ECLI:NL:RBAMS:2023:2732

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 april 2023
Publicatiedatum
30 april 2023
Zaaknummer
81.130759.22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor feitelijke leidinggeven aan illegale geneesmiddelenhandel en gewoontewitwassen

Op 26 april 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die feitelijke leiding heeft gegeven aan het illegaal verhandelen van geneesmiddelen zonder vergunning, gewoontewitwassen en valsheid in geschrift. De verdachte, geboren in 1964 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was betrokken bij een apotheek die zonder vergunning geneesmiddelen zoals Atripla, Cellcept en Truvada verhandelde. Het onderzoek begon na een inspectie door de Inspectie voor de Gezondheidszorg in 2016, die leidde tot een strafrechtelijk onderzoek door de FIOD en IGZ. Tijdens dit onderzoek werden documenten en getuigenverklaringen verzameld die de illegale activiteiten van de apotheek en de verdachte bevestigden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedragingen en dat de apotheek als rechtspersoon verantwoordelijk was voor de illegale medicijnhandel. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden, waarbij de rechtbank rekening hield met de ernst van de feiten en de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De uitspraak benadrukt de noodzaak van vergunningen in de geneesmiddelenhandel ter bescherming van de volksgezondheid.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 81.130759.22
Datum uitspraak: 26 april 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1964,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
wonende op het adres [adres] ( [geboorteland] ).

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 april 2023. Verdachte was daarbij niet aanwezig. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. L.L.H. Roebroek, en van wat de gemachtigde raadsvrouw van verdachte, mr. B.E.J. Torny, naar voren hebben gebracht.

2.De beschuldiging

Verdachte wordt – kort gezegd – beschuldigd van:
feitelijke leidinggeven aan het medeplegen van opzettelijke overtreding van de Geneesmiddelenwet door [naam apotheek] door zonder vergunning Atripla en/of Cellcept en/of Eviplera en/of Florinef en/of Norvir en/of Triumeq en/of Truvada af te leveren aan [naam 1] / [B.V. 1] en [naam 2] / [B.V. 2] dan wel een groothandel in die medicatie te drijven in de periode van 14 januari 2014 tot en met 12 juli 2017 te Amsterdam;
feitelijke leidinggeven aan het medeplegen van gewoontewitwassen van € 4.590.292,10 door [naam apotheek] in de periode van 14 januari 2014 tot en met 31 juli 2017 te Amsterdam;
feitelijke leidinggeven aan het medeplegen van valsheid in geschrift door [naam apotheek] ten aanzien van meerdere facturen gericht aan [B.V. 2] en [B.V. 1] in de periode 3 februari 2016 tot en met 30 juni 2017 te Nederland.
De tenlastelegging staat in de bijlage.

3.Inleiding

Op 21 december 2016 heeft inspecteur [naam 3] , werkzaam bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg (hierna: IGZ), de in Amsterdam gevestigde [naam apotheek] (hierna: [naam apotheek] ) geïnspecteerd. Tijdens dit inspectiebezoek kreeg hij het vermoeden dat er illegaal (zonder vergunning) in geneesmiddelen werd gehandeld dan wel een illegale groothandel in geneesmiddelen werd gedreven. Op 9 februari 2017 zijn de fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst (hierna: FIOD) en IGZ gezamenlijk een strafrechtelijk onderzoek gestart. Tijdens dit onderzoek zijn onder andere facturen en bestellijsten van [naam apotheek] in beslag genomen, zijn getuigen gehoord en heeft financieel onderzoek plaatsgevonden naar de bankrekeningen en het inkomen van [naam apotheek] , verdachte [verdachte] en medeverdachte [medeverdachte] . Gedurende het onderzoek werd duidelijk dat in grote hoeveelheden medicijnen werden ingekocht door [naam apotheek] en dat er in de kelder van de apotheek in medicijnen werd gehandeld met [B.V. 2] (hierna: [B.V. 2] ), een onderneming van [naam 2] en [B.V. 1] (hierna: [B.V. 1] ), een onderneming van [naam 1] .
Niet ter discussie staat dat verdachte (hierna ook wel: [verdachte] dan wel [voornaam verdachte] )het grootste deel van de tenlastegelegde periode aandeelhouder was van [naam apotheek] en leiding gaf aan de apotheek. Uit de systemen van de KVK en de Belastingdienst is gebleken dat [verdachte] van 1 juni 2012 tot 23 juni 2017 tenminste 90% aandelen in [naam apotheek] in handen had. [verdachte] is in maart of april 2017 geëmigreerd naar [geboorteland] Medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] dan wel [voornaam medeverdachte] ) was sinds 12 januari 2017 in dienst als directeur van [naam apotheek] . [verdachte] en [medeverdachte] hebben een zoon samen. Uit de systemen van de KVK en de Belastingdienst is gebleken dat [medeverdachte] sinds 13 januari 2017 bestuurder was van [naam apotheek] . Op 23 juni 2017 is [medeverdachte] 100% aandeelhouder en bestuurder geworden van [B.V. 3] en per ingang van 23 juni 2017 werd [B.V. 3] 100% aandeelhouder van [naam apotheek] . Vanaf de emigratie van [verdachte] was [medeverdachte] bijna dagelijks in de apotheek aanwezig, aanvankelijk met [naam 4] die de apotheek zou gaan overnemen, welke overname later is afgeketst.
De rechtbank moet de vraag beantwoorden of [naam apotheek] zich (samen met anderen) heeft schuldig gemaakt aan het illegaal verhandelen van dan wel illegaal drijven van een groothandel in geneesmiddelen, gewoontewitwassen en valsheid in geschrift. Ook moet de rechtbank beoordelen of verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan deze feiten.

4.De waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat het tenlastegelegde kan worden bewezen.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw vindt primair dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1. De tenlastegelegde gedragingen kunnen niet worden toegerekend aan [naam apotheek] . Deze gedragingen vallen niet binnen de normale bedrijfsvoering van [naam apotheek] en het gaat feitelijk om handelingen van een individu. Het verkopen van de tenlastegelegde medicatie zonder recept was niet gebruikelijk binnen de apotheek en de medewerkers hadden geen betrokkenheid bij de aflevering van de medicatie aan [B.V. 1] en [B.V. 2] . Feitelijk was sprake van twee verschillende entiteiten, namelijk een ‘groothandel’ in de kelder en een apotheek boven.
Subsidiair voert de raadsvrouw aan dat ten aanzien van de schending van artikel 18 Geneesmiddelenwet geen sprake was van opzettelijk handelen. Verdachte heeft geen medische achtergrond en had een apotheker in dienst die verantwoordelijk was voor het feitelijk reilen en zeilen binnen de apotheek. De apotheker heeft toen zij op de hoogte raakte van de handel nooit aangegeven dat de medicatie niet op deze wijze mocht worden verkocht. Evenmin hebben de vorige apotheker die in dienst was en de ervaren werkneemster, mevrouw [naam 5] , verdachte hierop gewezen. De raadsvrouw verzoekt de rechtbank om in lijn met de genuanceerde rechtspraak ten aanzien van kleurloos opzet te oordelen dat slechts sprake is van de overtredingsvariant. In dat geval moet de officier van justitie niet-ontvankelijk worden verklaard wegens verjaring.
Meer subsidiair vindt de raadsvrouw dat niet de gehele tenlastegelegde periode kan worden bewezen. Verdachte is sinds maart 2017 naar [geboorteland] geëmigreerd. Uit diverse verklaringen volgt dat de leiding binnen de apotheek vanaf januari 2017 in handen was van de heer [naam 4] en dat verdachte geen bemoeienis meer had met de leiding. Ten slotte is geen sprake van medeplegen in de periode dat verdachte betrokkenheid had bij de apotheek, aangezien alleen hij medicatie aan [naam 1] / [B.V. 1] en [naam 2] / [B.V. 2] heeft afgeleverd.
Ten aanzien van feit 2 en feit 3 vindt de raadsvrouw dat verdachte ook moet worden vrijgesproken. In het verlengde van het verweer ten aanzien van feit 1 geldt voor het witwassen en de valsheid in geschrift eveneens dat dit kan niet worden toegerekend aan [naam apotheek] . Verder is ten aanzien van de facturen geen sprake van misleiding, omdat geen sprake is geweest van een onwetende derde. [naam 1] en [naam 2] wisten dat sprake was van levering van medicijnen in plaats van advies of diensten. Ook blijkt niet dat alle facturen in de administratie van [naam apotheek] zijn opgenomen. Met betrekking tot DOC-014 en DOC-77 kan niet worden vastgesteld dat verdachte feitelijke leiding heeft gegeven, omdat hij in maart 2017 al naar [geboorteland] is vertrokken. [medeverdachte] was sinds januari 2017 bestuurder. Verdachte heeft haar enkel nog in het algemeen geadviseerd over het reilen en zeilen binnen de apotheek, omdat hij ervaring had, maar hij kan vanaf maart 2017 niet meer als feitelijke leidinggever worden beschouwd. Ten aanzien van de facturen die verdachte in Nederland heeft opgemaakt is geen sprake van medeplegen, aangezien hij deze altijd zelf opmaakte. Ten aanzien van het witwassen moet vrijspraak volgen, omdat feit 1 als overtreding moet worden gekwalificeerd en niet als misdrijf. De gelden zijn daarom niet “uit misdrijf” verkregen zoals voor witwassen is vereist. Verder blijkt onvoldoende dat de bedragen die zijn gemoeid met de medicijnhandel zijn betaald nadat de medicatie zou zijn geleverd. Als de rechtbank toch tot een bewezenverklaring komt dan leiden de bedragen die door [B.V. 2] en [B.V. 1] zijn betaald tot een totaalbedrag van € 4.522.806,76 in plaats van € 4.590.292,10. Ten slotte is ook ten aanzien van het witwassen geen sprake geweest van medeplegen.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan. [1]
4.3.1.
De feiten
Het ontbreken van een groothandelsvergunning
Op 3 mei 2018 is onderzocht of [naam apotheek] in de periode van 2014 tot 2018 in het bezit was van een groothandelsvergunning, zoals bedoeld in artikel 18 Geneesmiddelenwet. Een medewerker van Farmatec, afdeling “Farmaceutische vergunningen en ontheffingen” heeft aan de IGZ medegedeeld dat in de periode 2014 tot 2018 geen vergunning was afgegeven voor [naam apotheek] , dat voor [naam apotheek] ook geen aanvragen zijn ingediend die zijn afgewezen en dat [naam apotheek] niet voorkwam in de database. [2] Raadpleging van het BIG-register op 1 mei 2017 leerde dat [verdachte] en [medeverdachte] niet voorkwamen als beroepsbeoefenaar als bedoeld in artikel 3 Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg. Eventuele voor apothekers en artsen geldende uitzonderingen op verbodsbepalingen in de Geneesmiddelenwet kunnen daarom niet van toepassing zijn. [3]
De grootschalige inkoop van medicijnen door [naam apotheek]
Uit onderzoek naar de voorraad en het inkoopsysteem van [naam apotheek] is gebleken dat de volgende medicatie op grote schaal werd ingekocht: Atripla, Cellcept, Florinef en Norvir. [4] Te zien is dat er een (steeds) oplopende voorraad was, dat er grote voorraadcorrecties plaatsvonden en dat geneesmiddelen uit de voorraad verdwenen zonder dat daar een recept tegenover stond. Ook zijn deze geneesmiddelen aangetroffen in de kelder. [5] In de voorraadkast van [naam apotheek] werden de volgende geneesmiddelen geteld: Atripla, Cellcept, Eviplera, Florinef, Truvada en Triumeq. [6] In de periode van 28 november 2016 tot en met 20 juni 2017 zijn volgens aangetroffen facturen en bankafschriften onder meer de volgende hoeveelheden ingekocht en betaald door [naam apotheek] : Atripla 2.340, Truvada 1.170, Eviplera 990, Florinef 5.500 en, Norvir 2.040. [7]
De aangetroffen administratie bij [naam apotheek] : bestellijsten en leveringsoverzichten met betrekking tot [B.V. 2] en [B.V. 1]
Bij [naam apotheek] zijn meerdere documenten aangetroffen die duiden op handel in medicijnen tussen [naam apotheek] en [B.V. 2] en tussen [naam apotheek] en [B.V. 1] .
Ten aanzien van [B.V. 2]Tijdens de doorzoeking bij [naam apotheek] op 12 juli 2017 zijn op een bureau in de kelderruimte drie plastic insteekhoesjes met documenten aangetroffen. [8] Aan één plastic hoesje zat een visitekaartje vastgeniet van [naam 2] , directeur van [B.V. 2] . [9] Het telefoonnummer op het visitekaartje, [telefoonnummer] , is in de telefoon van [medeverdachte] opgeslagen onder de naam [naam 2] . In dit plastic hoesje zaten onder andere:
1. Zes verschillende handgeschreven lijsten met medicijnnamen en prijzen
2. Vier kopieën van verschillende facturen
3. Twee verschillende geprinte lijsten met productnamen van medicijnen, waarbij inhoud en prijs vermeld zijn. Bovenaan deze lijsten staat handgeschreven ‘ [naam 2] ’.
Op één van de handgeschreven lijsten met daarop bovenaan ‘ [letter] ’ (voor [naam 2] ) en 28-06-2017 stonden de medicijnen: Truvada, Triumeq, Atripla, Norvir, die worden gebruikt bij HIV en AIDS en Cellcept, dat wordt gebruikt als afweeronderdrukker. [10] Hierop staan bedragen, een BTW berekening en tellingen (met een totaal van 47.853,70) met de aantekening ‘factuur’. Op de achterkant staat 28.06.2017 en ontvangen 15.000, betalen 19.875, nog 4.875 met een krabbel ‘ [voornaam medeverdachte] ’ en ‘ [letter] ’ (van [medeverdachte] en [naam 2] ). In het plastic hoesje zat ook een factuur met factuurnummer 2017-2806 met factuurdatum 28 juni 2017, totaalbedrag van € 47.853,70 inclusief 6% BTW met de vermelding ‘restpartij’. De datum en het totaalbedrag komen exact overeen met wat op de lijst (DOC-074-1) is vermeld. Op 5 juli 2017 werd op de rekening van [naam apotheek] € 47.853,70 bijgeschreven van de tegenrekening van [B.V. 2] . [11]
Ten aanzien van [B.V. 1]
Er zijn drie bestellijsten aangetroffen met daarop vermeld feb-17, mrt-17 en APRIL (het is niet duidelijk of dit op april of juni 2017 ziet). Op alle drie de lijsten staat bovenaan ‘ [naam 1] ’. [naam 1] staat vermoedelijk voor de naam [naam 1] , aandeelhouder en bestuurder van [B.V. 1] . Op alle drie de bestellijsten is een kolom “verkoopprijs aan [B.V. 1] ” opgenomen. De bestellijst van februari 2017 vermeldt 37 artikelen, waaronder Atripla, Cellcept, Florinef, Norvir, Truvada en Triumeq. De bestellijst van maart 2017 vermeldt 36 artikelen, waaronder onder meer Atripla, Cellcept, Florinef, Norvir,Truvada en Triumeq. De bestellijst van april of juni 2017 vermeldt 43 artikelen, waaronder Atripla, Cellcept, Eviplera, Florinef, Norvir, en Truvada. Onderaan een bestellijst van januari 2017 stond: “Bij voorkeur iedere week een levering, maar in ieder geval aan het eind van de laatste week van iedere maand”. [12]
De aangetroffen administratie bij [B.V. 1] en [B.V. 2]
Alle medicijnen op de leveringsoverzichten DOC-087 tot en met DOC-89, waaronder Atripla, Cellcept, Norvir, Truvada en Triumeq zijn opgenomen in de voorraadadministratie van [B.V. 1] (DOC-149). [13] De boekhouder van [B.V. 2] heeft verklaard dat alle facturen van [naam apotheek] aan [B.V. 2] in DOC-133 zijn betaald en door haar in de aangifte omzetbelasting zijn verwerkt om BTW terug te vragen. [14] In DOC-133 zijn onder meer de volgende drie facturen opgenomen: [15]
- een factuur d.d. 3 februari 2016 met factuurnummer 2016-0302 met omschrijving ‘advieskosten’ (DOC-133, p. 2476)
- een factuur d.d. 30 maart 2016 met factuurnummer 2016-3003 met omschrijving ‘advieskosten’ (DOC-133, p. 2477)
- een factuur d.d. 21 juni 2016 met factuurnummer 2016-2106 met omschrijving ‘advieskosten’ (DOC-133, p. 2480).
In de administratie van [B.V. 1] zijn de volgende drie facturen opgenomen: [16]
- een factuur d.d. 16 februari 2017 met factuurnummer 2017-1602 met omschrijving ‘geleverde diensten’ (DOC-014, p. 2022)
- een factuur d.d. 20 april 2017 met factuurnummer 2017-20-04 met omschrijving ‘geleverde diensten’ (DOC-014, p. 2026)
- een factuur d.d. 30 juni 2017 met factuurnummer 2017-3006 met omschrijving ‘geleverde diensten’ (DOC-077, p. 2281).
Deze facturen van [naam apotheek] gericht aan [B.V. 1] zijn ook bij [naam apotheek] zelf aangetroffen. [17] De heer [naam 6] , boekhouder van [naam apotheek] , heeft verklaard dat hij vanaf 2012 op basis van onder meer verkoopfacturen van [naam apotheek] de concept btw-aangiften opmaakte. Tot halverwege 2017 stuurde hij die altijd alleen aan [verdachte] , daarna ook aan [medeverdachte] [18]
De getuigenverklaringen
Het dossier bevat verklaringen van afnemers [naam 2] van [B.V. 2] en [naam 1] van [B.V. 1] over de handel in medicijnen met [naam apotheek] . Daarnaast zijn er verklaringen van medewerkers van [naam apotheek] .
Verklaringen van [naam 2]
heeft, geconfronteerd met een ongedateerd handgeschreven overzicht met de medicijnen Triumeq, Cellcept, Florinef en Norvir, verklaard dat dit een voorbeeld is van een overzicht dat [voornaam verdachte] maakte in de kelder als hij had uitgezocht welke medicijnen en hoeveelheden hij wilde afnemen. [naam 2] gaf aan dat naast [voornaam verdachte] ook [voornaam medeverdachte] een keer of drie ter plekke overzichten zoals deze maakte. [19] [voornaam verdachte] heeft [naam 2] altijd een factuur overhandigd toen [naam 2] de medicijnen kwam halen. Dat is bij elke levering zo gegaan. [voornaam verdachte] maakte ter plekke de factuur op in de computer in de kelder. [voornaam verdachte] zei de eerste keer tegen [naam 2] iets van: “Dan doe ik er een adviesfactuur bij.” De laatste 2 of 3 leveringen heeft [voornaam medeverdachte] ter plekke de factuur voor [naam 2] gemaakt op de computer in de kelder. [20]
Verklaringen van [naam 1]
heeft verklaard dat hij medicijnen haalt bij [naam apotheek] en dat [voornaam verdachte] [verdachte] heeft verteld dat [naam apotheek] een groothandelaarsvergunning heeft. [21] haalde bij [naam apotheek] de medicijnen zelf op. Vervolgens ontving hij een factuur van de medicijnen die geleverd kunnen worden. [22] Op het moment dat [voornaam verdachte] er niet was had [naam 1] contact met zijn vrouw of vriendin [voornaam medeverdachte] . Zij was daar en stond hem te woord met betrekking tot de handel. De geneesmiddelen werden door [voornaam verdachte] overhandigd in de kelder. Ingeval [voornaam verdachte] er niet was ontving [naam 1] de geneesmiddelen van [voornaam medeverdachte] . De facturen kwamen later. [naam 1] denkt dat deze door [voornaam verdachte] werden verstuurd, maar kon dat niet zien. [23]
Verklaringen van [medeverdachte]
heeft verklaard dat de medicijnen die achterbleven voor [naam 1] en [naam 2] naar beneden gingen en dat zij het dan ophaalden. Zij kwamen langs en vroegen wat zij nodig hadden. [medeverdachte] heeft twee keer medicijnen meegegeven, de rest heeft [naam 4] geregeld. De medicijnen stonden al klaar, die waren al besteld. Zij vroegen om de medicijnen en namen ze mee. Wat zij meenamen werd opgeschreven op een blanco A4-tje, de naam van het medicijn en het aantal. [24]
Verklaringen van [naam 7]
, de apotheker van [naam apotheek] , heeft bij de IGZ verklaard dat zij en de medewerkers [naam 8] , [naam 5] en [naam 10] allemaal HIV-middelen uit de reguliere binnengekomen bestellingen haalden en apart legden voor [voornaam verdachte] . Dat deden zij allemaal op aanwijzing van of in opdracht van [naam 8] of [voornaam verdachte] . De geneesmiddelen die apart werden gelegd voor [voornaam verdachte] zijn HIV-medicatie, te weten: Atripla, Truvada, Eviplera, Cellcept en een kankermedicijn, Florinef. [25] Bij de rechter-commissaris heeft [naam 7] verklaard dat na haar aftreden als bestuurder [voornaam medeverdachte] in haar plaats kwam en dat de handel gewoon is doorgegaan. [voornaam medeverdachte] deed samen met [naam 4] , om de beurt, de handel met [B.V. 1] . Er lagen lijsten in de kelder. [voornaam medeverdachte] ging naar de kelder en later kwam die man van [B.V. 1] . Daarna ging hij met bigshoppers weg. [26]
Verklaringen van [naam 5]
, een werknemer van [naam apotheek] , heeft verklaard dat haar wel eens een A4tje gegeven is met wat er besteld moest worden voor [B.V. 1] . Het was algemeen bekend dat de bestelling voor [B.V. 1] was, omdat dat elke keer dezelfde middelen waren: Atripla, Norvir, Cellcept, allemaal HIV-middelen, die opzij werden gezet in de bak van [naam groothandel] . [27] Bij de rechter-commissaris heeft [naam 5] verklaard dat [verdachte] in één keer weg ging en dat [medeverdachte] en [naam 4] beiden de leiding overnamen. [naam 4] is tussentijds weggegaan en toen is alleen [medeverdachte] overgebleven als leidinggevende. Er werden medicijnen apart gezet, voornamelijk HIV-middelen en medicijnen voor de longen, die werden aan ene ‘ [naam 1] ’ meegegeven. Dat was in ieder geval in de periode dat [verdachte] er nog was. [naam 5] heeft een keer gezien dat [naam 1] deze ophaalde. [verdachte] was toen in het land en eigenaar.
Verklaringen van [naam 10]
, een werknemer van [naam apotheek] , heeft verklaard dat de handel met [naam 1] gewoon routine was. Als [voornaam verdachte] aanwezig was en [naam 1] de apotheek in kwam dan zei hij ‘hoi’ tegen degene die achter de balie stond en liep hij vervolgens door naar de kelder naar het kantoor van [voornaam verdachte] . Naast het bureau stond de bak klaar. Als [voornaam verdachte] niet aanwezig was dan liep iemand van het personeel mee. [naam 10] is drie à vier keer met [naam 1] meegelopen naar de kelder. Zij zag dat hij vluchtig even in de doos keek voordat hij het ontvangstbewijs tekende. Eén of twee keer moest [naam 10] zelf een A4tje maken met de geneesmiddelen erop die erin zaten. [voornaam verdachte] was dit vergeten en vroeg haar om dit te maken. Hij zei dat [naam 1] het A4tje moest tekenen voordat hij de bak mee nam. [naam 10] zag dat er onder andere vier soorten HIV geneesmiddelen in zaten en schreef de namen en aantallen op. Vervolgens ondertekende [naam 1] de lijst, maakte zij er een kopie van en ging [naam 1] vervolgens weg met de box met geneesmiddelen. [28]
Verklaringen van [naam 8]
, een werknemer van [naam apotheek] , heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat [medeverdachte] kwam toen [verdachte] nog in de apotheek was. Hij heeft niet gemerkt dat de werkwijze is veranderd nadat [verdachte] vertrok. [naam 8] bestelde in opdracht medicijnen, maar ook anderen bestelden. Hij heeft geen rol gehad bij de handel tussen [naam 1] en de apotheek. Hij kreeg van [verdachte] een papiertje mee dat hij een bestelling moest plaatsen. Of dat voor [naam 1] was weet hij niet. Hij voerde in opdracht van [verdachte] een tweede stroom van bestellingen uit. Die bestellingen werden apart gelegd in een doos van groothandel [naam groothandel] bij de deur naar de kelder of die haalde hij er zelf uit. [medeverdachte] heeft [naam 8] wel eens een briefje gegeven om een bestelling te plaatsen, dat is vaker dan tien keer voorgekomen. Dat was nadat [verdachte] weg was. Nadat [verdachte] weg was, was [medeverdachte] er minstens drie tot vier keer per week. [medeverdachte] was de directrice. Zij handelde in opdracht van [verdachte] . Zij heeft [naam 8] briefjes met bestellingen gegeven in opdracht van [verdachte] . Dat zei zij erbij en daarom voerde [naam 8] het uit. [29]
De tapgesprekken en chatberichten
Het dossier bevat verschillende tapgesprekken waarin wordt gesproken over de gang van zaken binnen de apotheek.
Gesprekken tussen [verdachte] en [medeverdachte]
Op 26 juni 2017 (TAP002-05853, p. 1486) zegt [medeverdachte] tegen [verdachte] dat ze op 1 van zijn telefoons iets heeft gestuurd waar hij goed naar moet kijken en dat hij dan zelf zal snappen wie het wil hebben. [verdachte] vraagt of het die ene is waar [naam 8] van zei dat hij het niet wilde bestellen.
Op 3 juli 2017 (TAP002-7814, p. 1516) zegt [verdachte] tegen [medeverdachte] dat ze [naam 9] moet bellen en zeggen dat ze cellcept moet bestellen. Er moeten grote verpakkingen besteld worden zegt [verdachte] .
Op 5 juli 2017 (TAP002-08890, p. 1531) bespreken [verdachte] en [medeverdachte] de administratie. [medeverdachte] zegt dat [verdachte] haar op ‘die andere‘ moet laten weten hoeveel ze naar wie moet storten. [verdachte] geeft aan dat aan het einde van de maand ongeveer 50.000 omzetbelasting betaald moet worden en hij heeft geld laten staat op een rekening.
De betalingen van [B.V. 2] en [B.V. 1] aan [naam apotheek] en [naam apotheek]
Uit onderzoek naar de bankrekeningen van [naam apotheek] is gebleken dat de hiervoor vermelde facturen ook daadwerkelijk zijn voldaan aan [naam apotheek] . Daarnaast is te zien dat [naam apotheek] in de tenlastegelegde periode veel geld heeft ontvangen van [B.V. 1] en [B.V. 2] . De eerste betaling vond plaats op 14 januari 2014 en was van [B.V. 1] . [30] [B.V. 1] heeft in de periode van 14 januari 2014 tot en met 14 juni 2017 een bedrag van € 3.319.004,73 overgemaakt aan [naam apotheek] . [31] In de periode 28 juni 2017 tot en met 31 juli 2017 heeft [B.V. 1] € 77.024,97 aan [naam apotheek] overgemaakt. [32] Van [B.V. 1] is dus in totaal € 3.396.029,70 ontvangen. [B.V. 2] heeft in de periode van 9 februari 2016 tot en met 13 juli 2017 een bedrag van € 1.146.408,70 overgemaakt aan [naam apotheek] . [33] In de periode van 28 juni 2017 tot en met 31 juli 2017 is daar een bedrag van € 47.853,70 bijgekomen. [34] Van [B.V. 2] is dus in totaal € 1.194.262,40 ontvangen. [naam apotheek] heeft in totaal € 4.590.292,10 van [B.V. 2] en [B.V. 1] ontvangen.
Uit onderzoek naar de bankrekeningen van [naam apotheek] is gebleken dat uitgaven die zijn gedaan met name betalingen betreffen aan groothandelaren, andere apotheken en (indirect) aan [verdachte] in privé. [35]
Tussenconclusie: Illegale medicijnhandel, gewoontewitwassen en valsheid in geschrift
Op basis van bovengenoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat in de tenlastegelegde periode bij [naam apotheek] illegale medicijnhandel heeft plaatsgevonden door het zonder vergunning afleveren van medicijnen aan [B.V. 2] en [B.V. 1] en het drijven van een groothandel. De tenlastegelegde geneesmiddelen zijn op grote schaal ingekocht, opgeslagen en afgeleverd aan [naam 2] van [B.V. 2] en [naam 1] van [B.V. 1] .
Gelet op de verklaringen van [naam 1] en [naam 2] en het ontbreken van daadwerkelijke dienstverlening en advisering concludeert de rechtbank dat de door [B.V. 2] en [B.V. 1] aan [naam apotheek] overgeboekte bedragen zien op betalingen voor geleverde geneesmiddelen.. De met de leveringen corresponderende facturen van [naam apotheek] aan deze bedrijven met de omschrijving “advieskosten” of “geleverde diensten” waren naar het oordeel van de rechtbank bedoeld om deze illegale medicijnhandel te verhullen. Daarmee is sprake van valsheid in geschrift. Er is immers doelbewust een valse omschrijving op de facturen vermeld. Dat [naam 1] en [naam 2] hiervan op de hoogte waren en dus feitelijk niet zijn misleid maakt dat oordeel niet anders. Facturen zijn zakelijke documenten die meerdere doelen dienen en naar hun aard bestemd zijn om ook jegens derden als bewijs van enig feit te dienen. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan de boekhouder en de Belastingdienst. Daarmee is aan de eisen van artikel 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht voldaan. Ten aanzien van de vereisten van 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht merkt de rechtbank op dat de misleidingscomponent enkel ziet op het gebruikmaken van valse geschriften en dat in deze zaak alleen het voorhanden hebben en afleveren ten laste is gelegd. Voldoende is dan dat het opzet van verdachte ziet op de bestemming van de geschriften voor zodanig gebruik. Voor het voorhanden hebben en afleveren van valse geschriften is niet vereist dat daadwerkelijk iemand is misleid.
Naast illegale medicijnhandel en valsheid in geschrift is ook sprake van gewoontewitwassen. De betalingen door [B.V. 2] en [B.V. 1] aan [naam apotheek] zijn de opbrengsten van de illegale medicijnhandel. Anders dan de raadsvrouw heeft betoogd is niet relevant of de betalingen voorafgaand of na levering van de medicijnen zijn gedaan. Doordat deze bedragen op bankrekeningen van [naam apotheek] zijn gestort en vervolgens zijn aangewend voor diverse uitgaven is sprake van het omzetten en gebruiken van uit misdrijf afkomstig geld. Dit gebeurde structureel gedurende een lange periode en dus was er sprake van een gewoonte.
4.3.2.
Toerekening aan [naam apotheek] en mededaders
Een rechtspersoon kan als dader van een strafbaar feit worden aangemerkt indien de gedraging in redelijkheid aan de rechtspersoon kan worden toegerekend. Die toerekening is afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval, waartoe mede behoort de aard van de (verboden) gedraging. Een belangrijk oriëntatiepunt daarbij is of de gedraging heeft plaatsgevonden dan wel is verricht in de sfeer van de rechtspersoon. Een dergelijke gedraging kan in beginsel worden toegerekend aan de rechtspersoon.
De rechtbank vindt dat de tenlastegelegde gedragingen in redelijkheid kunnen worden toegerekend aan [naam apotheek] . [naam apotheek] is als rechtspersoon essentieel geweest voor het plegen van de strafbare feiten, omdat zij nodig was om medicijnen in te kopen. Voor een natuurlijk persoon is het immers onmogelijk om op deze schaal medicijnen in te kopen. De bestellingen van de geneesmiddelen gingen via [naam apotheek] , zowel via het reguliere inkoopcircuit als via andere kanalen. De facturen van deze inkoop zijn gericht aan [naam apotheek] en [naam apotheek] heeft de betalingen van de facturen verricht. Zowel medewerkers als leidinggevenden in dienst van [naam apotheek] plaatsten deze bestellingen. Vervolgens werden bestellingen apart gelegd voor verdachte [verdachte] . Dit wisten de medewerkers van [naam apotheek] . Ook wisten de medewerkers en de leidinggevenden dat medicijnen op grote schaal zonder recept aan [B.V. 2] en [B.V. 1] werden afgeleverd. Zowel de handel in medicijnen als het opmaken van facturen viel dan ook binnen de normale bedrijfsvoering van [naam apotheek] . Daarnaast zijn de gedragingen dienstig geweest aan [naam apotheek] , want het geld van de handel kwam op basis van de valse facturen terecht op de bankrekeningen van [naam apotheek] , waarmee [naam apotheek] vervolgens weer uitgaven heeft gedaan. Bovendien zijn alle gedragingen verricht op de locatie waar [naam apotheek] was gevestigd en is het briefpapier van [naam apotheek] gebruikt bij het opmaken van de valse facturen.
De rechtbank vindt dat [naam apotheek] de illegale medicijnhandel en het gewoontewitwassen samen met anderen heeft gepleegd, namelijk [verdachte] , [medeverdachte] , [naam 4] en voor wat betreft de illegale medicijnhandel met [naam 8] . Er was sprake van een gezamenlijke uitvoering. Ten aanzien van de valsheid in geschrift is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van medeplegen.
4.3.3.
Feitelijke leidinggeven door [verdachte]
Nu de rechtbank vindt dat de verboden gedragingen aan [naam apotheek] kunnen worden toegerekend moet worden beoordeeld of [verdachte] daaraan feitelijke leiding heeft gegeven. Bij de beoordeling daarvan moet niet uitsluitend de juridische positie, maar ook de feitelijke positie van verdachte bij de rechtspersoon worden bekeken en het gedrag dat verdachte heeft vertoond of nagelaten op grond waarvan hij moet worden geacht aan die verboden gedraging feitelijke leiding te hebben gegeven. Dit kan actief en effectief gedrag zijn dat onmiskenbaar binnen de gewone betekenis van het begrip feitelijke leiding geven valt, maar ook het algemene door de verdachte (bijvoorbeeld als bestuurder) gevoerde beleid waarvan de verboden gedraging het onvermijdelijke gevolg is. Het gedrag kan ook bestaan uit het leveren van een bepaalde bijdrage aan een complex van gedragingen dat heeft geleid tot de verboden gedraging en het daarbij nemen van initiatief. Ook een meer passieve rol kan onder omstandigheden leiden tot het oordeel dat sprake is van feitelijke leidinggeven als daardoor de verboden gedragingen zijn bevorderd. Verdachte moet als feitelijke leidinggever opzet hebben gehad op de verboden gedragingen.
[verdachte] was nagenoeg de gehele pleegperiode voor 90% aandeelhouder van [naam apotheek] . Uit de getuigenverklaringen blijkt dat [verdachte] de dagelijkse leiding had bij [naam apotheek] . Hij was dus zowel formeel als feitelijk de baas binnen de apotheek. De afnemers [naam 2] en [naam 1] hebben verklaard dat zij contact hadden met [verdachte] over de af te leveren geneesmiddelen en dat zij van [verdachte] de geneesmiddelen ontvingen. Wanneer [verdachte] er niet was kregen zij de geneesmiddelen van [medeverdachte] . Ook uit de overige getuigenverklaringen en tapgesprekken volgt dat [verdachte] [medeverdachte] en anderen instrueerde. Zelfs toen [verdachte] naar [geboorteland] was vertrokken instrueerde hij [medeverdachte] nog. [verdachte] beheerde de administratie en bankrekeningen van de apotheek en maakte geld van de bankrekeningen van [naam apotheek] naar zijn privérekening over. Hij was de initiatiefnemer en voornaamste uitvoerder van de illegale handel die vanuit de kelder van [naam apotheek] plaatsvond en [verdachte] was degene die de valse facturen opmaakte dan wel [medeverdachte] instrueerde deze op te maken. Bij alle tenlastegelegde verboden gedragingen bestond het gedrag van [verdachte] dus uit een actieve en sturende rol. De rechtbank vindt dat [verdachte] als feitelijke leidinggever ook doelbewust heeft gehandeld. Hij wist dat [naam apotheek] geen groothandelsvergunning had en dat hij geen medicijnen zonder recept mocht afleveren. Daarom heeft hij valse facturen opgemaakt om die handel te verhullen. Hieruit volgt zijn (kwade) opzet.
Conclusie
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan het medeplegen van opzettelijke overtreding van de Geneesmiddelenwet, aan het medeplegen van gewoontewitwassen en aan valsheid in geschrift door [naam apotheek] .

5.De bewezenverklaring

De rechtbank vindt op grond van de bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
feit 1:
[naam apotheek] in de periode van 14 januari 2014 tot en met 12 juli 2017 te Amsterdam, meermalen, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk, zonder vergunning van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, andere geneesmiddelen dan geneesmiddelen voor onderzoek, te weten:
-Atripla en
-Cellcept en/
-of Eviplera en/
-of Florinef en
-Norvir en
-Triumeq en
-Truvada
heeft afgeleverd aan [B.V. 1] en [B.V. 2] en een groothandel in die geneesmiddelen heeft gedreven, aan welke verboden gedragingen hij, verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven;
feit 2:
[naam apotheek] in de periode van 14 januari 2014 tot en met 31 juli 2017 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen, meermalen geldbedragen tot een totaalbedrag van (circa) 4.590.292,10 euro heeft overgedragen en omgezet en van dat geld gebruik heeft gemaakt, terwijl [naam apotheek] en zijn mededaders wisten dat dat geld – onmiddellijk – afkomstig was uit enig misdrijf, terwijl [naam apotheek] en zijn mededaders van het plegen van die feiten een gewoonte hebben gemaakt, aan welke verboden gedragingen hij, verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven;
feit 3:
[naam apotheek] in de periode van 3 februari 2016 tot en met 30 juni 2017 in Nederland
a. a) ten aanzien van [B.V. 2] :
- een factuur d.d. 3 februari 2016 met factuurnummer 2016-0302 (DOC-133, p. 2476) en
- een factuur d.d. 30 maart 2016 met factuurnummer 2016-3003 (DOC-133, p. 2477) en
- een factuur d.d. 21 juni 2016 met factuurnummer 2016-2106 (DOC-133, p. 2480), en
b) ten aanzien van [B.V. 1]
- een factuur d.d. 16 februari 2017 met factuurnummer 2017-1602 (DOC-014, p. 2022) en
- een factuur d.d. 20 april 2017 met factuurnummer 2017-20-04 (DOC-014, p. 2026) en
- een factuur d.d. 30 juni 2017 met factuurnummer 2017-3006 (DOC-077, p. 2281)
zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt, immers heeft [naam apotheek] valselijk en in strijd met de waarheid
ad a) 'advieskosten' op deze facturen gezet, terwijl deze dienst in werkelijkheid niet heeft plaatsgevonden, en
ad b) 'geleverde diensten' op deze facturen gezet, terwijl in werkelijkheid geen diensten zijn geleverd,
zulks met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken en door anderen te doen gebruiken, aan welke verboden gedragingen hij, verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven;
en
[naam apotheek] te Amsterdam opzettelijk valse geschriften heeft afgeleverd en voorhanden heeft gehad, te weten:
a. a) ten aanzien van [B.V. 2] :
- een factuur d.d. 3 februari 2016 met factuurnummer 2016-0302 (DOC-133, p. 2476) en
- een factuur d.d. 30 maart 2016 met factuurnummer 2016-3003 (DOC-133, p. 2477) en
- een factuur d.d. 21 juni 2016 met factuurnummer 2016-2106 (DOC-133, p. 2480), en
b) ten aanzien van [B.V. 1]
- een factuur d.d. 16 februari 2017 met factuurnummer 2017-1602 (DOC-014, p. 2022) en
- een factuur d.d. 20 april 2017 met factuurnummer 2017-20-04 (DOC-014, p. 2026) en
- een factuur d.d. 30 juni 2017 met factuurnummer 2017-3006 (DOC-077, p. 2281)
bestaande dat afleveren van voornoemde geschriften erin dat verdachte die geschriften onder a heeft verstrekt aan [B.V. 2] en die geschriften onder b heeft verstrekt aan [B.V. 1] , terwijl [naam apotheek] wist dat die geschriften bestemd waren voor gebruik als ware deze echt en onvervalst, aan welke verboden gedragingen hij, verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven.
In de bewezenverklaring zijn enkele taal- en interpunctiefouten uit de tenlastelegging verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten en van verdachte

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.De strafoplegging

7.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat verdachte moet worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden. Er is een ernstig geneesmiddelentekort in Nederland en verdachte heeft gefaciliteerd dat medicijnen in het illegale circuit belanden. Hij heeft hiermee niet alleen bijgedragen aan marktverstoring en geneesmiddelentekort, maar ook was sprake van oneerlijke concurrentie met bedrijven die wel de vereiste groothandelsvergunning hebben aangevraagd. [naam apotheek] is als vehikel gebruikt om heel veel geld te verdienen. Verdachte heeft daar waarschijnlijk meer dan een miljoen euro aan overgehouden.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat in tegenstelling tot veel andere zaken in casu geen gevaar is ontstaan voor de volksgezondheid. Het gaat om toegelaten medicatie die is geleverd aan handelaren die bevoegd waren om deze medicatie in te kopen. Verder is sprake van overschrijding van de redelijke termijn. Tot slot is verdachte ernstig ziek en ondergaat hij in dat verband medische onderzoeken.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft jarenlang feitelijke leiding gegeven aan het medeplegen van illegale geneesmiddelenhandel, gewoontewissen en aan valsheid in geschrift door [naam apotheek] . Hij heeft daarmee enorme bedragen verdiend. De handel in geneesmiddelen is niet voor niets ingericht met strikte waarborgen van een vergunningenstelsel. De Geneesmiddelenwet beschermt de volksgezondheid en verdachte heeft dat met zijn handelen in gevaar gebracht. Verdachte heeft de apotheek als vehikel gebruikt; hij heeft misbruik gemaakt van zijn positie en heeft de medewerkers van de apotheek voor zijn karretje gespannen en meegezogen in zijn illegale praktijken. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan feitelijke leidinggeven aan gewoontewitwassen. Het witwassen van criminele gelden vormt een bedreiging van de legale economie. Het tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan en is daarmee een bedreiging voor de samenleving. Witwassen bevordert het plegen van delicten, omdat door het wegsluizen van crimineel geld en/of het verschaffen van een schijnbaar legale herkomst aan criminele gelden de opsporing van de onderliggende misdrijven wordt bemoeilijkt. Om zijn illegale handel te verhullen heeft verdachte zich met [naam apotheek] ook nog eens schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift. Door het handelen van verdachte is het vertrouwen dat anderen in de administratie van [naam apotheek] mochten stellen geschaad.
Het is niet de eerste keer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan fraude en witwassen. Hij is in 2019 veroordeeld tot onder meer een gevangenisstraf van 23 maanden wegens deelname aan een criminele organisatie, witwassen en valsheid in geschrift over een jarenlange periode voorafgaand aan de huidige strafzaak. Kennelijk laat verdachte zich enkel drijven door geldelijk gewin en is hij bereid daarvoor structureel de wet te overtreden. . De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte niet in goede gezondheid verkeert en zich zorgen maakt over lopende medische onderzoeken. Gelet op de ernst van de feiten en de grote geldbedragen die daarmee zijn gemoeid, ziet de rechtbank geen reden daar op dit moment in strafmatigende zin rekening mee te houden. Met de strafoplegging wil de rechtbank het verwerpelijke van het handelen van verdachte tot uiting brengen en het maatschappelijke doel van vergelding dienen.
Een grootschalige fraude als deze met een witwasbedrag van ruim vierenhalf miljoen euro rechtvaardigt in beginsel een langdurige gevangenisstraf. In deze zaak is echter sprake van een forse overschrijding van de redelijke termijn. De doorzoeking was op 12 juli 2017. De rechtbank doet uitspraak op 26 april 2023. Dat betekent dat de redelijke termijn waarbinnen de berechting had moeten plaatsvinden met ruim drieënhalf jaar is overschreden. De rechtbank houdt hier in het voordeel van verdachte rekening mee. Nu een langdurige gevangenisstraf in de rede ligt, is de eis van de officier van justitie zeer redelijk. De rechtbank legt daarom aan verdachte een gevangenisstraf op van achttien maanden.

8.De toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 51, 57, 63, 225 en 420ter Wetboek van Strafrecht, artikel 18 Geneesmiddelenwet en de artikelen 1, 2 en 6 Wet op de economische delicten.

9.De beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1:
feitelijke leidinggeven aan medeplegen van overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 18, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet, opzettelijk begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd
feit 2:
feitelijke leidinggeven aan medeplegen van gewoontewitwassen, begaan door een rechtspersoon
feit 3:
feitelijke leidinggeven aan valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd en feitelijke leidinggeven aan opzettelijk een vals geschrift afleveren en voorhanden hebben, terwijl hij weet dat dit geschrift bestemd is om te gebruiken als ware het echt en onvervalst, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
18 (achttien) maanden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.P.C. M . Waarts, voorzitter,
mrs. C. M . Berkhout en C. Wildeman rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G.R. Becker, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 april 2023.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van bevindingen contact Farmatec met documentcode 180503.1530.AMB, p. 808.
3.Proces-verbaal van bevindingen voorraad telling [naam apotheek] Apotheek, 20170713.1137.AMB, p. 965, vierde alinea.
4.Proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot ontvangen digitaal bestand, AMB-029, p. 1042 e.v. (paragraaf 3 Verloop van de voorraad van een aantal verdachte artikelen, p. 1047 t/ m 1050).
5.Proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot de ontvangen digitale bestanden uit het voorraadsysteem Farmasys en het verband met de tijdens de doorzoeking aangetroffen hoeveelheden in de apotheek en in de kelder, AMB-029A, p. 1056 e.v. (paragraaf 4 Geneesmiddelen aangetroffen in de kelderruimte, p. 1064 t/ m 1078).
6.Proces-verbaal van bevindingen voorraad telling [naam apotheek] Apotheek, 20170713.1137.AMB, p. 949, 4e alinea e.v.
7.Proces-verbaal inzake onderzoek naar de door [naam 6] uitgeleverde gegevens, AMB-030, p. 1236 e.v. (paragraaf 2.6 Kopieën van inkoopfacturen over het 1e en 2° kwartaal van 2017, p. 1246, 1e alinea/tabel).
8.Proces-verbaal van bevindingen onrechtmatige medicijnhandel [naam 2] en [naam 1] , AMB-037, (paragraaf 2. Onrechtmatige medicijnhandel [naam 2] , p. 1161 e.v.)
9.DOC-072.
10.DOC-074 en Proces-verbaal van bevindingen onrechtmatige medicijnhandel [naam 2] en [naam 1] , AMB-037, (paragraaf 2.2 Lijst met HIV-medicijnen en kwitantie ontvangen gelden [medeverdachte] ), p. 1162 en 1163).
11.DOC-077.
12.Proces-verbaal van bevindingen onrechtmatige medicijnhandel [naam 2] en [naam 1] , AMB-037, (paragraaf 3. Onrechtmatige medicijnhandel [naam 1] , p. 1169 e.v.).
13.Proces-verbaal van bevindingen Aanvulling op AMB-050, AMB-050a, p. 1304 (paragraaf 2 'Leveringsoverzichten' van [naam 1] in voorraadadministratie [B.V. 1] ) en proces-verbaal van bevindingen administratie [B.V. 1] en [B.V. 2] , AMB-050, p. 1286 e.v.
14.G08-001, p. 737, laatste twee alinea’s.
15.DOC-133.
16.AMB-080 onder 2 met verwijzing naar AMB 050.
17.AMB-037, p. 1173, DOC-077, p. 2281 en AMB-030, p. 1238, DOC-014, e.v.
18.G05-01, p. 703.
19.V06-01, p. 315.
20.V06-01, p. 312.
21.V05-01, p. 286, 3e alinea van onder.
22.V05-01, p. 287, 3e alinea.
23.V05-01, p. 290, alinea 3 t/ m 6.
24.V02-05, p. 200
25.G01-02, p. 471.
26.Proces-verbaal van verhoor getuige van 2 juni 2021 met RC-nummer 17/1319, 17/1948
27.G02-01, p. 658.
28.G10-01, p. 763 en p. 764.
29.Proces-verbaal van verhoor getuige van 22 september 2021 met RC-nummer 17/1319 & 17/1948
30.DOC-032, p. 2109.
31.AMB-033, p. 1193.
32.AMB-033a, p. 1230.
33.AMB-033, p. 1193.
34.AMB-033a, p. 1230.
35.AMB-033a, p. 1234.