8.3.Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een tweetal afpersingen, waarbij hij zijn slachtoffers heeft bedreigd met een mes. Daarbij heeft hij in beide gevallen verbaal gedreigd te zullen steken als de goederen niet werden afgegeven. De slachtoffers hebben verklaard dat zij bang waren dat verdachte daadwerkelijk zou steken. De afpersingen hebben op hen een grote impact gehad. Beiden ervoeren nog langere tijd na het incident de gevolgen daarvan en voelden zich beperkt in hun vrijheid. Hun eigen woonomgeving, waar zij zich veilig waanden, voelde voor hen opeens niet veilig meer. Dat rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij in januari 2019 eveneens is veroordeeld voor een afpersing.
De rechtbank kijkt bij het bepalen van de strafoplegging naar de zogenoemde LOVS-oriëntatiepunten. De rechtbank zoekt daarbij aansluiting bij de oriëntatiepunten die gelden voor een straatroof. In geval van recidive wordt daarbij als uitgangspunt een gevangenisstraf van 8 maanden wordt gehanteerd. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee afpersingen. Dat betekent dat als uitgangspunt een gevangenisstraf van 16 maanden heeft te gelden. Dat verdachte in beide gevallen met een mes heeft gedreigd, werkt bovendien strafverzwarend.
Gelet echter op de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte en de oplegging van de hierna te noemen tbs-maatregel, waarvan de rechtbank het wenselijk vindt dat deze zo spoedig mogelijk aanvangt, wordt volstaan met een gevangenisstraf van 13 maanden.
Maatregel van terbeschikkingstelling
De rechtbank heeft kennisgenomen van de eerder genoemde Pro Justitia rapportages van 7 en 29 december 2023, alsook het reclasseringsadvies van 24 maart 2023 opgemaakt door reclasseringswerker [persoon 3].
Psychiater M.H. Diawara, GZ-psycholoog J. Yntema en reclasseringswerker [persoon 3] hebben ter terechtzitting hun adviezen bevestigd en de rapporten daar waar nodig toegelicht en aangevuld.
De psychiater heeft een tbs-maatregel geadviseerd, vanwege het benodigde beveiligingsniveau, het feit dat een intensieve en langdurende behandeling geïndiceerd is en de inschatting dat de resocialisatie een langdurend proces zal zijn. Hij heeft daarbij in overweging gegeven de tbs-maatregel met dwangverpleging, op te leggen, nu de beperkingen van verdachte maken dat het voor hem mogelijk lastig is om zich (vrijwillig) aan voorwaarden te houden.
De psycholoog heeft eveneens een tbs-maatregel geadviseerd, om dezelfde redenen als psychiater M.H. Diawara, en daarnaast heeft zij gewezen op de ernst van de ten laste gelegde feiten en het hoge recidiverisico. Een tbs-maatregel met voorwaarden vindt zij echter voldoende, omdat er bij verdachte sprake lijkt te zijn van enig probleembesef en motivatie voor behandeling.
De reclasseringswerker heeft negatief geadviseerd over de tbs-maatregel met voorwaarden, omdat verdachte heeft aangegeven zich weliswaar aan de voorwaarden te willen houden, maar niet in het kader van een tbs-maatregel. Mocht de rechtbank toch een tbs-maatregel met voorwaarden opleggen, is in het reclasseringsadvies geadviseerd over de op te leggen voorwaarden. De dadelijke uitvoerbaarheid hiervan wordt geadviseerd. De reclassering voorziet een langdurige begeleiding en toezicht, gelet op de chronische aard van de diagnose (de beperkte cognitieve vermogens van verdachte en de ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornissen) en de ernst van zijn verslaving. De reclassering heeft daarom ook een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (GVM) geadviseerd, zodat verdachte ook na de tbs-maatregel onder toezicht blijft staan en zich heeft te houden aan voorwaarden.
De rechtbank stelt vast dat is voldaan aan de voorwaarden voor het opleggen van een tbs-maatregel. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven waar elk afzonderlijk naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer op is gesteld, te weten afpersing. Bij verdachte was ten tijde van de feiten sprake van een stoornis in het gebruik van middelen in combinatie met een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis. De algemene veiligheid van personen maakt ook dat verdachte ter beschikking moet worden gesteld. Verdachte wordt veroordeeld voor ernstige geweldsdelicten en de inschatting van de deskundigen is dat het risico op herhaling (zonder behandeling) hoog is.
De rechtbank heeft overwogen te bevelen dat verdachte van overheidswege zal worden verpleegd (artikel 37b van het Wetboek van Strafrecht (Sr)), maar ziet daarvan af. Dit is in afwijking van de eis van de officier van justitie en de rechtbank legt hieraan het volgende ten grondslag.
De geadviseerde behandeling en het veiligheidsniveau van de kliniek waar verdachte behandeld zou moeten worden passen wat de deskundigen betreft binnen het kader van een tbs-maatregel met voorwaarden. De risico’s die de deskundigen zien in de persoon van verdachte en zijn stoornis in het naleven van voorwaarden, zijn voor hen geen reden om dwangverpleging te adviseren dan wel om een terbeschikkingstelling met voorwaarden uit te sluiten. De rechtbank ziet op de terechtzitting en ook in de stukken dat verdachte gemotiveerd is om zich aan voorwaarden te houden. Door het opleggen van de tbs-maatregel met voorwaarden kan verdachte vanuit zijn huidige motivatie starten met de behandeling, terwijl tegelijkertijd de externe druk van een tbs-maatregel met dwangverpleging in beeld blijft. Indien verdachte zich niet aan de voorwaarden houdt, kan immers alsnog een bevel tot dwangverpleging volgen.
Onder deze omstandigheden is het opleggen van een tbs-maatregel met dwangverpleging niet noodzakelijk en kan worden volstaan met de minder ingrijpende tbs-maatregel met voorwaarden. De rechtbank zal daarom aan de tbs-maatregel de door de reclassering geadviseerde voorwaarden verbinden en verdachte heeft zich bereid verklaard deze na te leven.
De maatregel kan langer duren dan vier jaar, nu deze zal worden opgelegd ter zake van misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten afpersingen.
De rechtbank zal bepalen dat de maatregel met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zal zijn. Er moet immers ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte – zonder de juiste behandeling en begeleiding – opnieuw een strafbaar feit zal plegen dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
De rechtbank stelt tot slot vast dat voldaan is aan de voorwaarden voor het opleggen van de door de reclassering geadviseerde GVM. Verdachte wordt namelijk ter beschikking gesteld als bedoeld in de artikelen 37a en 38 Sr. Ook is het ter bescherming van de algemene veiligheid van anderen nodig dat een GVM wordt opgelegd. De rechtbank zal daarom aan verdachte de GVM opleggen.