4.3.1.De feiten
Het ontbreken van een groothandelsvergunning
Op 3 mei 2018 is onderzocht of [naam apotheek] in de periode van 2014 tot 2018 in het bezit was van een groothandelsvergunning, zoals bedoeld in artikel 18 Geneesmiddelenwet. Een medewerker van Farmatec, afdeling “Farmaceutische vergunningen en ontheffingen” heeft aan de IGZ medegedeeld dat in de periode 2014 tot 2018 geen vergunning was afgegeven voor [naam apotheek] , dat voor [naam apotheek] ook geen aanvragen zijn ingediend die zijn afgewezen en dat [naam apotheek] niet voorkwam in de database.Raadpleging van het BIG-register op 1 mei 2017 leerde dat [verdachte] en [medeverdachte] niet voorkwamen als beroepsbeoefenaar als bedoeld in artikel 3 Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg. Eventuele voor apothekers en artsen geldende uitzonderingen op verbodsbepalingen in de Geneesmiddelenwet kunnen daarom niet van toepassing zijn.
De grootschalige inkoop van medicijnen door [naam apotheek]
Uit onderzoek naar de voorraad en het inkoopsysteem van [naam apotheek] is gebleken dat de volgende medicatie op grote schaal werd ingekocht: Atripla, Cellcept, Florinef en Norvir.Te zien is dat er een (steeds) oplopende voorraad was, dat er grote voorraadcorrecties plaatsvonden en dat geneesmiddelen uit de voorraad verdwenen zonder dat daar een recept tegenover stond. Ook zijn deze geneesmiddelen aangetroffen in de kelder.In de voorraadkast van [naam apotheek] werden de volgende geneesmiddelen geteld: Atripla, Cellcept, Eviplera, Florinef, Truvada en Triumeq.In de periode van 28 november 2016 tot en met 20 juni 2017 zijn volgens aangetroffen facturen en bankafschriften onder meer de volgende hoeveelheden ingekocht en betaald door [naam apotheek] : Atripla 2.340, Truvada 1.170, Eviplera 990, Florinef 5.500 en, Norvir 2.040.
De aangetroffen administratie bij [naam apotheek] : bestellijsten en leveringsoverzichten met betrekking tot [B.V. 2] en [B.V. 1]
Bij [naam apotheek] zijn meerdere documenten aangetroffen die duiden op handel in medicijnen tussen [naam apotheek] en [B.V. 2] en tussen [naam apotheek] en [B.V. 1] .
Ten aanzien van [B.V. 2]Tijdens de doorzoeking bij [naam apotheek] op 12 juli 2017 zijn op een bureau in de kelderruimte drie plastic insteekhoesjes met documenten aangetroffen.Aan één plastic hoesje zat een visitekaartje vastgeniet van [naam 2] , directeur van [B.V. 2] .Het telefoonnummer op het visitekaartje, [telefoonnummer] , is in de telefoon van [medeverdachte] opgeslagen onder de naam [naam 2] . In dit plastic hoesje zaten onder andere:
1. Zes verschillende handgeschreven lijsten met medicijnnamen en prijzen
2. Vier kopieën van verschillende facturen
3. Twee verschillende geprinte lijsten met productnamen van medicijnen, waarbij inhoud en prijs vermeld zijn. Bovenaan deze lijsten staat handgeschreven ‘ [naam 2] ’.
Op één van de handgeschreven lijsten met daarop bovenaan ‘ [letter] ’ (voor [naam 2] ) en 28-06-2017 stonden de medicijnen: Truvada, Triumeq, Atripla, Norvir, die worden gebruikt bij HIV en AIDS en Cellcept, dat wordt gebruikt als afweeronderdrukker.Hierop staan bedragen, een BTW berekening en tellingen (met een totaal van 47.853,70) met de aantekening ‘factuur’. Op de achterkant staat 28.06.2017 en ontvangen 15.000, betalen 19.875, nog 4.875 met een krabbel ‘ [voornaam medeverdachte] ’ en ‘ [letter] ’ (van [medeverdachte] en [naam 2] ). In het plastic hoesje zat ook een factuur met factuurnummer 2017-2806 met factuurdatum 28 juni 2017, totaalbedrag van € 47.853,70 inclusief 6% BTW met de vermelding ‘restpartij’. De datum en het totaalbedrag komen exact overeen met wat op de lijst (DOC-074-1) is vermeld. Op 5 juli 2017 werd op de rekening van [naam apotheek] € 47.853,70 bijgeschreven van de tegenrekening van [B.V. 2] .
Ten aanzien van [B.V. 1]
Er zijn drie bestellijsten aangetroffen met daarop vermeld feb-17, mrt-17 en APRIL (het is niet duidelijk of dit op april of juni 2017 ziet). Op alle drie de lijsten staat bovenaan ‘ [naam 1] ’. [naam 1] staat vermoedelijk voor de naam [naam 1] , aandeelhouder en bestuurder van [B.V. 1] . Op alle drie de bestellijsten is een kolom “verkoopprijs aan [B.V. 1] ” opgenomen. De bestellijst van februari 2017 vermeldt 37 artikelen, waaronder Atripla, Cellcept, Florinef, Norvir, Truvada en Triumeq. De bestellijst van maart 2017 vermeldt 36 artikelen, waaronder onder meer Atripla, Cellcept, Florinef, Norvir,Truvada en Triumeq. De bestellijst van april of juni 2017 vermeldt 43 artikelen, waaronder Atripla, Cellcept, Eviplera, Florinef, Norvir, en Truvada. Onderaan een bestellijst van januari 2017 stond: “Bij voorkeur iedere week een levering, maar in ieder geval aan het eind van de laatste week van iedere maand”.
De aangetroffen administratie bij [B.V. 1] en [B.V. 2]
Alle medicijnen op de leveringsoverzichten DOC-087 tot en met DOC-89, waaronder Atripla, Cellcept, Norvir, Truvada en Triumeq zijn opgenomen in de voorraadadministratie van [B.V. 1] (DOC-149).De boekhouder van [B.V. 2] heeft verklaard dat alle facturen van [naam apotheek] aan [B.V. 2] in DOC-133 zijn betaald en door haar in de aangifte omzetbelasting zijn verwerkt om BTW terug te vragen.In DOC-133 zijn onder meer de volgende drie facturen opgenomen:
- een factuur d.d. 3 februari 2016 met factuurnummer 2016-0302 met omschrijving ‘advieskosten’ (DOC-133, p. 2476)
- een factuur d.d. 30 maart 2016 met factuurnummer 2016-3003 met omschrijving ‘advieskosten’ (DOC-133, p. 2477)
- een factuur d.d. 21 juni 2016 met factuurnummer 2016-2106 met omschrijving ‘advieskosten’ (DOC-133, p. 2480).
In de administratie van [B.V. 1] zijn de volgende drie facturen opgenomen:
- een factuur d.d. 16 februari 2017 met factuurnummer 2017-1602 met omschrijving ‘geleverde diensten’ (DOC-014, p. 2022)
- een factuur d.d. 20 april 2017 met factuurnummer 2017-20-04 met omschrijving ‘geleverde diensten’ (DOC-014, p. 2026)
- een factuur d.d. 30 juni 2017 met factuurnummer 2017-3006 met omschrijving ‘geleverde diensten’ (DOC-077, p. 2281).
Deze facturen van [naam apotheek] gericht aan [B.V. 1] zijn ook bij [naam apotheek] zelf aangetroffen.De heer [naam 6] , boekhouder van [naam apotheek] , heeft verklaard dat hij vanaf 2012 op basis van onder meer verkoopfacturen van [naam apotheek] de concept btw-aangiften opmaakte. Tot halverwege 2017 stuurde hij die altijd alleen aan [verdachte] , daarna ook aan [medeverdachte]
De getuigenverklaringen
Het dossier bevat verklaringen van afnemers [naam 2] van [B.V. 2] en [naam 1] van [B.V. 1] over de handel in medicijnen met [naam apotheek] . Daarnaast zijn er verklaringen van medewerkers van [naam apotheek] .
Verklaringen van [naam 2]
heeft, geconfronteerd met een ongedateerd handgeschreven overzicht met de medicijnen Triumeq, Cellcept, Florinef en Norvir, verklaard dat dit een voorbeeld is van een overzicht dat [voornaam verdachte] maakte in de kelder als hij had uitgezocht welke medicijnen en hoeveelheden hij wilde afnemen. [naam 2] gaf aan dat naast [voornaam verdachte] ook [voornaam medeverdachte] een keer of drie ter plekke overzichten zoals deze maakte.[voornaam verdachte] heeft [naam 2] altijd een factuur overhandigd toen [naam 2] de medicijnen kwam halen. Dat is bij elke levering zo gegaan. [voornaam verdachte] maakte ter plekke de factuur op in de computer in de kelder. [voornaam verdachte] zei de eerste keer tegen [naam 2] iets van: “Dan doe ik er een adviesfactuur bij.” De laatste 2 of 3 leveringen heeft [voornaam medeverdachte] ter plekke de factuur voor [naam 2] gemaakt op de computer in de kelder.
Verklaringen van [naam 1]
heeft verklaard dat hij medicijnen haalt bij [naam apotheek] en dat [voornaam verdachte] [verdachte] heeft verteld dat [naam apotheek] een groothandelaarsvergunning heeft.haalde bij [naam apotheek] de medicijnen zelf op. Vervolgens ontving hij een factuur van de medicijnen die geleverd kunnen worden.Op het moment dat [voornaam verdachte] er niet was had [naam 1] contact met zijn vrouw of vriendin [voornaam medeverdachte] . Zij was daar en stond hem te woord met betrekking tot de handel. De geneesmiddelen werden door [voornaam verdachte] overhandigd in de kelder. Ingeval [voornaam verdachte] er niet was ontving [naam 1] de geneesmiddelen van [voornaam medeverdachte] . De facturen kwamen later. [naam 1] denkt dat deze door [voornaam verdachte] werden verstuurd, maar kon dat niet zien.
Verklaringen van [medeverdachte]
heeft verklaard dat de medicijnen die achterbleven voor [naam 1] en [naam 2] naar beneden gingen en dat zij het dan ophaalden. Zij kwamen langs en vroegen wat zij nodig hadden. [medeverdachte] heeft twee keer medicijnen meegegeven, de rest heeft [naam 4] geregeld. De medicijnen stonden al klaar, die waren al besteld. Zij vroegen om de medicijnen en namen ze mee. Wat zij meenamen werd opgeschreven op een blanco A4-tje, de naam van het medicijn en het aantal.
Verklaringen van [naam 7]
, de apotheker van [naam apotheek] , heeft bij de IGZ verklaard dat zij en de medewerkers [naam 8] , [naam 5] en [naam 10] allemaal HIV-middelen uit de reguliere binnengekomen bestellingen haalden en apart legden voor [voornaam verdachte] . Dat deden zij allemaal op aanwijzing van of in opdracht van [naam 8] of [voornaam verdachte] . De geneesmiddelen die apart werden gelegd voor [voornaam verdachte] zijn HIV-medicatie, te weten: Atripla, Truvada, Eviplera, Cellcept en een kankermedicijn, Florinef.Bij de rechter-commissaris heeft [naam 7] verklaard dat na haar aftreden als bestuurder [voornaam medeverdachte] in haar plaats kwam en dat de handel gewoon is doorgegaan. [voornaam medeverdachte] deed samen met [naam 4] , om de beurt, de handel met [B.V. 1] . Er lagen lijsten in de kelder. [voornaam medeverdachte] ging naar de kelder en later kwam die man van [B.V. 1] . Daarna ging hij met bigshoppers weg.
Verklaringen van [naam 5]
, een werknemer van [naam apotheek] , heeft verklaard dat haar wel eens een A4tje gegeven is met wat er besteld moest worden voor [B.V. 1] . Het was algemeen bekend dat de bestelling voor [B.V. 1] was, omdat dat elke keer dezelfde middelen waren: Atripla, Norvir, Cellcept, allemaal HIV-middelen, die opzij werden gezet in de bak van [naam groothandel] .Bij de rechter-commissaris heeft [naam 5] verklaard dat [verdachte] in één keer weg ging en dat [medeverdachte] en [naam 4] beiden de leiding overnamen. [naam 4] is tussentijds weggegaan en toen is alleen [medeverdachte] overgebleven als leidinggevende. Er werden medicijnen apart gezet, voornamelijk HIV-middelen en medicijnen voor de longen, die werden aan ene ‘ [naam 1] ’ meegegeven. Dat was in ieder geval in de periode dat [verdachte] er nog was. [naam 5] heeft een keer gezien dat [naam 1] deze ophaalde. [verdachte] was toen in het land en eigenaar.
Verklaringen van [naam 10]
, een werknemer van [naam apotheek] , heeft verklaard dat de handel met [naam 1] gewoon routine was. Als [voornaam verdachte] aanwezig was en [naam 1] de apotheek in kwam dan zei hij ‘hoi’ tegen degene die achter de balie stond en liep hij vervolgens door naar de kelder naar het kantoor van [voornaam verdachte] . Naast het bureau stond de bak klaar. Als [voornaam verdachte] niet aanwezig was dan liep iemand van het personeel mee. [naam 10] is drie à vier keer met [naam 1] meegelopen naar de kelder. Zij zag dat hij vluchtig even in de doos keek voordat hij het ontvangstbewijs tekende. Eén of twee keer moest [naam 10] zelf een A4tje maken met de geneesmiddelen erop die erin zaten. [voornaam verdachte] was dit vergeten en vroeg haar om dit te maken. Hij zei dat [naam 1] het A4tje moest tekenen voordat hij de bak mee nam. [naam 10] zag dat er onder andere vier soorten HIV geneesmiddelen in zaten en schreef de namen en aantallen op. Vervolgens ondertekende [naam 1] de lijst, maakte zij er een kopie van en ging [naam 1] vervolgens weg met de box met geneesmiddelen.
Verklaringen van [naam 8]
, een werknemer van [naam apotheek] , heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat [medeverdachte] kwam toen [verdachte] nog in de apotheek was. Hij heeft niet gemerkt dat de werkwijze is veranderd nadat [verdachte] vertrok. [naam 8] bestelde in opdracht medicijnen, maar ook anderen bestelden. Hij heeft geen rol gehad bij de handel tussen [naam 1] en de apotheek. Hij kreeg van [verdachte] een papiertje mee dat hij een bestelling moest plaatsen. Of dat voor [naam 1] was weet hij niet. Hij voerde in opdracht van [verdachte] een tweede stroom van bestellingen uit. Die bestellingen werden apart gelegd in een doos van groothandel [naam groothandel] bij de deur naar de kelder of die haalde hij er zelf uit. [medeverdachte] heeft [naam 8] wel eens een briefje gegeven om een bestelling te plaatsen, dat is vaker dan tien keer voorgekomen. Dat was nadat [verdachte] weg was. Nadat [verdachte] weg was, was [medeverdachte] er minstens drie tot vier keer per week. [medeverdachte] was de directrice. Zij handelde in opdracht van [verdachte] . Zij heeft [naam 8] briefjes met bestellingen gegeven in opdracht van [verdachte] . Dat zei zij erbij en daarom voerde [naam 8] het uit.
De tapgesprekken en chatberichten
Het dossier bevat verschillende tapgesprekken waarin wordt gesproken over de gang van zaken binnen de apotheek.
Gesprekken tussen [verdachte] en [medeverdachte]
Op 26 juni 2017 (TAP002-05853, p. 1486) zegt [medeverdachte] tegen [verdachte] dat ze op 1 van zijn telefoons iets heeft gestuurd waar hij goed naar moet kijken en dat hij dan zelf zal snappen wie het wil hebben. [verdachte] vraagt of het die ene is waar [naam 8] van zei dat hij het niet wilde bestellen.
Op 3 juli 2017 (TAP002-7814, p. 1516) zegt [verdachte] tegen [medeverdachte] dat ze [naam 9] moet bellen en zeggen dat ze cellcept moet bestellen. Er moeten grote verpakkingen besteld worden zegt [verdachte] .
Op 5 juli 2017 (TAP002-08890, p. 1531) bespreken [verdachte] en [medeverdachte] de administratie. [medeverdachte] zegt dat [verdachte] haar op ‘die andere‘ moet laten weten hoeveel ze naar wie moet storten. [verdachte] geeft aan dat aan het einde van de maand ongeveer 50.000 omzetbelasting betaald moet worden en hij heeft geld laten staat op een rekening.
De betalingen van [B.V. 2] en [B.V. 1] aan [naam apotheek] en [naam apotheek]
Uit onderzoek naar de bankrekeningen van [naam apotheek] is gebleken dat de hiervoor vermelde facturen ook daadwerkelijk zijn voldaan aan [naam apotheek] . Daarnaast is te zien dat [naam apotheek] in de tenlastegelegde periode veel geld heeft ontvangen van [B.V. 1] en [B.V. 2] . De eerste betaling vond plaats op 14 januari 2014 en was van [B.V. 1] .[B.V. 1] heeft in de periode van 14 januari 2014 tot en met 14 juni 2017 een bedrag van € 3.319.004,73 overgemaakt aan [naam apotheek] .In de periode 28 juni 2017 tot en met 31 juli 2017 heeft [B.V. 1] € 77.024,97 aan [naam apotheek] overgemaakt.Van [B.V. 1] is dus in totaal € 3.396.029,70 ontvangen. [B.V. 2] heeft in de periode van 9 februari 2016 tot en met 13 juli 2017 een bedrag van € 1.146.408,70 overgemaakt aan [naam apotheek] .In de periode van 28 juni 2017 tot en met 31 juli 2017 is daar een bedrag van € 47.853,70 bijgekomen.Van [B.V. 2] is dus in totaal € 1.194.262,40 ontvangen. [naam apotheek] heeft in totaal € 4.590.292,10 van [B.V. 2] en [B.V. 1] ontvangen.
Uit onderzoek naar de bankrekeningen van [naam apotheek] is gebleken dat uitgaven die zijn gedaan met name betalingen betreffen aan groothandelaren, andere apotheken en (indirect) aan [verdachte] in privé.
Tussenconclusie: Illegale medicijnhandel, gewoontewitwassen en valsheid in geschrift
Op basis van bovengenoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat in de tenlastegelegde periode bij [naam apotheek] illegale medicijnhandel heeft plaatsgevonden door het zonder vergunning afleveren van medicijnen aan [B.V. 2] en [B.V. 1] en het drijven van een groothandel. De tenlastegelegde geneesmiddelen zijn op grote schaal ingekocht, opgeslagen en afgeleverd aan [naam 2] van [B.V. 2] en [naam 1] van [B.V. 1] .
Gelet op de verklaringen van [naam 1] en [naam 2] en het ontbreken van daadwerkelijke dienstverlening en advisering concludeert de rechtbank dat de door [B.V. 2] en [B.V. 1] aan [naam apotheek] overgeboekte bedragen zien op betalingen voor geleverde geneesmiddelen.. De met de leveringen corresponderende facturen van [naam apotheek] aan deze bedrijven met de omschrijving “advieskosten” of “geleverde diensten” waren naar het oordeel van de rechtbank bedoeld om deze illegale medicijnhandel te verhullen. Daarmee is sprake van valsheid in geschrift. Er is immers doelbewust een valse omschrijving op de facturen vermeld. Dat [naam 1] en [naam 2] hiervan op de hoogte waren en dus feitelijk niet zijn misleid maakt dat oordeel niet anders. Facturen zijn zakelijke documenten die meerdere doelen dienen en naar hun aard bestemd zijn om ook jegens derden als bewijs van enig feit te dienen. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan de boekhouder en de Belastingdienst. Daarmee is aan de eisen van artikel 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht voldaan. Ten aanzien van de vereisten van 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht merkt de rechtbank op dat de misleidingscomponent enkel ziet op het gebruikmaken van valse geschriften en dat in deze zaak alleen het voorhanden hebben en afleveren ten laste is gelegd. Voldoende is dan dat het opzet van verdachte ziet op de bestemming van de geschriften voor zodanig gebruik. Voor het voorhanden hebben en afleveren van valse geschriften is niet vereist dat daadwerkelijk iemand is misleid.
Naast illegale medicijnhandel en valsheid in geschrift is ook sprake van gewoontewitwassen. De betalingen door [B.V. 2] en [B.V. 1] aan [naam apotheek] zijn de opbrengsten van de illegale medicijnhandel. Anders dan de raadsvrouw heeft betoogd is niet relevant of de betalingen voorafgaand of na levering van de medicijnen zijn gedaan. Doordat deze bedragen op bankrekeningen van [naam apotheek] zijn gestort en vervolgens zijn aangewend voor diverse uitgaven is sprake van het omzetten en gebruiken van uit misdrijf afkomstig geld. Dit gebeurde structureel gedurende een lange periode en dus was er sprake van een gewoonte.