ECLI:NL:RBAMS:2023:2686

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 april 2023
Publicatiedatum
26 april 2023
Zaaknummer
13-327782-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijk verstrekken en aanwezig hebben van cocaïne en witwassen van geldbedrag

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 4 april 2023 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk verstrekken en aanwezig hebben van cocaïne, alsook van witwassen. De verdachte, geboren in 1967 en thans gedetineerd, werd beschuldigd van het op 14 december 2022 in [plaats 2] samen met een ander 8,15 kilogram cocaïne te bereiden, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en van het witwassen van een geldbedrag van € 184.200,- en drie horloges. Tijdens de zitting op 21 maart 2023 heeft de officier van justitie, mr. S. de Bont, de vordering ingediend, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. E.G.S. Roethof, onrechtmatigheden bij de aanhouding aanvoerde en bewijsuitsluiting vroeg.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de politie op legale gronden handelde bij de controle van de medeverdachte en dat er geen onrechtmatigheden waren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk 5,8 kilogram cocaïne heeft verstrekt en 1 kilogram cocaïne aanwezig heeft gehad. Daarnaast werd vastgesteld dat de verdachte € 164.350,- heeft witgewassen, waarbij de rechtbank concludeerde dat het geld afkomstig was uit een misdrijf. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 38 maanden, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd. De rechtbank heeft ook de in beslag genomen voorwerpen beoordeeld en een aantal daarvan onttrokken aan het verkeer, terwijl andere voorwerpen aan de rechthebbenden zijn teruggegeven.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13.327782.22
Datum uitspraak: 4 april 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1967,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres 1] ,
thans gedetineerd te: [detentieadres]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 maart 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. S. de Bont en van wat verdachte en zijn raadsman mr. E.G.S. Roethof naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt – na wijziging van de tenlastelegging op de zitting – kort gezegd beschuldigd van het op 14 december 2022 in [plaats 2]
1: samen met een ander 8,15 kilogram cocaïne bereiden, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren of ieder geval opzettelijk aanwezig hebben;
2: samen met een ander een geldbedrag van € 184.200,- en drie horloges (schuld)witwassen.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gesteld dat ten aanzien van feit 1 medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van 8,15 kilo cocaïne bewezen kan worden en dat onder feit 2 het witwassen van € 164.350,- en drie horloges bewezen kan worden.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat er onrechtmatigheden zijn geweest bij de controle en aanhouding van medeverdachte [medeverdachte 1] . De politie zegt de medeverdachte te hebben gecontroleerd, terwijl in feite vanaf het begin sprake was van opsporing. Er is gehandeld in strijd met het verbod van détournement de pouvoir. De politie is vervolgens bij verdachte uitgekomen. Er dient bewijsuitsluiting plaats te vinden.
Ten aanzien van feit 1 heeft hij subsidiair gesteld dat in totaal slechts twee aangetroffen blokken getest zijn zodat van de overige niet kan worden vastgesteld dat het om verdovende middelen ging. Alleen het blok met de sticker ‘333’ erop dat in de meterkast lag, kan aan verdachte worden toegerekend. Het andere blok zag er anders uit en is niet getest. Niet aangetoond is dat de 5 blokken in de auto van medeverdachte uit de woning van verdachte kwamen. Het is mogelijk dat medeverdachte de blokken eerst mee naar binnen nam in het plastic tasje dat hij droeg en ze vervolgens weer mee terugnam in zijn auto. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman verzocht om verdachte vrij te spreken van witwassen van de horloges en het geld dat buiten de meterkast is aangetroffen.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
Geen onrechtmatigheden
Bij een solo surveillance op de snelweg bij Breukelen – waarbij de surveillant in direct contact staat met een andere verbalisant in de commandokamer – wordt het kenteken van de auto waar de medeverdachte [medeverdachte 1] op dat moment in rijdt gescand. Uit de systemen van de politie komt naar voren dat de auto op naam staat van een vrouw die in [plaats 1] woont terwijl op dat moment een man de bestuurder van de auto is. De verbalisanten zien dat in de systemen staat dat verdachte de zoon is van de ten naam gestelde en dat hij eerder in de auto heeft gereden. De verbalisanten zien in de politiesystemen dat verdachte ingeschreven staat als niet-ingezetene en dat hij meerdere antecedenten heeft op het gebied van de Opiumwet en bezit vuurwapen. Zij besluiten de auto van [medeverdachte 1] vervolgens te volgen om deze later te controleren. De politie mocht deze handelingen verrichten op basis van haar controlebevoegdheid. Daarbij merkt de rechtbank op dat in deze fase (nog) geen gebruik is gemaakt van enig dwangmiddel. Evenmin is gebleken dat de politie het kenteken van de auto waarin medeverdachte [medeverdachte 1] reed heeft gecontroleerd op oneigenlijke gronden. De verbalisanten zien dat [medeverdachte 1] op een gegeven moment contact heeft met de bestuurder van een tweede auto, zijnde verdachte. De verbalisanten gaan ook in de systemen de gegevens van die auto na. De verbalisanten observeren de verdachten dan korte tijd. Dit is toegestaan op basis van artikel 3 van de Politiewet. Bij de [adres 2] in [plaats 2] gaan de verdachten een flat binnen. Als zij weer buiten komen, gaan de verbalisanten naar [medeverdachte 1] toe, die inmiddels plaats had genomen in zijn auto, en vragen hem naar zijn identiteitsbewijs. Deze bevoegdheid heeft de politie op basis van artikel 8 van de Politiewet. Als zij dan bij hem in de auto een tas met bruine blokken erin zien staan, die zij denken te herkennen als harddrugs, ontstaat de verdenking van een strafbaar feit en worden dwangmiddelen ingezet. Ook verdachte wordt aangehouden. De verbalisanten hebben hierbij gehandeld conform artikel 8 van de Politiewet en er is geen sprake geweest van een onrechtmatigheid of enig verzuim. De rechtbank zal dan ook niet overgaan tot uitsluiting van enig bewijs.
Feit 1
Verbalisanten hebben gezien dat verdachte samen met [medeverdachte 1] de woning aan de [adres 2] is binnengegaan, dat zij circa tien minuten binnen zijn geweest, en dat verdachte bij het verlaten van de woning deze heeft afgesloten met een sleutel. Bij de doorzoeking van de woning treffen verbalisanten in de meterkast een tas aan met daarin twee blokken en een groot geldbedrag. Op één van de blokken zit een sticker met daarop ‘333’. Bij het binnengaan van de woning had medeverdachte [medeverdachte 1] een plastic tas vast waarvan te zien was dat er iets in zat, maar de omschrijving ziet niet op iets van zodanige omvang dat het de later aangetroffen vijf blokken geweest kunnen zijn. Na het verlaten van de flat heeft [medeverdachte 1] een andere tas in zijn handen, namelijk een big shopper met daarin vijf blokken, die vervolgens bij hem in de auto is aangetroffen. Op deze vijf blokken zit ook een sticker met ‘333’. Nu de blokken met de sticker ‘333’ allemaal precies hetzelfde uiterlijk hadden en gelet op het feit dat verdachte met [medeverdachte 1] een zeer korte tijd in de woning is geweest en direct na het instappen in zijn auto is gecontroleerd, stelt de rechtbank vast dat deze blokken tot eenzelfde partij behoorden en verdachte in de woning 5 blokken aan [medeverdachte 1] heeft verstrekt.
Forensisch onderzoekers hebben een monster genomen van één van de vijf blokken, aangetroffen in de auto. In het laboratorium is vastgesteld dat het om een cocaïne bevattende stof ging. Omdat de vijf blokken precies hetzelfde verpakt waren, allemaal dezelfde sticker met ‘333’ erop hadden en bij elkaar zijn aangetroffen, acht de rechtbank het monster van één van die blokken representatief voor alle vijf de blokken. In totaal betreft het 5,8 kilogram cocaïne, die aan [medeverdachte 1] werd verstrekt.
Het blok in de meterkast met de sticker ‘333’ is getest en bevat cocaïne. Verdachte heeft dit blok opzettelijk voorhanden gehad. Omdat het blok met de sticker ‘AA’ niet getest is en ook verder uiterlijk afwijkt van de andere blokken, acht de rechtbank niet bewezen dat dat blok een cocaïne bevattende stof betrof. Verdachte zal ten aanzien van dat blok worden vrijgesproken. Het blok met de sticker ‘333’ is niet afzonderlijk gewogen. Met het andere blok samen is een gewicht van 2,33 kilogram in het dossier vermeld. De rechtbank acht aannemelijk dat het blok met sticker ‘333’een kiloblok was. Het is algemeen bekend dat blokken cocaïne doorgaans per kilo worden verpakt.
In het linker nachtkastje dat verdachte in gebruik had zijn nog twee papiertjes gevonden. Uit de laboratoriumtest is gebleken dat er poeder in zat dat cocaïne bevatte. Verdachte heeft ook deze harddrugs opzettelijk voorhanden gehad.
De rechtbank ziet geen aanknopingspunten voor medeplegen van de handelingen in het dossier, zodat verdachte hiervoor wordt vrijgesproken.
Feit 2
Over het bedrag van € 5.100,- dat in het rechter nachtkastje is aangetroffen heeft medeverdachte [medeverdachte 2] , tevens bewoonster van de woning, verklaard dat het haar spaargeld is. Gelet op de hoogte van het bedrag, de financiële gegevens die de politie over haar heeft verkregen en deze verklaring levert de aanwezigheid van dit geld niet een witwasvermoeden op. Over het geld in het linker nachtkastje en in de kledingkast heeft verdachte verklaard dat het van zijn tante afkomstig was en dat het geld betrof dat hij door de jaren heen heeft gepind. Het gaat om in totaal € 14.750,-. Gelet op de financiële gegevens die de politie over verdachte heeft verkregen, is het mogelijk dat het bedrag daaruit afkomstig is en rechtvaardigt de aanwezigheid niet een witwasvermoeden. Voor de horloges geldt dat er te weinig over bekend is om tot een witwasvermoeden te komen. Verdachte heeft verklaard dat die ook van zijn tante afkomstig zijn. Uit het dossier blijkt dat verdachte een erfenis heeft ontvangen en het is niet bekend wanneer de horloges zijn aangeschaft. De rechtbank kan niet uitsluiten dat verdachte deze uit eigen vermogen heeft gekocht dan wel van een derde persoon heeft gekregen.
De rechtbank zal bewezen verklaren dat verdachte het resterende geldbedrag van
€ 164.350,-, dat in de meterkast is aangetroffen, heeft witgewassen.
Dat een voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf, als bedoeld in artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht, kan ook als er geen link met een bepaald misdrijf te leggen is bewezen worden verklaard als het op grond van feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
De rechtbank stelt vast dat er hier sprake is van een witwasvermoeden. In een big shopper tas in een woning is een groot contant geldbedrag in vrijwel allemaal dezelfde coupures aangetroffen. Het is niet gebruikelijk om op deze manier geld te bewaren. Naast dat geld lag bovendien cocaïne.
Dit witwasvermoeden maakt dat van verdachte mag worden verlangd dat hij een verklaring geeft over de legale herkomst van het geld. Verdachte heeft verklaard dat hij het geld in bewaring heeft genomen voor een derde. Op zitting heeft verdachte op vragen van de rechtbank geen antwoord gegeven met betrekking tot die derde persoon en in het verlengde daarvan wat de reden is geweest dat verdachte het geld in bewaring heeft genomen. Die verklaring kan voor verdachte niet ontlastend werken want hieruit blijkt niet wat de legale herkomst van dat geld dan zou zijn. De door verdachte afgelegde verklaring is niet concreet en evenmin verifieerbaar. De rechtbank stelt daarom vast dat het niet anders kan dan dat het geld van een misdrijf afkomstig was en dat verdachte dat wist.
De rechtbank ziet geen aanknopingspunten voor medeplegen van witwassen, zodat verdachte op dat onderdeel wordt vrijgesproken.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
1.
op 14 december 2022 te [plaats 2] opzettelijk heeft verstrekt ongeveer 5,8 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne en opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer een kilogram van een materiaal bevattende cocaïne;
2.
op 14 december 2022 te [plaats 2] € 164.350,- voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat dat geldbedrag - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Bewijsmiddelen

De rechtbank baseert haar overtuiging dat verdachte de bewezen geachte feiten heeft begaan op de feiten en omstandigheden in de bewijsmiddelen. Het overzicht van de bewijsmiddelen is opgenomen in
bijlage IIbij dit vonnis. Die bijlage hoort bij dit vonnis en maakt daar onderdeel van uit.

6.Motivering van de straffen en maatregelen

6.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van veertig maanden, met aftrek van voorarrest.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om het onvoorwaardelijk deel van een op te leggen gevangenisstraf niet langer te laten zijn dan de periode die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, te combineren met een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het verstrekken en in bezit hebben van een aanzienlijke hoeveelheid harddrugs. In algemene zin kan worden gezegd dat drugsbezit en het verstrekken van drugs moet worden bestreden en bestraft omdat drugs en de handel daarin onze maatschappij veel kwaad doen. De enige drijfveer voor het plegen van deze feiten is financieel gewin. Het is algemeen bekend dat het gebruik van harddrugs grote gezondheidsrisico’s met zich meebrengt voor gebruikers van deze drugs. Niet zelden leidt de verkoop en het gebruik van drugs tot andere vormen van criminaliteit en tot maatschappelijke teloorgang. Verdacht levert hieraan een bijdrage en zou zich hiervan bewust moeten zijn. Daarnaast heeft verdachte een geldbedrag van in totaal € 164.350,- witgewassen. Door het witwassen van geld worden misdrijven gefaciliteerd. Deze gaan vaak gepaard met wapenbezit en leveren een dreiging op voor andere misdrijven met geweld, zoals ripdeals. Daarnaast wordt het reguliere financiële systeem ondermijnd.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf ook gekeken naar de afspraken over straffen die de rechtbank en gerechtshoven hebben gemaakt (Oriëntatiepunten LOVS). Bij het verstrekken van 5 tot 6 kilogram harddrugs is een gevangenisstraf van vierentwintig maanden het uitgangspunt en bij het bezit van 1 tot 1,5 kilogram een gevangenisstraf van vijf maanden. De rechtbank zal er nog rekening mee houden dat in dit dossier enkel het brutogewicht vermeld is. Voor witwassen gaat de rechtbank uit van de afspraken over straffen voor fraudedelicten. Bij een bedrag tussen € 125.000,- en € 250.000,- is een gevangenisstraf van negen tot twaalf maanden het uitgangspunt.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 20 februari 2023. Hieruit blijkt dat verdachte in de afgelopen vijf jaar niet door de strafrechter is veroordeeld.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd, onder meer omdat zij tot een andere bewezenverklaring komt.
Alles afwegende vindt de rechtbank voor deze feiten een gevangenisstraf van achtendertig maanden passend en geboden.

7.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
1: 6275749: 5.000 EURO
2: 6275748: 8.000 EURO
3: 6275757: 1.750 EURO
4: G6275936:1 STK Gereedschap, blauw, merk: Oma T10
5: G6275937: 1 STK Gereedschap, blauw
6: G6275752: 1 STK Horloge, Rolex
7: G6275756: 1 STK Horloge, Bulgari
8: G6275961: 1 STK Keukenmachine, wit, merk: Kenwood Blender
9: G6275953: 2 STK Opium, wit
10: G6275957: 1 STK Fust, wit
11: G6275963: 1 STK Gereedschap
12: G6275966: 2 STK Fust
13: G6275968: 1 STK Opium
14: G6275759: 1 STK Telefoontoestel, zwart, merk: Google Pixel
15: G6275761: 1 STK Lsd
16: G6275835: 2 STK Cocaïne
17: G6275829: 1 STK Telefoontoestel, Apple Iphone
18: G6275833: 1 STK Telefoontoestel, zwart, merk: Google Pixel
19: G6297247: 3 STK Bestekcassette
20: G6297249: 1 STK Poeder, Bruin
21: G6297255: 1 STK Weegschaal
7.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft verbeurdverklaring gevorderd van nummers 4, 5, 6, 7, 8, 10, 11, 12, 19 en 21 en onttrekking aan het verkeer van 9, 13, 14, 15, 16, 18 en 20. Nummers 1, 2, 3 en 17 mogen aan de rechthebbenden worden teruggegeven.
7.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft verzocht om het geld en de horloges in het linker nachtkastje aan verdachte terug te geven en het horloge en het geld in het rechter nachtkastje aan mevrouw [medeverdachte 2] . De overige zaken kunnen worden verbeurd verklaard of aan het verkeer worden onttrokken.
7.3.
Oordeel rechtbank
Nu met betrekking tot de voorwerpen 9, 13, 16 en 20 het onder 1 bewezen geachte is begaan en zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, worden deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer.
De rechtbank kan niet vaststellen dat er een relatie bestaat tussen voorwerpen 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 10, 11, 12, 14, 17, 18, 19 en 21 en de bewezen geachte feiten. Deze voorwerpen moeten dan ook worden teruggegeven aan de rechthebbenden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36b, 36c, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 13a van de Opiumwet.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod en opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
Feit 2:
Witwassen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
38 (achtendertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
9: G6275953: 2 STK Opium, wit
13: G6275968: 1 STK Opium
16: G6275835: 2 STK Cocaïne
20: G6297249: 1 STK Poeder, Bruin
Gelast de teruggave aan [verdachte] van:
2: 6275748: 8.000 EURO
3: 6275757: 1.750 EURO
4: G6275936: 1 STK Gereedschap, blauw, merk: Oma T10
5: G6275937: 1 STK Gereedschap, blauw
6: G6275752: 1 STK Horloge, Rolex
7: G6275756: 1 STK Horloge, Bulgari
8: G6275961: 1 STK Keukenmachine, wit, merk: Kenwood Blender
10: G6275957: 1 STK Fust, wit
11: G6275963: 1 STK Gereedschap
12: G6275966: 2 STK Fust
14: G6275759: 1 STK Telefoontoestel, zwart, merk: Google Pixel
15: G6275761: 1 STK Lsd
17: G6275829: 1 STK Telefoontoestel, Apple Iphone
18: G6275833: 1 STK Telefoontoestel, zwart, merk: Google Pixel
19: G6297247: 3 STK Bestekcassette
21: G6297255: 1 STK Weegschaal
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
1: 6275749: 5.000 EURO
Dit vonnis is gewezen door
mr. N.J. Koene, voorzitter,
mrs. M.M.L.A.T. Doll en A. Briejer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.W.M. Steenbakkers, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 april 2023.
[...]

[...]

[...]

[...]

[...]

[...]

[...]

[...]

[...]