ECLI:NL:RBAMS:2023:2695

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 april 2023
Publicatiedatum
26 april 2023
Zaaknummer
13/299868-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor drugshandel en deelname aan criminele organisatie

Op 18 april 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van drugshandel en deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 24 juni 2021 tot en met 1 november 2021 betrokken was bij de handel in verdovende middelen, waaronder cocaïne en MDMA. De verdachte is op 2 november 2021 aangehouden in de woning van een medeverdachte, waar aanzienlijke hoeveelheden drugs zijn aangetroffen. De rechtbank heeft de tenlastelegging in drie feiten verdeeld: het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, het opzettelijk aanwezig hebben van verdovende middelen, en deelname aan een criminele organisatie.

De rechtbank heeft de bewijsvoering van de officier van justitie gevolgd, die stelde dat de verdachte samen met medeverdachten handelde in verdovende middelen en dat er sprake was van een gestructureerd samenwerkingsverband. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet voldoende betrokken was bij de criminele organisatie en dat er onvoldoende bewijs was voor zijn wetenschap van de drugs in de woning van de medeverdachte. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verdachte wel degelijk een actieve rol speelde in de drugshandel en dat hij deel uitmaakte van een criminele organisatie.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder meldplicht en behandeling door een zorgverlener. De rechtbank heeft ook een bedrag van € 1.658,40 verbeurd verklaard, dat aan de verdachte toebehoorde en dat verkregen was uit de criminele activiteiten. De uitspraak benadrukt de ernst van de drugshandel en de impact daarvan op de volksgezondheid en de samenleving.

Uitspraak

verkort vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13/299868-21
Datum uitspraak: 18 april 2023
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1998,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 december 2022 en 4 april 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. R. van Leuven, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. M.P.M. Balemans, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
1. mede)plegen van handel in verdovende middelen in de periode van 1 december 2020 tot en met 1 november 2021 in Amsterdam en/of Purmerend,
2. ( mede)plegen van het opzettelijk aanwezig hebben van hoeveelheden verdovende middelen op 2 november 2021 in Amsterdam,
3. deelname aan een criminele organisatie met [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] in de periode van 1 december 2020 tot en met 2 november 2021 in Amsterdam en/of Purmerend.
De tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle aan verdachte ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen. Verdachte heeft zich volgens hem in de tenlastegelegde periode samen met medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 2] bezig gehouden met de handel in verdovende middelen. Dat verdachte gebruik maakte van een dealtelefoon blijkt uit de stemherkenningen en uit de gegevens die op de betreffende telefoon zijn aangetroffen. Hiernaast volgt uit observaties en de verklaringen van afnemers van de verdovende middelen dat verdachte hierbij als koerier heeft gefungeerd. Verdachte is aangehouden in een woning waaruit werd gedeald en in de woning zijn de verdovende middelen aangetroffen zoals onder feit 2 tenlastegelegd. Tot slot kan worden bewezen dat verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie. Er was sprake van een professioneel samenwerkingsverband tussen verdachte, [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 2] met een zekere duurzaamheid en structuur bij het dealen in harddrugs. Daar zag ook het oogmerk van de criminele organisatie op.
4.2.
De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 bepleit dat de pleegperiode moet worden verkort. Dat verdachte eerder dan juli 2021 betrokken is geweest bij de handel in verdovende middelen blijkt niet uit het dossier. Verdachte moet van feit 2 worden vrijgesproken, omdat er geen bewijs is dat hij wetenschap had van en beschikkingsmacht over de verdovende middelen in de woning van medeverdachte [medeverdachte 2] . Tot slot moet verdachte ook van feit 3 worden vrijgesproken. Hij kan namelijk niet kan worden aangemerkt als deelnemer van de criminele organisatie, gezien zijn ondergeschikte rol en bijdrage.
4.3.
De rechtbank acht de aan verdachte ten laste gelegde feiten bewezen.
Beoordeling feit 1
Bewezen is dat verdachte in de periode van 24 juni 2021 tot en met 1 november 2021 heeft gehandeld in verdovende middelen. Dit is een kortere periode dan is tenlastegelegd, omdat de rechtbank vindt dat betrokkenheid van verdachte bij de drugshandel voorafgaand aan voornoemde datum niet kan worden vastgesteld.
Vanaf 24 juni 2021 komt verdachte op basis de onderzoeksbevindingen in beeld als gebruiker van een dealtelefoon. Zijn stem wordt dan herkend terwijl hij een telefoongesprek voert met een afnemer van verdovende middelen. Verdachte komt nadien op basis van de onderzoeksbevindingen steeds duidelijker in beeld als gebruiker van deze dealtelefoon en als koerier van verdovende middelen.
Beoordeling feit 2
Bewezen is dat verdachte op 2 november 2021 samen met een ander verdovende middelen voorhanden heeft gehad. Verdachte is op 2 november 2021 in de woning van [medeverdachte 2] op het adres [adres 2] te [plaats] aangehouden. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] waren ook in die woning aanwezig. Verdachte en [medeverdachte 1] sliepen in de ruimte waar de meeste verdovende middelen zijn aangetroffen. Uit de bewijsmiddelen blijkt ook dat vanuit de woning van [medeverdachte 2] is gedeald. Met name verdachte en [medeverdachte 1] waren als gebruikers van de dealtelefoon heel actief betrokken bij deze handel. De hoeveelheden cocaïne, MDMA en 2C-B die zijn aangetroffen, zijn voor de verhandeling geschikte hoeveelheden. Ook werden de drugs aangetroffen in de nabijheid van weegschaaltjes wat indiceert dat de hoeveelheden in de woning werden gewogen. Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat verdachte wetenschap had van de tenlastegelegde drugs in de woning van [medeverdachte 2] en dat de drugs zich binnen de machtssfeer van verdachte bevonden.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat het tenlastegelegde medeplegen kan worden bewezen. Zoals hierboven al is overwogen hield verdachte zich samen met anderen, waaronder [medeverdachte 1] bezig met de handel in verdovende middelen en deze zijn in de ruimte aangetroffen waar hij en [medeverdachte 1] verbleven.
Beoordeling feit 3
Bewezen is dat verdachte tot een gestructureerd samenwerkingsverband behoorde dat het oogmerk had van het handelen en aanwezig hebben van verdovende middelen. Het verweer van de raadsman dat verdachte zich slechts als koerier liet gebruiken wordt onder meer aan de hand van stemherkenningen weersproken. De stem van verdachte wordt immers verschillende keren herkend in de afgetapte gesprekken die gaan over de bestelling van verdovende middelen en die dus met een dealtelefoon werden gevoerd. Verder kan er op grond van het dossier worden vastgesteld dat er gedurende een periode van ruim 4 maanden sprake is geweest van een nauw samenwerkingsverband tussen verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Deze personen behoren tot de kern van dat samenwerkingsverband, dat ook een zekere structuur had. Verdachte en [medeverdachte 1] hadden de dealtelefoon onder zich en namen de bestellingen aan. Over wie wanneer de dealtelefoon bediende moet een goede afstemming hebben plaatsgevonden. Ook [medeverdachte 2] heeft de dealtelefoon enkele keren bediend. Vervolgens werden door verdachte en/of [medeverdachte 1] de koeriers aangestuurd die de bestellingen (meestal) binnen 15 tot 20 minuten bij de afnemer thuis bezorgden. Uit observaties is naar voren gekomen dat verdachte en [medeverdachte 2] zelf ook optraden als koerier. De drugs werden op een professionele wijze aangeboden aan (potentiële) afnemers met een daarvoor speciaal opgestelde menukaart waarop de aangeboden drugs en de daarbij behorende prijzen waren aangegeven. Op grond van deze rolverdeling is sprake geweest van een goed georganiseerd crimineel samenwerkingsverband dat over een bepaalde periode intensief, gestructureerd en overeenkomstig tevoren gemaakte plannen handelingen heeft verricht ten behoeve van de handel in harddrugs. Daarmee is sprake van een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) juncto artikel 11b van de Opiumwet. Het oogmerk van dit samenwerkingsverband was de handel in harddrugs. Gelet op de hierboven beschreven handelingen en rolverdeling hebben de verdachten een bijdrage geleverd aan deze criminele organisatie en dus daaraan deelgenomen.
4.4.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
Feit 1:
in de periode van 24 juni 2021 tot en met 1 november 2021 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen telkens opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en vervoerd:
een of meer hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne en/of
MDMA;
Feit 2:
op 2 november 2021 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk aanwezig heeft gehad:
ongeveer 168,9 gram van een materiaal bevattende cocaïne en
53 pillen van een materiaal bevattende MDMA en
80 pillen van een materiaal bevattende 2C-B;
Feit 3:
in de periode van 24 juni 2021 tot en met 2 november 2021 te Amsterdam heeft deelgenomen aan een organisatie bestaande uit hem, verdachte, en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk:
- het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10, derde en vierde lid, namelijk
het opzettelijk handelen in strijd met artikel 2 aanhef en onder B en C van de
Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen en afleveren en vervoeren en aanwezig hebben van cocaïne en/of MDMA.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 7 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. Aan het voorwaardelijk deel moeten worden gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, met uitzondering van het locatiegebod.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de draagkracht van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich binnen een georganiseerd verband schuldig gemaakt aan de handel in cocaïne en MDMA en het voorhanden hebben daarvan en van andere verdovende middelen. De deelnemers aan deze criminele organisatie hadden ieder hun eigen rol in de taakverdeling. Verdachte was een van de deelnemers die de dealtelefoon bediende, contact onderhield met de afnemers over de bestelling en de koeriers aanstuurde. In de woning waar verdachte is aangehouden zijn hoeveelheden van verschillende drugs aangetroffen waar verdachte samen met zijn mededaders in handelde.
Het is algemeen bekend dat het gebruik van harddrugs een onaanvaardbaar gevaar oplevert voor de volksgezondheid. Handel in harddrugs gaat vaak gepaard met overlast voor de samenleving en met vormen van zware criminaliteit waarbij geweld niet wordt geschuwd. Onschuldige burgers zijn hiervan getuige of soms zelf het slachtoffer.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de oriëntatiepunten voor de rechtspraak en straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Gelet op de ernst van de feiten kan in beginsel niet worden volstaan met een andere straf dan een forse (onvoorwaardelijke) gevangenisstraf.
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van verdachte. Hieruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor het medeplegen van de handel in harddrugs. Deze omstandigheid dient in de strafmaat ten nadele van verdachte te worden gewogen.
Verder heeft verdachte op de zitting naar voren gebracht dat hij – sinds het bevel tot voorlopige hechtenis is geschorst – zijn leven veel beter op orde heeft, de juiste begeleiding krijgt en inmiddels een ander pad heeft gekozen dan het criminele. Het voortgangsverslag van de reclassering van 29 maart 2023 geeft blijk van deze positieve wending. Daaruit blijkt ook dat verdachte openstaat voor begeleiding. Dit weegt de rechtbank in het voordeel van verdachte mee in de strafmaat.
De rechtbank acht – alles afwegende – de eis van de officier van justitie passend.
Dit betekent dat verdachte niet terug hoeft naar de gevangenis, omdat hij het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf al heeft ondergaan in voorarrest.
Beslag
Onder verdachte is € 1.658,40 in beslag genomen en een sleutel.
Verbeurdverklaring
Het in beslag genomen en niet teruggegeven geldbedrag, te weten € 1.658,40, dat aan verdachte toebehoort, wordt verbeurd verklaard, omdat dit bedrag geheel of grotendeels uit de baten van het onder 1 en 2 bewezen geachte is verkregen.
Bewaren voor de rechthebbende
De inbeslaggenomen sleutel zal moeten worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 47, 57 en 140 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 11b van de Opiumwet.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
Feit 2:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
Feit 3:
deelneming aan een criminele organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10, derde en vierde lid, van de Opiumwet.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
15 (vijftien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering (en in voorlopige hechtenis) is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
7 (zeven) maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijd van 3 (drie) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Meldplicht
Veroordeelde meldt zich na de schorsing binnen drie dagen bij Reclassering Nederland op het adres [adres 3] Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Ambulante behandeling
Veroordeelde laat zich behandelen door het FACT team van GGZ Inforsa of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling richt zich op het leren geven van meer openheid in zijn leven, maken van de keuzes en behandelen van eventueel trauma. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
Veroordeelde verblijft op een woonlocatie van BG Wonen of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
Contactverbod
Veroordeelde mag gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren op geen enkele wijze – direct of indirect – contact opnemen, zoeken of hebben met [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedag 2] 1985, [medeverdachte 3] geboren op [geboortedag 3] 1996 en [medeverdachte 2] geboren op [geboortedag 4] 1976.
Volgen van opleiding/meewerken aan dagbesteding
Veroordeelde werkt mee aan het verkrijgen en behouden van zinvolle dagbesteding. Hij volgt een mbo-opleiding dan wel werkt mee aan een leer/werktraject vanuit het UWV. Veroordeelde toont inzet in zijn dagbesteding en houdt zich aan de afspraken van de opleiding of het traject.
Meewerken aan middelencontrole
Veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van drugs om inzicht te krijgen In het middelengebruik en dit eventueel te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de verdachte wordt gecontroleerd.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Verklaart verbeurd:
- € 1.658,40 ( € 1.658,40 (Omschrijving: G6116351)
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan:
1 STK Sleutel (Omschrijving: G6116364, Zwart, merk: Bmw)
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. E.G.M.M. van Gessel en B. Yeşilgöz, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.J.G. van der Want, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 april 2023.
[... 2]