ECLI:NL:RBAMS:2023:268

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 januari 2023
Publicatiedatum
25 januari 2023
Zaaknummer
13/659046-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van feitelijke leidinggeven aan dood door schuld in zwembadincident

Op 25 januari 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een locatiemanager van het Bijlmer Sportcentrum, die werd beschuldigd van feitelijke leidinggeven aan dood door schuld. De zaak betreft het overlijden van een man, [slachtoffer], die op 25 november 2018 in het 25-meterbad van het sportcentrum in een bewusteloze toestand werd aangetroffen en later overleed in het ziekenhuis. De officier van justitie stelde dat de locatiemanager tekort was geschoten in haar verantwoordelijkheden, wat heeft geleid tot de fatale situatie. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat niet kon worden vastgesteld dat de locatiemanager feitelijke leiding heeft gegeven aan de tekortkomingen die hebben geleid tot het overlijden van [slachtoffer]. De rechtbank verklaarde de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vorderingen tot schadevergoeding, omdat de verdachte van het tenlastegelegde werd vrijgesproken. De rechtbank concludeerde dat de locatiemanager niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor de feitelijke gang van zaken in de badinrichting, die onder de verantwoordelijkheid viel van het Hoofd Zwembad. De rechtbank sprak de locatiemanager vrij van alle beschuldigingen en verklaarde de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/659046-19
Datum uitspraak: 25 januari 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1977 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] , [woonplaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 14 en 15 december 2022. De rechtbank heeft de zaak tegen verdachte gelijktijdig maar niet gevoegd behandeld met de zaken tegen medeverdachten [medeverdachte 1] (13/650568-18) en [medeverdachte 2] (13/65904519).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. G. Dankers, en van wat verdachte en haar raadsman, mr. M.L. van Gaalen, naar voren hebben gebracht.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van dat wat door of namens de benadeelde partijen/nabestaanden [nabestaande 1] , [nabestaande 2] en [nabestaande 3] , bijgestaan door mr. R.A. Korver, naar voren is gebracht.
Het onderzoek is gesloten op 11 januari 2023, waarna op 25 januari 2023 uitspraak is gedaan in de zaak van verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] .

2.Inleiding

[medeverdachte 1] (hierna ook: [medeverdachte 1] ) beheert het Bijlmer Sportcentrum, met onder meer een fitnescentrum en een aantal zwembaden (hierna: de badinrichting). Verdachte is de locatiemanager van het Bijlmer Sportcentrum.
Op zondag 25 november 2018 is [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) naar de badinrichting van [medeverdachte 1] gekomen. Hij had een brief van de gemeente Amsterdam bij zich, behorend bij een zwemprogramma voor vluchtelingen (hierna ook: het vluchtelingen zwemprogramma). De receptioniste, medeverdachte [medeverdachte 2] , heeft [slachtoffer] toegang verleend tot de badinrichting.
[slachtoffer] wordt die dag in een bewusteloze toestand uit het 25-meterbad gehaald, waarna hij overlijdt in het ziekenhuis.

3.Beschuldiging

De officier van justitie verwijt [medeverdachte 1] dat zij schuld heeft aan het overlijden van [slachtoffer] . Verdachte heeft daaraan feitelijke leiding gegeven.
Verkort weergegeven is het verwijt dat [medeverdachte 1] , in of omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot en met 25 november 2018 te Amsterdam, al dan niet samen met anderen, zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of nalatig heeft gehandeld door geen, althans onvoldoende, toezicht te houden op het (veilig gebruik maken van het) zwembad en/of de daar werkzame medewerkers en/of de aan haar zorg en/of toezicht toevertrouwde [slachtoffer] .
Dit verwijt aan [medeverdachte 1] is – vereenvoudigd weergegeven – geconcretiseerd in de volgende deelverwijten:
het Toezichtplan van verdachte was onvoldoende bekend bij het personeel,
in de badinrichting waren onvoldoende gekwalificeerde toezichthouders aanwezig,
het aanwezige personeel was onvoldoende geïnstrueerd over volwassenen die onvoldoende zwemvaardig zijn en over het vluchtelingen zwemprogramma,
het Toezichtplan was niet of onvoldoende aangepast met betrekking tot volwassenen die onvoldoende zwemvaardig waren,
de huisregels waren niet in een andere taal dan het Nederlands aanwezig,
de portofoons en de lamellen werkten niet en een verplichte drijflijn ontbrak,
voor de gebreken onder f was geen alternatieve werkwijze gekomen.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in de bijlage van dit vonnis. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd. De rechtbank leest de beschuldiging verbeterd in die zin dat met ‘ [medeverdachte 1] .’ wordt bedoeld ‘ [medeverdachte 1] .’ Gelet op het uittreksel uit de Kamer van Koophandel betreft dit een kennelijke verschrijving. Verdachte wordt door de verbeterde lezing niet in haar belangen geschaad.

4.Ontvankelijkheid van de officier van justitie

4.1.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie bepleit. De beginselen van een goede procesorde – meer specifiek het gelijkheidsbeginsel, het verbod van willekeur en het beginsel van een redelijke en billijke belangenafweging – zijn geschonden, omdat de gemeente Amsterdam niet is vervolgd en de zaak van [naam hoofd zwembad] , Hoofd Zwembad, is geseponeerd.
De gemeente Amsterdam is meerdere zorgplichten niet nagekomen, waardoor het aan haar schuld te wijten is dat [slachtoffer] is overleden. De – enkel in de Nederlandse taal verstrekte – brief inzake het vluchtelingen zwemprogramma bevatte een uitnodiging voor het vluchtelingen zwemprogramma voor een zondag, terwijl alleen op zaterdag lessen plaatsvonden. Deze brief is door een medewerker van de gemeente verstuurd. Daarnaast waren het drenkelingendetectiesysteem en de zonwering (bestaande uit lamellen in de ramen) in de badinrichting defect, terwijl de reparatie van deze faciliteiten de verantwoordelijkheid is van de gemeente en de gemeente van deze defecten op de hoogte was, maar heeft nagelaten deze defecten te repareren. De dood van [slachtoffer] had voorkomen kunnen worden indien [slachtoffer] op de juiste datum naar de badinrichting was gekomen en het drenkelingendetectiesysteem zijn bewegingloze lichaam in het water had gedetecteerd.
Daarnaast wordt verdachte vervolgd voor feitelijke leidinggeven aan de handelingen die [medeverdachte 1] worden verweten, terwijl niet verdachte maar [naam hoofd zwembad] , Hoofd Zwembad, verantwoordelijk was voor de feitelijke gang van zaken in de badinrichting. Het Hoofd Zwembad coördineerde de zwemzaken en gaf leiding aan de medewerkers in de badinrichting. Zij moest ervoor zorgen dat de medewerkers in de badinrichting hun werkzaamheden uitvoerden in overeenstemming met de geldende procedures en richtlijnen en zij maakte het rooster van de toezichthouders bij de zwembaden. Daarentegen hield verdachte, de locatiemanager, zich slechts bezig met de commerciële exploitatie van het Bijlmer Sportcentrum.
4.2.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht zich ontvankelijk. De verwijtbare gedragingen van de gemeente Amsterdam waren niet aanmerkelijk onvoorzichtig. Ten aanzien van het drenkelingensysteem geldt dat er geen causaliteit tussen het defect daaraan en het overlijden van [slachtoffer] kan worden vastgesteld. De verwijtbare gedragingen van de gemeente Amsterdam kunnen daardoor, anders dan de verwijtbare gedragingen van [medeverdachte 1] , niet worden gekwalificeerd als dood door schuld. Daarom kan de gemeente geen strafrechtelijk verwijt worden gemaakt. Om die reden is de gemeente niet vervolgd.
Er zijn verschillende redenen geweest om het Hoofd Zwembad, [naam hoofd zwembad] , niet te vervolgen als feitelijke leidinggevende. [naam hoofd zwembad] was ten tijde van het incident pas korte tijd in dienst als Hoofd Zwembad van de badinrichting. Zodra zij ervan op de hoogte was dat de portofoons in de badinrichting gebreken vertoonden heeft zij actie ondernomen en hiervan melding gemaakt bij de locatiemanager, verdachte. Zij heeft het vluchtelingen zwemprogramma niet binnengehaald. [naam hoofd zwembad] heeft in ernst en aantal minder fouten gemaakt dan verdachte.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat in art 167, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) aan de officier van justitie de bevoegdheid is toegekend zelfstandig te beslissen of naar aanleiding van een ingesteld opsporingsonderzoek vervolging moet plaatsvinden. De beslissing van de officier van justitie om tot vervolging over te gaan leent zich slechts in zeer beperkte mate voor een inhoudelijke toetsing door de rechter. Alleen in uitzonderlijke gevallen bestaat voor de rechter ruimte om de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren in haar vervolgingsbeslissing, namelijk wanneer het instellen of voortzetten van de vervolging onverenigbaar is met beginselen van een goede procesorde. Hiervan is sprake als vervolging wordt ingesteld terwijl geen redelijk handelend lid van het Openbaar Ministerie heeft kunnen oordelen dat met de vervolging enig door strafrechtelijke handhaving beschermd belang gediend kan zijn of doordat gelijke gevallen ongelijk zijn behandeld zonder dat voor die ongelijke behandeling een objectieve rechtvaardigingsgrond bestaat.
De door de verdediging aangevoerde omstandigheden zijn, in het licht van de toelichting van de officier van justitie over haar afweging om verdachte te vervolgen, onvoldoende om de conclusie te trekken dat geen redelijk handelend lid van het openbaar ministerie, bij afweging van de betrokken belangen, tot vervolging van de verdachte had kunnen over gaan.
Gelet op de toelichting die de officier van justitie heeft gegeven kan evenmin worden vastgesteld dat de zaak tegen verdachte enerzijds en de (mogelijke) zaken tegen [naam hoofd zwembad] en de gemeente Amsterdam anderzijds, zodanig vergelijkbare gevallen betreffen dat het gelijkheidsbeginsel aan vervolging in de weg staat. Het verweer van de verdediging wordt daarom verworpen.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte.

5.Waardering van het bewijs

5.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat [medeverdachte 1] schuld heeft aan de dood van [slachtoffer] . Er is sprake van een aaneenschakeling van verwijtbare gedragingen. Alle deelverwijten – zie bij de beschuldiging onder a t/m g – kunnen worden bewezen. Er is sprake van zeer onvoorzichtig en nalatig handelen. Tussen de verwijtbare gedragingen van [medeverdachte 1] en het overlijden van [slachtoffer] bestaat een causaal verband.
Inzake het feitelijke leidinggeven heeft de officier van justitie - onder meer - aangevoerd dat uit het Toezichtplan volgt dat verdachte als manager van [medeverdachte 1] (operationeel) eindverantwoordelijke is voor de algemene bedrijfsleiding. Verdachte heeft actief het vluchtelingen zwemprogramma binnengehaald en heeft daarmee de groep volwassenen die niet kunnen zwemmen op zijn minst genomen aanzienlijk vergroot. Zij heeft nagelaten maatregelen te treffen op het gebied van veiligheid van deze doelgroep, terwijl zij als locatiemanager bevoegd en redelijkerwijs gehouden was dat wel te doen. Verdachte had invloed op alle aan [medeverdachte 1] verweten (strafbare) gedragingen, heeft nagelaten daarop te acteren en die onveilige situatie langdurig laten bestaan, terwijl zij de gevaren kende. Verdachte heeft daardoor zeer onvoorzichtig en nalatig gehandeld, waarmee feitelijke leidinggeven van dood door schuld kan worden bewezen.
5.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om verdachte van het tenlastegelegde vrij te spreken, omdat dood door schuld niet kan worden bewezen. De oorzaak van het overlijden van [slachtoffer] is niet komen vast te staan en op basis van de verklaringen van de weduwe, mevrouw [nabestaande 1] , kan niet worden geconcludeerd dat [slachtoffer] niet kon zwemmen. Een causaal verband tussen het overlijden van [slachtoffer] en zijn vermeende gebrek aan zwemvaardigheid ontbreekt. Daarnaast ontbreekt steeds een causaal verband tussen de vermeende verwijtbare tenlastegelegde gedragingen van [medeverdachte 1] en het overlijden van [slachtoffer] .
Subsidiair, indien het tenlastegelegde handelen door [medeverdachte 1] wordt gekwalificeerd als dood door schuld, kan niet worden bewezen dat verdachte hieraan feitelijke leiding heeft gegeven. [naam hoofd zwembad] was verantwoordelijk voor alles dat met de dagelijkse gang van zaken met betrekking tot het zwembad plaatsvond. Daarmee was zij verantwoordelijk voor de bekendheid van het personeel met de inhoud van het Toezichtplan, voor het opstellen van de werkroosters en dus ook voor de aanwezigheid van voldoende gekwalificeerd en/of gediplomeerd personeel en had zij het personeel moeten instrueren hoe om te gaan met onvoldoende zwemvaardige mensen of de deelnemers van het vluchtelingen zwemprogramma.
5.3.
Oordeel van de rechtbank
5.3.1.
Relevante feiten en omstandigheden
[slachtoffer] meldt zich op 25 november 2018 rond 13:05 uur bij de receptioniste van (de badinrichting van) het Bijlmer Sportcentrum, medeverdachte [medeverdachte 2] . Volgens [medeverdachte 2] zegt [slachtoffer] dat hij komt om te oefenen. [medeverdachte 2] ziet dat [slachtoffer] een brief voor deelname aan het vluchtelingen zwemprogramma bij zich heeft en vertelt [slachtoffer] dat er geen zwemlessen plaatsvinden op zondag, maar dat [slachtoffer] mag oefenen als hij een ticket betaalt voor toegang. [slachtoffer] betaalt voor toegang en begeeft zich vervolgens naar de ruimte met kleedhokken en kluisjes.
Op zondagen is in het Bijlmer Sportcentrum na 12:00 uur sprake van recreatiezwemmen, ook wel ‘vrij zwemmen’ genoemd.
De badinrichting heeft verschillende bassins, waaronder een bassin met een breedte van 15 meter en een lengte van 25 meter (hierna: het 25-meterbad). Het 25-meterbad is gedeeltelijk voorzien van een beweegbare bodem om de waterdiepte te kunnen aanpassen. Op 25 november 2018 is de beweegbare bodem van het 25-meterbad afgesteld op een maximale waterdiepte van 1.40 meter. Het overige (niet beweegbare) deel van het bad is niet verstelbaar. De maximale waterdiepte daar is 3.50 meter. Er ligt geen drijflijn ter hoogte van de overgang van het ondiepe gedeelte naar het diepe gedeelte in de breedterichting van het 25-meterbad. In de lengterichting van het 25-meterbad liggen twee drijflijnen, zodat twee banen zijn gecreëerd voor het banenzwemmen. Daarnaast is er een duikplank die ook in gebruik is.
Om ongeveer 13:15 uur loopt [slachtoffer] richting de douches. Voorbij de douches bevinden zich de bassins.
Korte tijd later haalt een van de toezichthouders [slachtoffer] – naar aanleiding van een melding van een oplettend meisje van negen jaar oud dat aan een toezichthouder had verteld dat zij iemand in het water had zien zweven – in een bewusteloze toestand uit het 25-meterbad, bij een waterdiepte van ongeveer 2.50 meter. Twee toezichthouders starten met reanimeren en het 112-alarmnummer wordt gebeld. Omstreeks 13:45 uur nemen de ter plaatse gekomen verbalisanten de reanimatie over met behulp van een AED. Vervolgens wordt [slachtoffer] overgebracht naar het ziekenhuis, waar hij later die dag overlijdt.
Ten tijde van de calamiteit waren [naam 1] en [naam 2] aanwezig bij het 25-meterbad. [naam 1] was werkzaam als toezichthouder en [naam 2] liep stage als toezichthouder. Zij hadden de opdracht toezicht te houden. Zij bevonden zich hoofdzakelijk aan de lange zijde van het 25-meterbad aan de kant van de recreatiebaden. Aan de overzijde, gezien vanuit die positie, is een grote raampartij gesitueerd. De ramen in die raampartij zijn voorzien van lamellen als zonwering (gemonteerd in de ruimte tussen het dubbele glas), maar dat systeem was (deels) defect.
[naam 1] en [naam 2] kregen van een toezichthouder die niet bij het 25-meterbad stond te horen dat er mogelijk een man onder water lag in het 25-meterbad. [naam 1] is het water in gesprongen om de man te zoeken en heeft [slachtoffer] na enige tijd uit het water gehaald. [naam 1] en [naam 2] hebben verklaard dat zij [slachtoffer] vanaf de kant niet konden zien. [slachtoffer] lag recht voor hen in het water, op een afstand van twee tot drie meter verwijderd van de positie waar zij zich bevonden.
[medeverdachte 1] heeft voor de functie van verdachte en voor de functie van het Hoofd Zwembad functieomschrijvingen. Deze zijn hieronder deels weergegeven.
Hoofd Zwembad

2.Doel van de functie

Het Hoofd Zwembad is verantwoordelijk voor de uitvoering, coördinatie en initiatie van de activiteiten in en om het zwembad, ten behoeve van een optimale bedrijfsvoering van het zwembad. Tevens voert het Hoofd Zwembad de rol van Floormanager uit.

3.Resultaatgebieden en belangrijkste kernactiviteiten

1. Coördinatie zwemzaken

Het coördineren van de zwemzaken, teneinde een juiste gang van zaken binnen het zwembad te waarborgen.

Belangrijkste activiteiten:
- Het nagaan of benodigde assortiment, middelen en materialen voor uitvoering van de werkzaamheden aanwezig zijn.

2. Leiding geven medewerkers zwembad

Het leiding geven aan de medewerkers binnen het zwembad, teneinde een juiste uitvoering van de werkzaamheden te waarborgen.

Belangrijkste activiteiten:
- Het verstrekken van opdrachten en instrueren over de wijze van aanpak.
- Het toezicht houden op de kwaliteit van de uitvoering van de werkzaamheden en op het juiste gebruik van de materialen;
- Het oplossen van problemen bij de uitvoering van de werkzaamheden.
- Het zorgdragen voor een optimale begeleiding van nieuwe medewerkers, leerlingen en/of stagiaires.

4. Procedures en richtlijnen

Het (laten) uitvoeren van de werkzaamheden conform de geldende procedures en richtlijnen op het gebied van veiligheid, hygiëne en kwaliteit, teneinde een optimale uitvoering hiervan te waarborgen.

Belangrijkste kernactiviteiten
- Het conform procedures uit laten voeren van de voorkomende werkzaamheden.
- Het ingrijpen bij onveilige situaties en daar waar nodig voorstellen doen tot verbetering van de geldende procedures en richtlijnen. (…)
Locatie Manager

2.Doel van de functie

De Locatie Manager beheert, geeft leiding en uitvoering aan alle activiteiten in de accommodatie(s) en geeft uitvoering aan het centraal geformuleerde [medeverdachte 1] beleid, teneinde een optimale bijdrage te leveren aan het rendement van de [medeverdachte 1] .

3.Resultaatgebieden en belangrijkste kernactiviteiten

1. Maximaliseren resultaat

Het maximaliseren van de financiële en commerciële prestaties van de accommodatie(s), teneinde een optimale bijdrage te leveren aan het rendement van de organisatie en langdurige klantrelaties tot stand te brengen respectievelijk te behouden.

Belangrijkste activiteiten:
- Het onderhouden van dagelijkse contacten met klanten en opdrachtgevers.
- Het uitvoering geven aan contractuele afspraken.
- Het mede volgen van ontwikkelingen en benutten van kansen in de markt.
- Het initiëren, ondernemen en stimuleren van commerciële acties.
- Het opvolging geven aan het centraal geformuleerde beleid.

2. Operationeel

Het zorgdragen voor een optimaal georganiseerde bedrijfsvoering binnen de bestaande overeenkomsten, teneinde een maximale bijdrage te leveren aan de doelstelling van de totale organisatie.

Belangrijkste kernactiviteiten
- Het zorgdragen voor een correcte (efficiënte en effectieve) personeelsplanning c.q. overige roosters rekening houdende met seizoensinvloeden.
- Het als een goed huisvader toezien op het onderhoud en gebruik van de accommodatie(s) en al het materiaal binnen de accommodatie(s) conform wet- en regelgeving.
- Het zorgdragen voor een juiste uitvoering van alle activiteiten conform het centrale kwaliteit, arbo, veiligheid en milieu beleid en het bepalen en behouden van alle benodigde certificaten zoals Veilig en Schoon, LERF, etc.

3. Human Resources

Het optimaal uitvoering geven aan het centraal geformuleerde HR beleid, teneinde een zo efficiënt mogelijke organisatie met een zo efficiënt en kwalitatief hoogwaardig mogelijke personeelsbezetting te realiseren.

Belangrijkste kernactiviteiten
- Het zorgdragen voor een juiste personeelsbezetting en – samenstelling, conform de centrale [medeverdachte 1] richtlijnen en begroting.
- Het zorgdragen voor adequate opleidingen en trainingen en loopbaanontwikkeling van medewerkers conform het [medeverdachte 1] beleid.
5.3.2.
Het vonnis in de zaak [medeverdachte 1] (13/650568-18)
In het vonnis tegen medeverdachte [medeverdachte 1] , uitgesproken op 25 januari 2023, heeft de rechtbank Amsterdam geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is komen vast te staan dat [slachtoffer] door verdrinking om het leven is gekomen.
Verder heeft de rechtbank in dat vonnis geoordeeld dat [medeverdachte 1] aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gehandeld doordat, sterk verkort weergegeven:
( a) toezichthouders van [medeverdachte 1] onvoldoende bekend waren met het Toezichtplan,
( b) er bij het 25-meterbad onvoldoende (adequaat) toezicht was,
( f) een verplichte drijflijn in het 25-meterbad ontbrak en
(f en g) [medeverdachte 1] geen alternatief heeft geboden voor het beperkte zicht als een gevolg van de defecte zonwering.
Tot slot heeft de rechtbank in dat vonnis geoordeeld dat er een causaal verband bestaat tussen het aanmerkelijk onvoorzichtige handelen zoals bewezen verklaard en het overlijden van [slachtoffer] . [medeverdachte 1] is vervolgens veroordeeld voor dood door schuld.
De rechtbank verwijst hier naar haar overwegingen in het vonnis tegen medeverdachte [medeverdachte 1] dat hier als herhaald en ingelast dient te worden beschouwd en die de rechtbank ook in dit vonnis tot de hare maakt. De verweren die door de verdediging in de zaak van verdachte zijn gevoerd worden weerlegd door de inhoud van het vonnis tegen medeverdachte [medeverdachte 1] .
5.3.3.
Oordeel
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank – met de verdediging – van oordeel dat verdachte van het tenlastegelegde moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Het Bijlmer Sportcentrum heeft een breed aanbod aan (sport)activiteiten en is daarmee een [medeverdachte 1] locatie die druk wordt bezocht. Om die reden kent het Bijlmer Sportcentrum niet alleen vanuit [medeverdachte 1] een locatiemanager, maar is er tevens iemand aangesteld die belast is met zwemzaken, het Hoofd Zwembad. De taken en verantwoordelijkheden van deze leidinggevenden zijn onderling verdeeld.
In de hierboven weergegeven functieomschrijvingen van de locatiemanager en het Hoofd Zwembad zijn de taken en verantwoordelijkheden die bij beide functies horen beschreven.
Verdachte, de locatiemanager, is op basis van haar functieomschrijving verantwoordelijk voor – onder meer – het maximeren van de financiële en commerciële prestaties van de accommodatie, door bijvoorbeeld het binnenhalen van commerciële activiteiten. Uit het dossier komt naar voren dat verdachte het vluchtelingen zwemprogramma bij [medeverdachte 1] heeft binnengehaald. Zij heeft met de gemeente Amsterdam afspraken gemaakt over de invulling van de zwemlessen op zaterdag.
[naam hoofd zwembad] , Hoofd Zwembad, is op basis van haar functieomschrijving verantwoordelijk voor de feitelijke gang van zaken in de badinrichting. Zij moet ervoor zorgen dat de toezichthouders hun werkzaamheden uitvoeren in overeenstemming met de geldende procedures en richtlijnen. Daarnaast moet zij voorstellen doen ter verbetering wanneer er sprake is van onveilige situaties. Uit het dossier komt naar voren dat de toezichthouders door [naam hoofd zwembad] werden ingedeeld in het rooster.
Gelet op deze functieomschrijvingen valt, zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet in te zien op grond waarvan met overtuiging kan worden geoordeeld dat verdachte als locatiemanager – en niet bijvoorbeeld het Hoofd Zwembad – feitelijke leiding heeft gegeven aan de deelverwijten die de rechtbank in het vonnis tegen [medeverdachte 1] bewezen heeft geacht, zoals hierboven onder overweging 5.3.2. weergegeven.
Het enkele feit dat verdachte in haar functie van locatiemanager het vluchtelingen zwemprogramma heeft binnengehaald en betrokken was bij afspraken daaromtrent is in ieder geval onvoldoende om haar als feitelijke leidinggever aan te merken.
De rechtbank acht daarom niet bewezen dat verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan de bewezenverklaarde strafbare gedragingen van [medeverdachte 1] .
Verdachte wordt van het tenlastegelegde vrijgesproken.

6.Vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen

6.1.
Vorderingen
De benadeelde partij [nabestaande 1] , de weduwe, vordert in totaal € 405.022,00 aan schadevergoeding, bestaande voor € 385.022,00 uit vergoeding van materiële schade en voor € 20.000,00 uit vergoeding van immateriële schade.
Namens benadeelde partij [nabestaande 2] , de zoon van het overleden slachtoffer, vordert [nabestaande 1] (zijn moeder/wettelijk vertegenwoordiger) in totaal € 50.924,00 aan schadevergoeding, bestaande voor € 30.924,00 uit vergoeding van materiële schade en voor € 20.000,00 uit vergoeding van immateriële schade.
Namens benadeelde partij [nabestaande 3] , de dochter van het overleden slachtoffer, vordert [nabestaande 1] (haar moeder/wettelijk vertegenwoordiger) in totaal € 66.561,00 aan schadevergoeding, bestaande voor € 46.561,00 uit vergoeding van materiële schade en voor € 20.000,00 uit vergoeding van immateriële schade.
De benadeelde partijen hebben gevorderd de schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente en aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
6.2.
Niet-ontvankelijk
De benadeelde partijen zullen in hun vorderingen niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat verdachte van het tenlastegelegde wordt vrijgesproken en aan haar dus geen straf of maatregel wordt opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht niet is toegepast.
De benadeelde partijen en de verdachte zullen ieder de eigen kosten dragen.

7.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissingen.
Verklaart het tenlastegelegde niet bewezen en
spreekt verdachtedaarvan
vrij.
Verklaart de
benadeelde partijen [nabestaande 1] , [nabestaande 2]en
[nabestaande 3] niet-ontvankelijkin hun vorderingen tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partijen en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.W. Pieters, voorzitter,
mrs. A.C.J. Klaver en M. Wiewel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.P.M. Smeets, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 januari 2023.