ECLI:NL:RBAMS:2023:2694
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- M. van Mourik
- E.G.M.M. van Gessel
- B. Yeşilgöz
- Rechtspraak.nl
Vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in strafzaak
In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 18 april 2023 uitspraak gedaan in een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, ingediend door de officier van justitie. De vordering betreft een bedrag van € 6.000,- dat door de veroordeelde, geboren in 1985, zou zijn verkregen uit strafbare feiten. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gevoerd naar aanleiding van de vordering van de officier van justitie van 14 juni 2022, waarbij de rechtbank kennisnam van de verklaringen van de veroordeelde en zijn raadsvrouw, mr. J.M.M. Heilbron.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde eerder was veroordeeld voor meerdere strafbare feiten, waaronder het handelen in strijd met de Wet wapens en munitie. De officier van justitie stelde dat het wederrechtelijk verkregen voordeel € 6.000,- bedroeg, gebaseerd op de verklaring van de veroordeelde dat hij deze schuld had afgelost met de opbrengsten uit de bewezenverklaarde feiten. De raadsvrouw betwistte dit en stelde dat de werkelijke hoogte van het voordeel lager was, namelijk € 2.400,-, omdat een deel van de schuld al was afgelost voordat de strafbare feiten werden gepleegd.
Na beoordeling van de verklaringen en het dossier kwam de rechtbank tot de conclusie dat de veroordeelde inderdaad voordeel had verkregen van € 2.400,-. De rechtbank legde de verplichting op aan de veroordeelde om dit bedrag aan de Staat te betalen. De rechtbank oordeelde dat de draagkracht van de veroordeelde voldoende was om aan deze verplichting te voldoen, en dat hij bij het CJIB een betalingsregeling kon aanvragen indien nodig. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.