. Hij hoorde NN1 zeggen: “Geld. Doe die kassa open. Breng het geld”. [slachtoffer 1] was ervan overtuigd dat dit vuurwapen echt was. Het leek van metaal en [slachtoffer 1] zag geen kenmerken dat het een nep vuurwapen was. NN1 bleef de gehele tijd het vuurwapen op aangever richtten en zei: “Geen domme dingen doen”. Ondertussen zag aangever dat NN2 achter NN1 stond en zei: “Pak het, pak het. Schiet op, snel”. Aangever zag dat NN2 over de balie heen hing en geld uit de kassalade pakte. Hij zag dat er wat briefgeld op de grond terecht kwam en dat NNl wat geld oppakte van de grond. Aangever zag ook dat NNl nog een vape uit het schap achter de balie vandaan pakte en daarna weg liep.
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij op 5 december 2022 in de winkel aan de [adres avondwinkel] te Amsterdam was toen hij iemand hoorde roepen: “Dit is een overval, kassa open”. [3] [slachtoffer 2] zag dat een man een vuurwapen op zijn vriend [slachtoffer 1] richtte. Daarna richtte de man het vuurwapen op [slachtoffer 2] en zei hij dat [slachtoffer 2] naar buiten moest gaan. Direct daarna zei de man dat [slachtoffer 2] samen met [slachtoffer 1] naar de achterkant van de winkel moest lopen. Het vuurwapen was zwart van kleur. Het viel Devici op dat de loop een groot gat had. Het was een klein vuurwapen. [slachtoffer 2] zag dat één persoon naast [slachtoffer 1] stond en een vuurwapen op het hoofd van [slachtoffer 1] had gericht. Een andere persoon hing over de toonbank om bij de kassa te komen en pakte geld uit de kassa, aldus [slachtoffer 2] .
[getuige] heeft verklaard dat hij op 5 december 2022 omstreeks 3:00 uur in de avondwinkel [naam] op de [adres avondwinkel] aanwezig was en twee mensen bij de kassa zag staan. [4] Hij zag dat de personen bij de kassa, een man en een vrouw, geld vanuit de kassalade in een plastic tas deden. Hij zag de man en vrouw wegrennen en wegreden in een auto met kenteken [nummer] .
De vluchtauto
De politie heeft onderzoek gedaan naar de auto waarin de overvallers volgens getuige [getuige] wegreden. Het kenteken [nummer] staat op naam van [naam autoverhuur] en [naam B.V.] . en de bijbehorende auto bleek van 3 december 2022 tot 5 december 2022 9:57 uur te zijn gehuurd door verdachte. [5] Ook zijn de GPS-locaties van de auto onderzocht. Het voertuig is op 5 december 2022 om 03:05:27 gestopt op de [adres avondwinkel] en heeft daar een minuut stilgestaan. Het voertuig reed om 03:06:37 uur weg en stopte tien minuten later op [adres 2] , Duivendrecht en reed daar na twaalf minuten weer weg. [6]
De camerabeelden
Het dossier bevat camerabeelden van de avondwinkel [naam] van 5 december 2022 van 1:41 uur tot en met 1:47 uur. Volgens de politie is op deze beelden een persoon te zien (NN1) die de winkel binnenliep en met blikjes en twee repen de winkel weer verliet. Verbalisant [verbalisant 1] heeft een politiefoto van verdachte van 22 mei 2022 gezien. Verbalisant [verbalisant 1] kan met zekerheid zeggen dat NN1 en verdachte dezelfde persoon zijn. [7] De politie gaat ervan uit dat om 1:41 sprake was van een voorverkenning ten behoeve van de overval. Het dossier bevat ook camerabeelden van de avondwinkel [naam] van 5 december 2022 van 3:05 uur, waarop de overval te zien is. Verbalisant [verbalisant 1] heeft beschreven dat zij op deze camerabeelden ziet dat NN1 een vuurwapen richting de medewerker bij de balie richt, daarna even op de medewerker in de winkel, die de vakken stond te vullen en hierna weer op de medewerker bij de balie. [verbalisant 1] zag dat een tweede persoon, een vrouw (NN2), de winkel in liep, dat deze vrouw de kassalade naar zich toe trok en uit deze lade het briefgeld pakte en wat munten. [verbalisant 1] zag dat beide medewerkers naar het magazijn werden gestuurd en dat het vuurwapen nog steeds op hen was gericht. [verbalisant 1] zag dat er briefgeld op de grond lag en dat NN1 ook geld uit de lade pakte. Tenslotte zag [verbalisant 1] dat NN2 de winkel uit vluchtte, dat NN1 erachteraan wilde rennen, maar zich omdraaide, het geld van de grond raapte, een item uit het schap pakte en daarna ook de winkel verliet. [8] Verbalisant [verbalisant 1] heeft een vergelijking gemaakt tussen de camerabeelden van 1:41 uur en 3:05 uur. Zij zag dat op beide tijden een klein voertuig in beeld voorbij reed en dat op beide tijden een man in beeld kwam met dezelfde kenmerken, te weten: een blanke huidskleur, dezelfde lengte, exact dezelfde broek (te zien aan de kleur en de scheuren/slijtageplekken) en exact dezelfde schoenen (te zien aan de kleur, het model en de horizontale streep op de hiel). Uit de omstandigheid dat [verbalisant 1] verdachte op de camerabeelden van 1:41 uur heeft herkend maakt zij op dat verdachte op de camerabeelden van 1:41 uur één en dezelfde persoon is als de verdachte van de overval om 3:05 uur. [9]
De doorzoekingen
In de woning van [medeverdachte] zijn op 20 december 2022 kledingstukken aangetroffen, te weten: twee spijkerbroeken, een bodywarmer, een vest, een jas en een schoudertasje. [10] Uit de technische actie op het telefoonnummer van verdachte was al gebleken dat verdachte en [medeverdachte] een relatie hadden. Verbalisant [verbalisant 2] zag dat de bodywarmer overeenkwam met de bodywarmer die de vrouwelijke verdachte droeg ten tijde van de overval. [11]
De eigen waarneming van de rechter
De rechtbank heeft op de zitting van 13 april 2023 de bewegende camerabeelden van de avondwinkel [naam] van 5 december 2022 en de foto’s van de bij [medeverdachte] aangetroffen kleding bekeken en heeft deze aan verdachte voorgehouden. Daarbij heeft de rechtbank opgemerkt dat de bij [medeverdachte] aangetroffen kleding en het tasje en de kleding en het tasje die de overvallers dragen op de camerabeelden exact op elkaar lijken, in het bijzonder de jas met een opvallende groene streep op de capuchon en een groot Lacoste logo op de achterkant en de broeken met specifieke gaten. [12]
De verklaring van verdachte
Verdachte heeft bij de politie en op de zitting verklaard dat hij eerder in de nacht van 5 december 2022 in de avondwinkel [naam] is geweest en dat hij op de camerabeelden van 1:41 te zien is. Op de zitting heeft verdachte verklaard dat de bij [medeverdachte] aangetroffen Lacoste jas van hem is. [13] Verdachte heeft verklaard dat hij na het bezoek aan de avondwinkel om 1:41 uur opnieuw met de huurauto in de buurt van de avondwinkel is gestopt.
Conclusie
Op basis van de getuigenverklaringen en camerabeelden stelt de rechtbank vast dat avondwinkel [naam] aan de [adres avondwinkel] te Amsterdam op 5 december 2022 is overvallen. Hierbij zijn geld en een vape weggenomen en zijn zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] onder schot gehouden met een vuurwapen of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. De rechtbank stelt vast dat verdachte op 5 december 2022 om 1:41 uur in avondwinkel [naam] aan de [adres avondwinkel] is geweest. Mede gelet op de overeenkomsten tussen de man op de camerabeelden van 1:41 uur en 3:05 uur concludeert de rechtbank dat verdachte een van de overvallers is geweest. Daarbij komt dat de overvallers zijn gevlucht in een auto die verdachte op dat moment huurde. De auto is direct na de overval naar de straat waar verdachte’s vriendin [medeverdachte] woont, gereden. In die woning is kleding en een tasje aangetroffen die exact overeenkomt met de kleding en het tasje die de overvallers ten tijde van de overval droegen.
De verdachten hebben de overval gezamenlijk uitgevoerd. Zij zijn samen naar binnen gegaan, hebben samen geld uit de kassa gepakt en zijn samen gevlucht.
Het door verdachte naar voren gebrachte alternatieve scenario dat één van zijn vrienden zijn auto en zijn kleding uit de kofferbak heeft geleend en voor de overval heeft gebruikt, vindt de rechtbank niet aannemelijk geworden. Verdachte heeft dit scenario pas voor het eerst op de zitting gepresenteerd, het is weinig concreet – hij noemt geen namen en geen exacte plaatsen en tijden – en het is onduidelijk hoe dit scenario te rijmen is met de GPS-locaties van de auto. De door de raadsvrouw aangevoerde alternatieve scenario’s dat een ander stel, dat eerder in de winkel was geweest en op de camerabeelden staat, de overval heeft gepleegd of dat de vriendin van verdachte met een ander de winkel heeft overvallen, zijn evenmin aannemelijk geworden.

4.De bewezenverklaring

De rechtbank vindt op grond van de bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
op 5 december 2022 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander een geldbedrag en een vape die aan [slachtoffer 1] en/of aan avondwinkel [naam] , gevestigd aan de [adres avondwinkel] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken door
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op [slachtoffer 2] te richten en
- te roepen: “Dit is een overval, kassa open.”, en
- het vuurwapen, althans het op een vuurwapen gelijkende voorwerp, op [slachtoffer 1] te richten en gericht te houden en
- te zeggen: “Geld. Doe die kassa open. Breng het geld.” en
- te zeggen: “Geen domme dingen doen.” en
- het vuurwapen, althans het op een vuurwapen gelijkende voorwerp, op [slachtoffer 2] te richten en
- tegen die [slachtoffer 2] te zeggen dat hij naar buiten moest gaan en dat hij samen met [slachtoffer 1] naar de achterkant van de winkel moest lopen.

5.De strafbaarheid van het feit en van verdachte

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
De psycholoog die verdachte heeft onderzocht heeft zich onthouden van een advies over de toerekenbaarheid van verdachte. De rechtbank vindt verdachte volledig toerekeningsvatbaar. Weliswaar kampt verdachte met psychotische problematiek, maar hij kreeg ten tijde van het tenlastegelegde medicatie, waardoor de eventuele doorwerking van de psychotische stoornis werd gedempt. Tevens was bij verdachte sprake van een stoornis in middelengebruik ten tijde van het tenlastegelegde, maar het dossier geeft geen aanleiding om op basis daarvan te oordelen dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is. Nu er geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit is verdachte strafbaar.

6.De strafoplegging

6.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat verdachte moet worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daaraan moeten bijzondere voorwaarden worden gekoppeld, te weten een meldplicht, het hebben van een zinvolle dagbesteding, meewerken met hulp bij schulden en een verplichte behandeling die inzicht geeft in het eigen handelen.
Voor zover de rechtbank van oordeel is dat sprake is van een vormverzuim, zoals door de raadsvrouw betoogd, kan worden volstaan met de enkele constatering daarvan. De telefoon is rechtmatig in beslag genomen en daar is geen bewijs uit gekomen. Het is gekunsteld en vergezocht dat verdachte hiervan nadeel heeft ondervonden. Expliciete toestemming van de officier van justitie ontbreekt, maar het Openbaar Ministerie heeft uiteraard met de politie hierover gesproken. Het is gebruikelijk en gerechtvaardigd dat bij een verdenking van een ernstig feit als een gewapende overval onderzoek wordt gedaan naar mogelijke gesprekken met medeverdachten.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw vindt dat in deze zaak de strafverhogende factoren (onder andere medeplegen) niet opwegen tegen de strafverlagende factoren (onder andere de niet-professionele uitvoering en de afwezigheid van schade en geweld). Zij verzoekt de rechtbank een lagere straf op te leggen dan de officier eist, waarvan een fors deel, in ieder geval zes maanden, voorwaardelijk. Het is de vraag of hulp van de reclassering iets toevoegt. Verdachte heeft al jaren een vaste begeleider en hij krijgt al hulp in het kader van een zorgmachtiging. Indien naast deze behandeling ook nog een reclasseringstraject gaat lopen wordt verdachte waarschijnlijk overvraagd. Daarom is het beter een meldplicht en het verplicht innemen van medicatie niet als bijzondere voorwaarden op te leggen.
Voorts heeft de raadsvrouw bepleit dat strafvermindering van twee maanden op zijn plaats is wegens een onherstelbaar vormverzuim. De telefoon van verdachte is in zijn geheel digitaal uitgelezen door een politieagent, zodat op de politieservers nog altijd een volledige kopie staat van alle gegevens uit de telefoon van verdachte. De rechter-commissaris en officier van justitie zijn niet bij deze beslissing betrokken geweest en hebben daarvoor geen toestemming gegeven. In dit geval was te voorzien dat de politie onderzoek zou doen in de belcontacten, chatgesprekken, de fotogalerij en alle aanwezige communicatieapps, waarmee een ingrijpende inbreuk op de privacy van verdachte werd gemaakt. Het onderzoek betrof zijn privételefoon die vol staat met persoonlijke en vertrouwelijke informatie. Derden weten nu de ins en outs van zijn leven, ook de zeer persoonlijke aspecten die hij liever voor zichzelf houdt. De rechter-commissaris had voorwaarden aan het onderzoek kunnen stellen en verdachte kunnen beschermen tegen de onnodig vergaande inbreuk.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Volgens vaste rechtspraak biedt de algemene bevoegdheid van opsporingsambtenaren, neergelegd in artikel 94 jo. artikel 95 en 96 Wetboek van Strafvordering, voldoende legitimatie voor onderzoek aan een inbeslaggenomen telefoon indien de met dat onderzoek samenhangende inbreuk op de persoonlijke levenssfeer als beperkt kan worden beschouwd. Indien dat onderzoek zo verstrekkend is dat een min of meer compleet beeld is verkregen van bepaalde aspecten van het persoonlijk leven van de gebruiker van de gegevensdrager of het geautomatiseerde werk, kan dat onderzoek jegens hem onrechtmatig zijn. Daarvan zal in het bijzonder sprake kunnen zijn wanneer het gaat om onderzoek van alle in de elektronische gegevensdrager of het geautomatiseerde werk opgeslagen of beschikbare gegevens met gebruikmaking van technische hulpmiddelen. In het licht van artikel 8 EVRM is in gevallen waarin op voorhand is te voorzien dat de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer meer dan beperkt dan wel zeer ingrijpend zal zijn is tussenkomst van respectievelijk de officier van justitie dan wel de rechter-commissaris aangewezen.
De rechtbank stelt vast dat de politie de telefoon van verdachte digitaal heeft uitgelezen. Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt niet dat een beperking is aangebracht aan dit onderzoek in de telefoon van verdachte. Er moet dus van worden uitgegaan dat de politie de telefoon geheel heeft uitgelezen. Een proces-verbaal met expliciete toestemming hiervoor van de officier van justitie of de rechter-commissaris ontbreekt. Daarmee is sprake van een onherstelbaar vormverzuim. De rechtbank stelt vervolgens vast dat geen belastend bewijsmateriaal uit zijn telefoon is gekomen dat in deze zaak kan worden gebruikt. Verdachte heeft niet aangevoerd welk concreet nadeel hij heeft geleden en in welke belangen hij is geschaad, anders dan de algemene stelling dat de verbalisant door het uitlezen van zijn telefoon een beeld heeft van zijn privéleven. Dit is onvoldoende voor het verbinden van enig rechtsgevolg aan het vormverzuim. De rechtbank volstaat daarom met de constatering van het vormverzuim en zal geen strafvermindering toepassen.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een gewapende overval. Dit is een zeer ernstig feit dat tot gevoelens van angst heeft geleid bij de slachtoffers. De rechtbank kan niet vaststellen of het vuurwapen dat verdachte heeft gebruikt echt was, maar dat is in dit geval niet relevant. Duidelijk is dat het echt leek en de dreiging die van een goedgelijkend nepvuurwapen uitgaat is even groot als die van een echt vuurwapen. Uit de verklaringen blijkt dat de slachtoffers bang en in paniek waren. Dat zij op de camerabeelden schijnbaar kalm overkomen doet daar niet aan af. Het handelen van verdachte en zijn mededader is zeer intimiderend en bedreigend. Niet alleen aangevers, maar ook een andere man die de winkel binnenliep tijdens de overval is hier getuige van geweest. De rechtbank weegt ook mee dat de overval in de nacht heeft plaatsgevonden en dat verdachte eerst een voorverkenning heeft gedaan, hetgeen duidt op een berekenende en doordachte werkwijze.
Verder houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte een kwetsbaar persoon is die al langere tijd zorg krijgt.
De afspraken die rechtbanken onderling hebben gemaakt over straffen in soortgelijke zaken gaan voor een overval op een winkel met bedreiging uit van een gevangenisstraf van twee jaar. In deze zaak is sprake van strafverhogende factoren, namelijk het gebruik van een (op een echt gelijkend) vuurwapen en medeplegen. Verdachte heeft ook geen verantwoordelijkheid genomen. Aan de andere kant ziet de rechtbank in de kwetsbaarheid van verdachte reden om naar beneden af te wijken van de eis van officier van justitie. Alles afwegende, vindt de rechtbank een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan negen maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met algemene en na te noemen bijzondere voorwaarden, passend en geboden.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat enkel een meldplicht en de verplichte inspanning tot het vinden en behouden van een zinvolle dagbesteding onvoldoende zijn om de hoge risico’s op recidive en letselschade te verminderen. De rechtbank legt daarom ook het meewerken aan schuldhulpverlening, het volgen van een training gericht op cognitieve vaardigheden en inzicht in eigen handelen en het meewerken aan begeleid wonen op als bijzondere voorwaarden. De rechtbank merkt hierbij op dat de uitvoering van de bijzondere voorwaarden door de reclassering moet worden afgestemd met de hulpverlenende instanties in het kader van de zorgmachtiging als die trajecten naast elkaar lopen. Voorkomen moet worden dat gelijktijdige uitvoering van het civiele en strafrechtelijke traject tot overvraging van verdachte leidt.

7.De toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 312 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
36 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Beveelt dat een gedeelte, groot
9 (negen) maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijdvan
2 (twee) jarenvast.
Stelt alsalgemene voorwaarden:
1. Veroordeelde maakt zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig aan een strafbaar feit;
2. Veroordeelde verleent ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of biedt een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan;
3. Veroordeelde verleent medewerking aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt alsbijzondere voorwaarden:

1. Meldplicht bij reclassering

Verdachte meldt zich op binnen vijf dagen na het ingaan van de proeftijd bij Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering op het adres [adres 3] . Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft.

2. Dagbesteding

Verdachte spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur.

3. Meewerken aan schuldhulpverlening

Verdachte werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering en alle hierbij betrokken schuldhulpverleningsinstanties inzicht in zijn financiën en schulden.

4. Begeleid wonen / maatschappelijke opvang

Verdachte werkt mee aan het verkrijgen van een passende woonplek. Verdachte verblijft indien nodig in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.

5. Meewerken aan COVA of soortgelijke training

Verdachte neemt actief deel aan de training Cognitieve Vaardigheden Plus (CoVa) of een andere interventie die gericht is op cognitieve vaardigheden en inzicht in eigen handelen. De reclassering bepaalt welke interventie gepast is. Verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider.
De rechtbank geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden. Dit vonnis is gewezen door
mr. P.P.C.M. Waarts, voorzitter,
mrs. C.M. Berkhout, C. Wildeman rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G.R. Becker, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 april 2023.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de volgende voetnoten verwezen naar bewijsmiddelen uit het dossier. Tenzij anders vermeld gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever met nr. PL1300-2022260767-5, p. 8 e.v.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige met nr. PL1300-2022260767-2, p. 11 e.v. en proces-verbaal van verhoor aangever met nr. PL1300-2022260767-19, p. 13 e.v.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige met nr. PL1300-2022260767-11, p. 15 e.v.
5.Proces-verbaal van bevindingen met nr. PL1300-2022260767-10, p. 33 e.v.
6.Proces-verbaal van bevindingen met nr. PL1300-2022260767-20, p. 38 e.v.
7.Proces-verbaal van bevindingen met nr. PL1300-2022260767-23, p. 46 e.v.
8.Proces-verbaal van bevindingen met nr. PL1300-2022260767-9, p. 17 e.v.
9.Proces-verbaal van bevindingen met nr. PL1300-2022260767-25, p. 54 e.v.
10.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming met documentcode 17315419, p. 76 e.v.
11.Proces-verbaal van bevindingen Gang van zaken 20-12/WWM zoeking [adres 2] , met documentcode 17315504, p. 71 e.v.
12.Proces-verbaal ter terechtzitting van 13 april 2023, inhoudende de eigen waarneming van de rechter.
13.Proces-verbaal ter terechtzitting van 13 april 2023, inhoudende de door verdachte gedane opgave van feiten en omstandigheden.